PDA

Bekijk de volledige versie : De zoete drug


Barst
4th April 2013, 17:44
De zoete drug


Overgewicht is stilaan het grootste gezondheidsgevaar van deze tijd. Maar waarom eten mensen zich zo dik? Steeds meer onderzoekers waarschuwen voor één boosdoener: suiker. Is dat genotsmiddel echt zo gevaarlijk als alcohol of nicotine?


In de cafetaria van de Education Building is de wereld nog in orde. Hier zijn de normale softdrinks, zoete cornflakes, monstermuffins en ‘klassieke sandwiches’ met telkens twee soorten worst en twee soorten kaas plus extra’s te koop. Maar daarnaast, voor auditorium 1222, spelen zich bizarre taferelen af: een massa volk verdringt zich rond tafels waaropgroenachtig verkleurd water met drijvende augurkschijfjes staat. Het enige alternatief: koude, cafeïnevrije, ongezoete rooibosthee. Verder zijn er nog kartonnen bekertjes met een groen slaatje, verrijkt met wortelraspsels, quinoa en een beetje fruit.

De gastheren van de medische faculteit van de University of California Davis in Sacramento hebben echt moeite gedaan om het hun gast culinair naar de zin te maken: Robert Lustig (55) is professor voor klinische psychiatrie aan de University of California in San Francisco, expert in hormonale storingen en overgewicht bij kinderen, en sinds korte tijd een YouTube-beroemdheid tegen wil en dank.

Op 26 mei 2009 hield de professor in het kader van een lezingenreeks aan zijn universiteit een voordracht met als titel: ‘Suiker: de bittere waarheid.’ Dat hij daarbij gefilmd werd, merkte hij niet: van YouTube had hij nog nooit gehoord. Maar de video die de universiteit twee maanden later op het internetportaal plaatste, ging viraal: meer dan 2,5 miljoen keren werd Lustigs lezing over de finesses van de menselijke suikerstofwisseling al bekeken.

Ook in het echte leven is Lustig een gevraagde spreker. Tussen klinisch onderzoek en dienst in het ziekenhuis holt hij van voordracht naar voordracht, treedt hij op in universiteiten, in bejaardentehuizen en op de televisie, om zijn ‘bittere waarheid’ te verkondigen – de waarheid namelijk, dat suiker een gif is, een drug, die zoals alcohol de lever schaadt en de stofwisseling uit evenwicht brengt. En dat het niet door pakweg plotselinge vraatzucht en traagheid komt dat de mensheid sinds zowat drie decennia in een beangstigend tempo dik en ziek wordt, maar door de stof C12H 22O 11: suiker.

In vijftig jaar tijd is de suikerconsumptie wereldwijd verdrievoudigd, tot momenteel 165 miljoen ton per jaar (zie grafiek: suikerverbruik). In de ontwikkelingslanden en opkomende landen stimuleert de toenemende welstand sterk het verbruik van suiker. En dat gaat samen met de verspreiding van westerse beschavingsziekten als zwaarlijvigheid, diabetes en cardiovasculaire storingen.

Maar haast niemand is zo zoetbelust als het dikste volk ter wereld: de Amerikanen. Zij brengen het tot een waarde van 58 kilo suiker per hoofd per jaar. De alomtegenwoordigheid van suiker maakt het leven van heel veel mensen moeilijk, beweert Lustig. Het is een verontrustende boodschap die de Amerikaanse medicus verkondigt. Zijn landgenoten – zeker twee derde onder hen te dik, een derde daarvan ziekelijk zwaarlijvig – luisteren. Lustig houdt tot drie lezingen per dag.

Nu dus Sacramento. Toehoorders verdringen zich achter de laatste stoelenrij in de zaal. Lustig betreedt het podium, een middelgrote man met zilvergrijs golvend haar, een rozig gezicht en het voorhoofd van een denker. Zijn hemd spant een beetje over zijn buik.

In het jaar 2001, zo begint hij, telde Amerika 6 miljoen zwaarlijvige kinderen. ‘Welnu, met de hele media-aandacht, de voorlichtingscampagnes en Michelle Obama’s moestuin, zitten we nu aan 20 miljoen.’ Heel wat toehoorders grinniken, andere kijken verbaasd, de meesten knabbelen stil aan hun slaatje. Lustig verheft zijn stem. ‘De oppervlakkige verklaring,’ roept hij, ‘de verklaring van onze regering luidt: vraatzucht en luiheid. We zijn een hoop vraatzuchtige luiaards, we eten te veel, we doen te weinig aan sport. Weten jullie wat? Ik heb een probleem met die verklaring!’

