PDA

Bekijk de volledige versie : Frank steekt zijn nek uit... de rest zijn kop in 't zand?


Barst
19th October 2004, 17:53
COMMENTAAR. Het probleem Frank


FRANK Vandenbroucke heeft een verregaande beslissing genomen. Eigenhandig en zonder overleg met de eigen partijtop schreef hij een vervolg op de Scharniernota die begin dit jaar in deze krant verscheen (DS 3 januari). Toen riep hij samen met Johan Vande Lanotte op tot meer doortastendheid in de aanpak van het vergrijzingsprobleem. Nu doet hij het alleen. Zijn hartenkreet maakt indruk. Maar door zijn solitaire aanpak maakt hij zichzelf wellicht definitief onmogelijk in het enge kransje van paarse toppolitici.


De begroting is niet structureel in evenwicht, poneert Vandenbroucke. Er wordt te weinig gedaan om overschotten op te bouwen. In de gezondheidszorg stevenen we zelfs op een ontsporing af. Het beleid, waarvoor hijzelf mee verantwoordelijk tekent, bevat te veel zoete en te weinig zure, structurele maatregelen. De overheid laat na de bevolking uit te leggen wat er op ons afkomt, wat nochtans nodig is om de mensen gerust te stellen. Het ontbreekt aan sterk politiek leiderschap. Dat zaait wantrouwen. Daarom moeten alle partijen die nu regeren samenwerken. Concreet: CD&V moet in de federale regering worden opgenomen, zodat de politiek eindelijk weer greep krijgt op de gebeurtenissen.

Dat is in een notendop de redenering van de Vlaamse minister voor Onderwijs en Werk. Zijn open brief, die vandaag in de kranten verschijnt, is een politieke bom. Zijn overtuiging zit blijkbaar zo diep dat hij zonder meer de paarse boodschap over de jongste beleidsverklaring aan diggelen slaat. Die boodschap was dat de ommekeer nu echt op komst is, met onder meer een batterij maatregelen die, als de sociale partners ermee instemmen, de participatiegraad zullen optillen, zonder aan verworven rechten te raken. Niemand hoeft bang te zijn, alles komt in orde, je zult wel zien.

Terwijl paars dus alles op alles zet om te voorkomen dat de bevolking een schrik pakt en, zoals in Duitsland en Nederland, de straat op trekt, kiest Vandenbroucke moederziel alleen het andere pad. Hij zegt: maak de mensen niets wijs. Geef ze het gevoel dat de juiste maatregelen worden genomen en ze zullen hun vertrouwen in de politiek herwinnen. Laat nog meer tijd verloren gaan en je veroordeelt jezelf tot een draconisch beleid à la Schröder en Balkenende. En dan heb je pas echt een probleem.

Deze Frank Vandenbroucke gedraagt zich als een metapoliticus, iemand die zichzelf boven het gewoel plaatst en waarschuwt waar anderen zwijgen. In meerderheidskringen, en met name bij de PS, zal dit worden geduid als het ultieme bewijs dat de man gekenmerkt wordt door een onvoorstelbare arrogantie. Iemand met wie niet te werken valt. Het probleem Frank.

In Vlaanderen en ook in zijn partij heeft Vandenbroucke steun voor de inhoud van zijn stellingname. Maar hij heeft beslist dat er nú duidelijkheid moet komen, wat ook de gevolgen mogen zijn. Het is erop of eronder.

Hij plaatst zijn eigen partij, en haar voorzitter Steve Stevaert in de eerste plaats, voor een vreselijk dilemma. Hem bijtreden leidt tot zware moeilijkheden in de federale coalitie. Hem afvallen is gevonden vreten voor de oppositie. Daar valt mee te leven. Maar het betekent ook een klap voor de geroemde eensgezindheid aan de SP.A-top en het feitelijke einde van Vandenbrouckes tweede politieke carrière.


19/10/2004 Door Bart Sturtewagen

©Copyright De Standaard

Barst
19th October 2004, 17:58
Alleen collectief leiderschap kan redding brengen


Frank Vandenbroucke, de Vlaamse minister van Onderwijs en Werk, luidt de alarmbel. Dit land staat volgens hem voor drastische hervormingen waarvoor vertrouwen tussen de verschillende regeringen cruciaal is. De gebeurtenissen van de afgelopen weken hebben hem ervan overtuigd: ,,Een klassieke federale tripartite SP.A-VLD-CD&V is absoluut noodzakelijk. Ik zie geen andere uitweg.''


