PDA

Bekijk de volledige versie : Nieuwe doelen beter dan eeuwig geklaag


Barst
2nd June 2013, 15:02
Speaker's Corner

Rutger Bregman


Het is onmiskenbaar: we zijn rijker, veiliger en gezonder dan ooit, bezweert historicus Rutger Bregman. Maar we zitten aan de grenzen van de vooruitgang, dus moeten we nieuwe doelen stellen. Beter dat dan dat eeuwige geklaag.


Ik behoor tot de eerste generatie in tweehonderd jaar tijd die het niet beter zal hebben dan haar ouders. Niet omdat we het slecht zullen hebben, integendeel, maar omdat we niet weten hoe het beter moet.

Kunnen we eigenlijk wel zonder de vooruitgang, de religie van dit seculiere tijdperk? Groei is de hoeksteen van het moderne denken. De gedachte dat er ooit een einde aan komt – bijvoorbeeld omdat we al rijk genoeg zijn, of omdat de aarde onleefbaar wordt – is voorlopig nog ketterij. Het lijkt wel alsof het kopen van spullen die we niet nodig hebben de definiërende activiteit van het moderne bestaan is geworden. Groei is de enige zingeving die we nog overhebben, maar wezenlijke vooruitgang kan het ons niet meer bieden. Al decennia is er geen verband meer tussen groei en welzijn.

Dit is dan ook het moment, meer dan ooit, om ons te bezinnen over de geschiedenis van de vooruitgang. Laten we beginnen met onze zegeningen te tellen, want die zijn niet gering. De huidige ‘crisis’ is slechts een zuchtje in een wervelwind van groei. Om te zien wat die ons gebracht heeft, volstaan wat bij elkaar gesprokkelde feiten:

Rijkdom. De meeste landen waren in het jaar 1800 even arm als in het jaar 180. Maar vandaag is het wereldwijde reële inkomen negen keer zo hoog als in 1800 en driemaal zo hoog als in 1955. Het percentage van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft, is gedaald tot onder de 20 procent; nog maar dertig jaar geleden was dat 52 procent. En wat is armoede? De Vlaamse armoedegrens zit rond de 1000 euro per maand, maar ligt ver boven het modale inkomen van 1955.

Gezondheid. Sinds 1800 is de wereldwijde levensverwachting verdubbeld. Na 1955 is alleen in Rusland, Swaziland en Zimbabwe de levensverwachting gedaald. Zelfs de Afrikanen krijgen er inmiddels ieder jaar een half jaar bij. Daar steken Belgen, die er ieder jaar twee maanden bij krijgen, nog schril bij af. Niet langer zijn cholera en pokken volksziektes nummer één en twee, maar wel obesitas en depressie. In de vorm van vergrijzing is onze gezondheid zelf ons grootste luxeprobleem geworden.

Veiligheid. In de hele wereldgeschiedenis is er bijna geen veiliger plekje te vinden dan de Lage Landen, aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Het moordcijfer lag in de middeleeuwen dertig keer hoger dan nu, en sinds 1946 is het jaarlijkse aantal oorlogsslachtoffers wereldwijd met maar liefst 90 procent afgenomen.

Overvloed. 870 miljoen mensen leden in 2012 nog chronisch honger, maar hun aantal neemt sneller af dan verwacht. Zelfs in ontwikkelingslanden wordt obesitas de nieuwe honger. Er sterven nu meer mensen aan de gevolgen van overvoeding dan aan ondervoeding. In de woorden van landbouwkundige Louise Fresco: ‘Veel mensen weten niet hoe bevoorrecht ze zijn dat ze de godganse dag kunnen eten.’

Iedereen die gelooft dat de wereld niet maakbaar is, zou de vorige alinea’s een paar keer hardop moeten voorlezen. Het is onmiskenbaar: we zijn rijker, veiliger en gezonder dan ooit.

Maar als we het zo goed hebben, waar komt ons onbehagen dan nog vandaan?

Ik denk dat het de vooruitgang zelf is. Vrijwel alle overgebleven problemen worden immers door de vooruitgang veroorzaakt. Dat we steeds dikker worden, komt door de overbevrediging van onze behoefte aan voedsel. De opwarming van de aarde wordt veroorzaakt door de overbevrediging van onze behoefte aan rommel. En als we gestresster zijn dan ooit, dan houdt dat direct verband met de toenemende werkdruk en keuzestress.

Toch kan niemand ontkennen dat het kapitalisme ons verder heeft gebracht dan wie ook, in 1800, had durven te vermoeden. Maar die klassieke motor van vooruitgang is opgebrand. In zijn eentje kan de koopman het leven niet langer beter maken. De tijd is dan ook aangebroken om nieuwe collectieve doelen te stellen.