Wat je ook vindt van de stellingen van professor Lustig, één ding staat vast: de vraag waarom de mensen almaar dikker worden beantwoorden, is verrassend moeilijk. Decennialang al prediken voedingsexperts en volksgezondheidspolitici: ‘Minder calorieën, meer beweging!’ Maar al die voorlichtingscampagnes en aansporingen hebben bitter weinig opgeleverd.

Professor Lustig en zijn medestanders hebben het debat nu een nieuwe wending gegeven. Ze denken dat ze de grote boosdoener te pakken hebben: één enkele stof, een genotsmiddel, roepen ze nu uit tot hoofdschuldige van de overgewichtscrisis. Suiker is, net zoals nicotine en alcohol, een verslavend middel waarvan de consumptie door de staat zou moeten worden bestreden.

De wetenschap heeft over suiker haar eindoordeel nog niet geveld, maar het loont de moeite om naar Lustigs argumenten te luisteren. Als hij immers gelijk zou hebben, zijn de gevolgen amper te overzien: supermarkten, fastfoodketens en softdrinkfabrikanten worden dan een soort drugdealers die hun profijt verhogen met de hulp van een verdovend middel en daarmee de volksgezondheid schade berokkenen. En hun klanten zijn dan de junkies, die smachten naar de volgende dosis suiker. De onderzoekers die de zoete drug de oorlog hebben verklaard zijn geen gekken, maar gerespecteerde wetenschapslui.


Helpt sport?

Wie te weinig beweegt, kweekt vet en wie wil vermageren, moet meer bewegen. Het is een waarheid als een koe, maar klopt het eigenlijk wel?

Heel wat studies tonen het nut van regelmatige beweging aan. En wie lichamelijk actief is, kan meestal prat gaan op een goed figuur. Veel wetenschappers zien daarom in fysieke training de sleutel tot de oplossing van de wereldwijde vervettingscrisis. En toch brachten Lustig en zijn medestanders feiten aan die de gangbare mening op de helling zetten.

Zo vond een onderzoeksteam rond antropoloog Herman Pontzer van het Hunter College in New York dat leden van het Hadza-volk, die vandaag nog zoals hun voorouders als jagers enverzamelaars in de Oost-Afrikaanse savanne leven, gemiddeld niet meer calorieën verbranden dan kantoorbedienden in de VS.

Uit een Amerikaanse langetermijnstudie, de Minnesota Heart Survey, bleek dat het aandeel ondervraagden die regelmatig sporten tussen 1980 en 2000 verhoogde van 47 tot 57 procent. En een onderzoek aan de Peninsula Medical School in Plymouth kwam tot de bevinding dat Britse kinderen vandaag evenveel bewegen als hun leeftijdsgenoten vijftig jaar geleden.

Het onderzoeksteam rond endocrinoloog Terry Wilkin, dat twaalf jaar lang een groep schoolkinderen observeerde, deed nog een verbluffende ontdekking: gebrek aan beweging zou nauwelijks een rol spelen bij het ontstaan van vetkussens – het zou minder een oorzaak dan wel een gevolg zijn van overgewicht.

Tot dat inzicht kwamen de onderzoekers door één keer per jaar de lichamelijke activiteit en het aandeel lichaamsvet van hun proefpersonen te meten. Daaruit bleek dat de mate van beweging geen merkbare invloed had op de hoeveelheid vet die de kinderen kweekten. Omgekeerd echter was een verhoogd vetaandeel een aanwijzing voor het feit dat ze in de jaren daarop te lui werden om veel te bewegen. Als kinderen te lui worden, zo interpreteerden de onderzoekers hun resultaten, dan is dat vooral te wijten aan de voeding in de eerste levensjaren en het voorbeeld van de ouder van hetzelfde geslacht.

Maar als sport kinderen kennelijk niet behoedt voor overgewicht, helpt sport dan ten minste om het weer kwijt te spelen? Wilkin en zijn medewerkers analyseerden een reeks sportprogramma’s die zwaarlijvige kinderen moeten helpen bij het afslanken. Daaruit bleek dat de kinderen in drie jaar gemiddeld 90 gram aan gewicht verloren. Slotsom van de onderzoekers: ‘Lichamelijke activiteit is niet de oplossing.’ Om overgewicht te bestrijden bij kinderen moet de nadruk liggen op voeding.