IN januari van dit jaar publiceerden Johan Vande Lanotte en ik een open brief (DS 3 januari). We schreven dat 2004 een scharnierjaar kon worden, waarin we beslissende keuzes zouden maken voor de toekomst. We gaven vier sporen aan: (1) het creëren van overschotten op de begroting; (2) de hervorming van onze arbeidsmarkt; (3) het afstemmen van de gezondheidszorg op een ouder wordende bevolking en de beheersing van de kosten daarvan; (4) de welvaartsvastheid van de wettelijke pensioenen en de ontwikkeling van aanvullende pensioenen. We stonden op dat moment voor sociale verkiezingen in de bedrijven, voor regionale verkiezingen, voor het opstarten van overleg over een nieuw interprofessioneel akkoord, en voor het begin van een voorzichtige economische herleving ,,De federale regering, de Gewest- en Gemeenschapsregeringen, de sociale partners kunnen vanaf juni samen aan een nieuwe lei beginnen. Het is een kans die kan gegrepen worden, maar ook verprutst,'' zo besloten we. Het woord ,,samen'' stond daar niet toevallig. Ik luid vandaag de alarmbel, omdat ik vrees dat we door gebrek aan samenhang het risico lopen deze kans te verprutsen.

Vooraleer ik inga op de uitdaging waar we voor staan, moet ik een persoonlijke vraag beantwoorden. Waarom ben ik in juni overgestapt van het federale naar het Vlaamse niveau? Wat dat geen vaandelvlucht? Ik heb die stap gezet op de uitdrukkelijke vraag van Steve Stevaert, maar ook met overtuiging. In de loop van het voorbije jaar was ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat ofwel Johan ofwel ikzelf naar de Vlaamse Regering zouden moeten gaan, om te zorgen voor een sterke samenhang tussen de Vlaamse ploeg en de federale ploeg. De overwinning van het Vlaams Blok en de noodzaak om een Vlaamse tripartite te vormen, hebben me in die overtuiging gesterkt. Ik heb wel geaarzeld wegens de noodzakelijke hervormingen op de arbeidsmarkt die ik aan het voorbereiden was, en het voorspelbare verwijt dat ik ging lopen voor Franstalige tegenstand (wat niet zo is, maar die beeldvorming valt moeilijk tegen te spreken). Maar ik ben met overtuiging overgestapt.


CLUBJE FLAMINGANTEN

Waar staan we vandaag? Om de toekomstige pensioenlast te kunnen betalen, moeten alle overheden samen een belangrijk overschot realiseren op de begrotingen, en dit overschot gedurende minstens twee regeerperiodes (acht jaar dus) aanhouden. De grote uitdaging, zo schreven Johan en ik in onze brief, bestaat erin om vanaf 2005 opnieuw een duurzaam structureel evenwicht te realiseren, en dan geleidelijk naar het in 2011 vereiste begrotingsoverschot te gaan. Als dat niet lukt, dan wordt het Zilverfonds een lege doos. Om voldoende garanties op het duurzaam karakter van het budgettaire evenwicht in te bouwen, pleitten we in onze open brief voor een budgettair meerjarenplan 2005-2007. Zijn we vandaag waar me moeten zijn? Het antwoord is genuanceerd. De Vlaamse en de federale regering hebben een reeks moeilijke beslissingen genomen - Johan heeft in de federale regering keihard gevochten voor de doelstelling 'evenwicht', Leterme en Van Mechelen hebben in de Vlaamse Regering achter elke beschikbare euro gejaagd - maar men mag niet zeggen dat nu al een duurzaam structureel evenwicht bereikt is.

Als men deze beide begrotingsoefeningen samen bekijkt, dan moet men toegeven dat het gewicht van duurzame maatregelen nog te beperkt is. Bij tegenvallers kunnen de begrotingscontroles 2005 weer in het teken staan van besparingen, en 2006 kan opnieuw budgettair moeilijk worden. In de Vlaamse regering is besloten dat een budgettair meerjarenplan neergelegd wordt bij de begrotingscontrole 2005 (de afspraken op dat punt in de federale regering ken ik niet).

Wat me in deze precaire context verontrust, is dat men niet tot overleg komt tussen de verschillende overheden over het begrotingsbeleid. We zullen er immers niet in slagen onze spaarpot voor de toekomst te vullen, als de verschillende overheden niet overeenkomen over de bijdrage die elkeen daaraan moet leveren. De Hoge Raad voor Financiën heeft voorgesteld de begrotingsnormen voor de gewesten en gemeenschappen strenger te maken. Het overleg daarover is stilgevallen vooraleer het goed begon, en langs Franstalige zijde heeft men intussen laten weten dat men de strengere normen niet haalbaar acht.