‘Er is geen alternatief’ – Margaret Thatcher was nooit te moe om het te herhalen. Als mensen denken dat er geen alternatieven zijn, dan zijn die er ook niet. Dus moeten we weer beginnen met denken. Denken over hoe het beter kan: gigantische stappen in duurzaamheid, een forse verkorting van de werkweek en een grootschalige uitbouw van het onderwijs, waardoor er meer en vooral ook breder geleerd kan worden.

Ik pleit voor onderwijs dat niet alleen de economie, maar ook de menselijke geest verrijkt. Geen plofstudenten die na vier jaar een hyperflexibele arbeidsmarkt op worden gejaagd. Geen ondernemers die nog nooit van Aristoteles en Kant hebben gehoord. Geen bankiers zonder kennis van de moderne klimaatwetenschap, de vaderlandse geschiedenis en liefst nog een paar Russische romans. Onderwijs kortom, dat een fundamentele verbinding legt tussen kennis en idealen, nut en nutteloosheid. Bildung noemden ze het ooit.

Benjamin Franklin, de Amerikaanse Founding Father, dacht tweehonderd jaar geleden dat vier uur arbeid ooit genoeg moest zijn. De rest van de dag zou dan uit ‘leisure and pleasure’ bestaan. De aartsvader van het liberalisme, John Stuart Mill, droomde in 1848 van een uiteindelijk ‘stationaire toestand van bevolking en rijkdom’. Dat hoefde volgens Mill niet ‘te betekenen dat er in menselijk opzicht geen vooruitgang is’. Sterker nog: ‘Er zou zeker zoveel ruimte zijn om de kunst van het leven te verfijnen en een veel grotere kans dat deze verfijnd zal worden.’ In 1930 keek de econoom John Maynard Keynes vooruit naar een wereld waarin ‘we eens te meer waarde zullen hechten aan doel boven middel en aan het goede boven het nuttige’. Hij dacht dat de werkweek in 2030 nog maar 15 uur zou duren. Een van de grootste denkers van de twintigste eeuw, de Engelse filosoof Bertrand Russell, rekende net als Franklin op een werkdag van vier uur. Hij schreef: ‘Voorheen was er een gevoeligheid voor luchthartigheid en speelsheid, die de kop is ingedrukt door de cultus van efficiëntie.’

Franklin, Mill, Keynes en Russell droomden van een tijdperk waarin vrijwel iedereen rijk, veilig en gezond zou zijn. Dan zouden we werkelijk gaan genieten van het leven: van kunst, wetenschap, sport, koken en muziek. We zouden meer dan genoeg tijd hebben voor onze ouderen en kinderen, voor de buurt en de vereniging. We zouden werken om ons te vervullen en te verwonderen, niet meer uit angst voor de concurrentie, of in gespannen afwachting van het einde van de maand.

Zonder enige twijfel zouden Franklin, Mill, Keynes en Russell nu zeggen: jullie zijn het, de eerste generatie die klaar is voor dat tijdperk.

Let wel: de meeste landen hebben het evangelie van groei nog hard nodig. Zij smachten naar de zegeningen van vrijhandel, die nu nog worden geblokkeerd door de landbouwlobby die ook wel Europese Unie wordt genoemd. En ook de vruchten van ons nieuwe vooruitgangsgeloof kunnen de achterblijvers goed gebruiken. Daarin wordt het surplus dat we nu gebruiken om troep aan te schaffen ingezet om internationale gelijkheid en rechtvaardigheid te bevorderen. Want de cijfers zijn nog altijd ontstellend: 10 procent van de wereldbevolking verdient 58 procent van al het inkomen. Ze heeft 85 procent van alle rijkdom in handen.

En ja, de Vlaamse weekbladlezer hoort daar met gemak bij.

Als we nadenken over morgen slaan we nu nog het politieke receptenboek van vandaag open. Maar het oude menu biedt slechts harder werken (rechts), meer schulden (links) en meer koopkracht (iedereen). Of we er nu in geloven of niet, de grenzen van dat oude vooruitgangsgeloof zijn in zicht. Mill schreef 150 jaar geleden: ‘Ik hoop oprecht dat, ter wille van het nageslacht, de mensheid tevreden zal zijn met een stationaire toestand, lang voordat de noodzaak haar ertoe dwingt.’

Stuiten we niet op de grenzen van de aarde, dan stuiten we op de grenzen van onszelf – van ons vermogen zin te geven aan het leven. Het enige wat dan nog rest, is klagen over ons armzalige lot.


Knack, 10-04-2013 (Rutger Bregman)