Natuurlijk ontkent niemand dat sport in velerlei opzichten een heilzame werking heeft op de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Wie regelmatig lichamelijk actief is, wordt minder vaak ziek en leeft vermoedelijk langer. Ook Robert Lustig, de antisuikerprediker, beveelt in zijn lezingen altijd sport aan. Maar als het erop aankomt om overtollige kilo’s kwijt te raken, heeft voeding kennelijk een grotere invloed.

Een mogelijke verklaring leveren de Harvard-onderzoekers Steven Gortmaker en Kendrin Sonneville: bij een studie over anderhalf jaar met 538 jongeren stelden ze vast dat degenen die tijdens deze periode meer sport begonnen te beoefenen dan tevoren, ook meer aten, en wel gemiddeld 100 calorieën meer dan ze door de extra beweging hadden verbrand.


‘Get big or get out’

De New Yorkse voedingsspecialiste Marion Nestle, een tengere 75-jarige met borstelig kroeshaar, is uit een conferentie van de WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, geglipt. Nu zit ze in kleermakerszit op het gazon voor het WHO-gebouw en nipt aan haar koffie, zonder suiker. ‘Deze organisatie hier’, ze maakt een hoofdbeweging in de richting van de WHO, ‘wilde al in 2003 een internationaal geldige aanbeveling geven om niet meer dan tien procent van de dagelijkse calorietoevoer door suiker te dekken.’

Suikerfederaties en softdrinkfabrikanten steigerden. ‘Hun lobby is zo machtig dat ze de politiek volledig kunnen blokkeren’, zegt Nestle. Uiteindelijk raadde de WHO slechts in vage termen aan om de consumptie van suiker ‘te beperken’.

Wie wil begrijpen waarom de mensheid zo dik is, moet naar Amerika kijken. ‘Wij exporteren tenslotte alles,’ zegt Nestle en lacht sarcastisch, ‘ook de overgewichtscrisis.’

Het verhaal dat ze dan vertelt, begint in de vroege jaren zeventig in Washington. Toenmalig president Richard Nixon vocht voor zijn herverkiezing, de vooruitzichten waren somber: in Vietnam sneuvelden Amerikaanse soldaten, en thuis stegen de prijzen van de voedingsmiddelen. Nixon besloot om dat laatste probleem aan te pakken. Om de steun van de landbouwlobby te verwerven, benoemde hij Earl Butz, boerenzoon met een goed netwerk en agro-expert uit Indiana, tot minister van Landbouw.

Butz toog aan het werk om de landbouw van de VS revolutionair te veranderen. Hij raadde de boeren aan om hun productie massaal op te drijven. ‘Get big or get out’ luidde zijn motto. Kleine boerderijen werden vervangen door industriële grootbedrijven. Hun managers moedigde hij in grote stijl aan om in te zetten op een goedkoop, veelzijdig gewas: mais.

Nixons plan klopte, de prijzen daalden. De levensmiddelenindustrie vond snel wegen om de maisbergen in alle mogelijke producten te gebruiken, van olie en ontbijtgranen tot gebak. Ze was vooral opgetogen over een Japanse uitvinding: fructose-glucosesiroop uit maiszetmeel (HFCS). Die is chemisch en qua smaak amper te onderscheiden van tafelsuiker uit suikerriet of suikerbieten, maar beduidend goedkoper. Toen Coca-Cola in 1984 besloot om in de VS over te schakelen van suiker op HFCS, waren ook de laatste sceptici van de branche overtuigd. Het land werd overspoeld door de goedkope suikersiroop.

Het tweede deel van het verhaal speelt zich af in Wall Street, New York. Tot in de jaren zeventig werden daar zogenaamde Blue Chipaandelen gekoesterd, die stabiele, langlopende winsten beloofden. ‘Maar in 1981 hield de ceo van General Electric een speech waarin hij zei dat investeerders maximale winsten op heel korte termijn verdienden’, vertelt Nestle, ‘en Wall Street begon ondernemingen te evalueren volgens de groei die ze in negentig dagen konden realiseren.’

De levensmiddelenindustrie kwam daardoor in een lastig parket: ‘Door de nieuwe agropolitiek waren er al dubbel zoveel calorieën beschikbaar als de Amerikanen nodig hadden’, zegt Nestle, ‘en nu moesten de concerns ook nog allemaal om de negentig dagen hun winsten aantonen.’

De uitweg: mensen ertoe aanzetten om meer te eten. ‘De porties zijn groter geworden’, zegt Nestle, ‘en we worden door de reclame aangemoedigd om voortdurend te eten en te snoepen.’