De federale regering probeert dit probleem nu op te lossen door een eenzijdige maatregel: de bijdragen verhogen die gewesten en gemeenschappen betalen op het vakantiegeld van hun personeel. Principieel vind ik die bijdrage op het vakantiegeld geen probleem. Er treedt wel een verschuiving op in de gevraagde inspanning: de strengere normen van de Hoge Raad vergen van de Vlaamse overheid tussen 2005 en 2010 een bijkomende inspanning van 86,8 miljoen euro, of, uitgedrukt als een gemiddelde inspanning per jaar, 14,5 miljoen euro, terwijl de andere gewesten en gemeenschappen volgens deze strengere normen samen een bijkomende inspanning moeten doen van 158,7 miljoen tussen 2005 en 2010, of, uitgedrukt als een gemiddelde inspanning per jaar, 26,5 miljoen euro. Dat de bijkomende inspanning van Vlaanderen relatief gesproken minder belangrijk is, heeft zijn objectieve redenen - de Hoge Raad is geen clubje flaminganten. De bijdrage op het vakantiegeld brengt (bekeken over de periode 2005-2010) een grotere inspanning mee dan wat de Hoge Raad voorstelde, zowel voor Vlaanderen als voor de andere regeringen. Hoe die inspanning verdeeld wordt tussen Vlaanderen en de andere regeringen is op dit ogenblik niet duidelijk.

Zoals gezegd, ik heb geen principieel probleem met deze bijdrage. Wel moet bekeken worden of er geen verschuiving gebeurt in de relatieve inspanning ten nadele van de Vlaamse Regering, want daar kan alleen maar veel zurigheid uit voortvloeien.


OVERLEG, AUB

Dat brengt me bij mijn belangrijkste punt: in de huidige context is het niet mogelijk om dergelijke maatregelen eenzijdig te beslissen binnen één regering. Hierover moet overleg gepleegd worden. Anders kan het vertrouwen, dat zo noodzakelijk zal zijn om samen een begrotingsstrategie uit te werken voor de komende jaren, niet groeien.

Inzake werkgelegenheid zitten we in ons land niet op het goede spoor, zo schreven Johan en ik in januari. Vandaag kan niemand twijfelen dat een ommekeer nodig is. Het beleid van de voorbije jaren, met vele kleine 'zoete' maatregelen, maar weinig structurele ingrepen en zelden een 'zure' maatregel - beleid waar ik vanaf 1999 mee verantwoordelijk voor ben - heeft niet gerendeerd. De kloof tussen België en het buitenland is nog groter geworden. Ook in Vlaanderen gaat het de verkeerde kant uit: in 2000 lag de Vlaamse werkzaamheidsgraad nog boven het Europese gemiddelde, in 2003 is de Vlaamse werkzaamheidsgraad niet alleen gedaald, maar ligt hij ook beneden het Europese gemiddelde. Het is niet aan mij om nu goede of slechte punten te geven aan de inhoud van het uitgebreide hoofdstuk 'werk' in de beleidsverklaring van de federale regering, waar Freya Van den Bossche zich met merkwaardig enthousiasme aangezet heeft. Wat me vooral bezighoudt, is dat hierover nu overleg moet gepleegd worden tussen de federale regering en de regeringen van gewesten en gemeenschappen, want heel wat maatregelen raken bevoegdheden van Gewesten en Gemeenschappen. Overleg tussen mijzelf en Freya is vanzelfsprekend geen probleem. Maar dat volstaat niet. Er is gestructureerd en intensief overleg nodig tussen regeringen, over kwesties die ook wel delicaat liggen.

Over het derde spoor, de noodzakelijke aanpassing van de gezondheidszorg, kan ik kort zijn. Van aanpassingen in de gezondheidszorg aan de prioriteiten van een vergrijzende samenleving is weinig sprake. Budgettair staan we voor een ontsporing. Die zal ongetwijfeld aangegrepen worden door de rechterzijde om te pleiten voor privatisering. Wie dat wil vermijden, moet nu ingrijpen.