In enkele tientallen jaren is de levensmiddelenindustrie in de VS erin geslaagd om sociale normen te veranderen: ‘Ze hebben eten overal en altijd beschikbaar gemaakt’, aldus Nestle. ‘Vandaag geldt het als normaal om in je auto, op straat of aan je bureau te eten.’

Maar gewiekste verkoopstrategieën alleen kunnen niet verklaren waarom zo veel mensen bij het eten de zin voor maat verliezen. Het hangt er ook van af, wat ze eten. Bij appels, hoe aanlokkelijk ze ook worden aangeprezen, is er weinig kans op een aanval van vraatzucht. Bij gummibeertjes al meer.


Van muizen en mensen

Als getuigen ten laste roepen de suikertegenstanders hier de muizen van Anthony Sclafani op. Die reageren niet erg enthousiast op de zoete stof in zijn pure vorm, als wit poeder. Wordt suiker evenwel geroerd tot een waterige oplossing of een gel of, beter nog, aangeboden in de vorm van softdrinks, marshmallows of ontbijtgranen, dan kennen de proefdiertjes geen maat meer: ze vreten en zuipen zich dik. Hun normale voer laten ze linksliggen.

‘Ongeveer na een week stellen we een aanzienlijke gewichtstoename vast’, zegt Sclafani, professor psychologie aan het Brooklyn College in New York. Sinds het begin van de overgewichtscrisis onderzoekt de grijsharige geleerde met de volle baard en draadbril de suikerzucht van muizen en mensen en de gevolgen ervan. ‘Als de muizen zich dik hebben gevreten, worden ze apathisch, hun vel glanst vettig’, bericht Sclafani. ‘Bovendien gaan ze vaker aan diabetes en kanker lijden.’

Het liefst vreten Sclafani’s muizen een mengsel van suiker en vet; ook wat dat betreft lijken ze sterk op mensen. Opdat ze zich zouden overvreten en te zwaar worden, volstaat echter een van beide stoffen. Verklaart dat waarom ook lowfatproducten de menselijke vetepidemie niet konden afremmen?

Natuurlijk kunnen proeven met dieren niet zomaar op mensen worden toegepast. En toch: ‘Onze experimenten wijzen erop’, zegt Sclafani, ‘dat suiker een beslissende rol speelt bij het ontstaan van overgewicht.’

Maar waarom verliezen mens en muis zo makkelijk de controle zodra suiker een rol speelt? De onderzoeker heeft daar een verklaring voor:’ Suiker verwekt in de hersenen dezelfde activiteitspatronen als drugs met een verslavende werking.’ Verrassend vindt Sclafani dat niet: ‘De beloningssystemen in de hersenen hebben zich immers tijdens onze evolutie zo ontwikkeld, opdat we zouden eten, drinken en ons voortplanten’, aldus de psycholoog. ‘En niet om ons maanzaadjes te doen slikken of cocabladeren te doen kauwen.’

Daarbij komt een geniepige eigenschap van suiker: hij geeft zin in meer. Anders dan vetten, eiwitten of complexe koolhydraten, die in de darm eerst gesplitst of omgevormd moeten worden, komt suiker rechtstreeks in het bloed. Zo schiet de bloedsuikerspiegel in de hoogte en valt, gereguleerd door het hormoon insuline, ook snel weer terug – waarop de honger terugkeert. Wie suiker eet, is bijgevolg geneigd om meer te eten (zie grafiek: zoet verlangen). Zo te zien is het vanuit het oogpunt van de levensmiddelenfabrikanten alleen maar leep om de zoete stof in zo veel mogelijk producten te mengen.


Het insulineraadsel

De dag na zijn optreden in Sacramento zit Robert Lustig tussen vervaarlijk opgestapelde papierbergen in zijn kantoor in de Medical Sciences Building in San Francisco. Hij wil uitleggen waarom hij zo zeker is van zijn zaak.

Midden de jaren negentig, als neuro-endocrinoloog aan het St. Jude Children’s Research Hospital in Memphis, Tennessee, stond Lustig voor een medisch raadsel. ‘Daar zaten zeer zwaarlijvige kinderen, die een hersentumor hadden overleefd’, zegt hij. ‘Voorheen hadden ze een normaal gewicht gehad, daarna kwamen ze elk jaar 15 tot 25 kilo aan.’ De kinderen waren voortdurend hongerig en vermoeid, de ouders vertwijfeld. Hoe kon hij hen helpen?