TANKER OP KOERS

Johan en ik besloten onze open brief als volgt: ,,De welvaartsstaat is zoals een tanker op de zee. Een supertanker van koers laten veranderen vergt een ingewikkeld manoeuvre. De hele bemanning overtuigen dat de koers moet wijzigen en het manoeuvre goed voorbereiden zijn twee voorwaarden om te slagen." Zijn we vandaag bezig met het overtuigen van de hele bemanning? Ik denk dat we dat nog onvoldoende doen. We willen de bevolking graag geruststellen, maar we leggen nog onvoldoende uit welke maatregelen we nemen en welke maatregelen nog nodig zijn opdat mensen echt gerust zouden kunnen zijn. Bijgevolg lopen we het risico dat deze maatregelen niet, of slechts halfslachtig, genomen worden. Of dat de noodzaak van maatregelen slecht begrepen wordt. Ik zal dus blijven stellen dat de vergrijzing, samen met de uitbreiding van Europa en de globalisering van de economie, dé centrale sociale uitdaging van de toekomst is. Dat daar nu veel aandacht en energie moet naar gaan, op alle bevoegdheidniveaus, en in samenspraak.

Efficiënte hervormingen moeten langs de wegen der geleidelijkheid lopen, en in overleg. Maar door sterk politiek leiderschap moet er wel voldoende druk uitgeoefend worden op alle betrokkenen. Ik pleit dus niet voor een aanpak à la Schröder, laat staan een aanpak à la Balkenende. Maar uit de ervaring van Schröder vallen wel lessen te trekken. Wie te lang wacht met ingrijpen, moet uiteindelijk zeer brutaal ingrijpen.

Ons land is ingewikkeld, en alles hangt met alles samen. De discussie over verdere stappen in de staatshervorming kan niet los gezien worden van de discussie over het sociaal-economische beleid. Verdere stappen in de staatshervorming moeten mijns inziens op de eerste plaats dienen om het sociaal-economische beleid doelmatiger te maken. Daaruit kan men maar één conclusie trekken: de partijen die rond de tafel zitten om het te hebben over de staatshervorming, moeten het met elkaar ook hebben over het sociaal-economische beleid dat ze wensen. Ze zullen het met elkaar ook moeten hebben over de budgettaire capaciteit waarover de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen volgens hen binnen enkele jaren moeten beschikken, want het is alléén maar op basis van duidelijkheid daarover dat men vervolgens de vraag kan stellen welke taken op welk niveau nog gedragen kunnen worden.


TRIPARTITE

Ik pleit dus resoluut voor een samenwerkingsmodel tussen de democratische politieke partijen die vandaag in de diverse regeringen zetelen, op basis van een gezamenlijke wil om sociaal-economische hervormingen door te voeren èn de staatsstructuren te verbeteren. De gebeurtenissen van de voorbije dagen en weken illustreren dat het noodzakelijke vertrouwen slechts tot stand kan komen indien een klassieke tripartite gevormd wordt op het federale vlak. Dit hoeft geen nederlaag te zijn voor de VLD, en ook geen overwinning voor CD&V. Misschien is het mogelijk om tot een samenwerkingsmodel te komen zonder de formele vorming van een tripartite; maar de dagdagelijkse praktijk zal dan toch aan dat model moeten beantwoorden. Ik zie op dit moment geen andere uitweg, en ik denk dat alle partijen zich daarover dringend moeten bezinnen. Wanneer partijen voortdurend met elkaar in de clinch gaan, dan is het niet mogelijk beslissingen te nemen, laat staan richting te geven aan de samenleving.

Ik ben het radicaal oneens met vele analyses die ik deze dagen lees over de ,,machteloosheid van de politiek''. Politiek is niet machteloos. Natuurlijk hebben we geen vat op concrete investeringsbeslissingen van multinationals. Maar we hebben héél veel vat op de ontwikkeling van onze arbeidsmarkt (het enorme verschil tussen bijvoorbeeld Denemarken en België, inzake werkgelegenheid voor allochtonen, jongeren en ouderen is louter toe te schrijven aan beslissingen genomen door politici en sociale organisaties). We hebben heel veel vat op de organisatie van onze gezondheidszorg. We hebben heel veel vat op de ontwikkeling van onze budgetten. Maar dan moet er wel politiek leiderschap zijn. Soms ligt politiek leiderschap duidelijk bij één partij en bij één figuur. Maar zoals de politieke kaarten in Vlaanderen nu liggen, is niemand de baas: niet het kartel CD&V/N-VA, niet VLD/Vivant, niet SP.A/Spirit.

Collectief leiderschap, dankzij samenwerking tussen verschillende sterke persoonlijkheden van verschillende partijen, is het enige wat ons kan behoeden voor sociaal, economisch en democratisch onheil. De personaliteiten zijn daar, in alle partijen. Het moment is ook daar.


Frank Vandenbroucke

(De auteur is de Vlaamse minister van Onderwijs en Werk.)

19/10/2004 Frank Vandenbroucke

©Copyright De Standaard