Lustig achterhaalde dat bij deze kinderen de beschadiging van een bepaalde hersenregio, de hypothalamus, het verzadigingshormoon leptine buiten werking had gesteld. Hun lichaam reageerde als was het aan het verhongeren. De nervus vagus (tiende hersenzenuw), die de activiteit van heel wat interne organen regelt, stimuleerde een versterkte uitstorting van insuline. Dat deed dan weer de bloedsuikerspiegel dalen. Bij wijze van proef diende Lustig de kinderen een geneesmiddel toe, dat de uitstorting van insuline onderdrukte – en ziedaar: ze aten gemiddeld 700 calorieën minder per dag, verloren gewicht en vonden weer de kracht om te bewegen.

Zou het kunnen, zo vroeg Lustig zich af, dat het geneesmiddel ook zwaarlijvige mensen zonder hersenletsel helpt? ‘In vervolgstudies met zwaarlijvige volwassenen zagen we bij zowat twintig procent hetzelfde effect’, stelt hij. ‘Ze slankten af en bewogen zich weer meer dan voorheen.’

Nog meer belangstelling had Lustig voor patiënten bij wie het medicijn niet werkte. ‘Hun probleem was niet een verhoogde uitstorting van insuline, maar insulineresistentie.’

Inulineresistentie, de verminderde gevoeligheid van lichaamscellen voor het hormoon, leidt tot diabetes van het type 2, vaak het gevolg van zwaar overgewicht. Maar waardoor wordt ze veroorzaakt? Daar heeft de wetenschap het raden naar. Een reeks studies wijst er niettemin op dat een opeenhoping van vet in de lever een oorzaak is.

Op dit punt, zegt Lustig, begon hij zich te interesseren voor suiker, preciezer: voor fructose, vruchtensuiker. Anders dan glucose immers wordt fructose bijna uitsluitend afgebouwd in de lever, en als gevolg daarvan verzamelt er zich daar vet. ‘Insuline is de booswicht bij overgewicht,’ zegt Lustig, ‘maar suiker is zijn medeplichtige.’

Aan de Harvard Medical School in Boston volgt kankerspecialist Lewis Cantley ondertussen een soortgelijk spoor. ‘In de laatste jaren is gebleken dat er tussen overgewicht en bepaalde kankersoorten een verband bestaat’, zegt Cantley, ‘en we hebben aanwijzingen dat insuline daarbij een sleutelrol speelt.’ De frequentie van bepaalde carcinomen in de borst, in de darm, in de eierstokken en nieren ligt bij zwaarlijvige mensen zowat dertig procent hoger dan bij mensen met een normaal gewicht, aldus Cantley. Bij prostaat-, alvleesklier- en baarmoederkanker blijft het percentage weliswaar gelijk, maar is de prognose slechter.

De reden daarvoor, vermoedt Cantley, is een gestoorde suikerstofwisseling. ‘In veel weefsels hebben kankercellen in een vroeg stadium insulinereceptoren aan de oppervlakte’, legt de onderzoeker uit. ‘De insuline stimuleert de opname van glucose uit het bloed en meteen de groei van die cellen.’ Een hoge insulinespiegel, veroorzaakt door insulineresistentie en diabetes van het type 2, kan zo de groei van tumoren bevorderen.

‘Men beschermt zich het best tegen insulineresistentie door het vetgehalte in de lever laag te houden’, raadt de kankerspecialist aan. ‘Dat kan men doen, door zo weinig mogelijk suiker op te nemen.’

Cantley acht overgewicht, naast roken, de belangrijkste van alle oorzaken van kanker. Wereldwijd, zo schat hij, kan het aantal kankeraandoeningen met de helft worden verminderd, als de mensheid erin zou slagen om vat te krijgen op beide plagen.


Harde aanpak

De laatste jaren hebben de regeringen in vele landen de tabaksindustrie de wacht aangezegd, met harde middelen én aanzienlijk succes. Kelly Brownell is ervan overtuigd dat ook de levensmiddelenindustrie alleen met vergelijkbare wapens kan worden beteugeld: metbelastingen, verordeningen en verbodsbepalingen. Brownell, directeur van het Rudd Center for Food Policy & Obesity aan de Yale University, geldt als een van dé experts wat overgewichtproblemen betreft. Hij adviseert parlementsleden, gouverneurs en gezondheidsorganisaties. In 2006 zette het magazine Time hem op zijn lijst van de honderd meest invloedrijke mensen ter wereld.

Met voeding, zegt Brownell, is het niet anders dan met roken: door rokers te berispen en hen de fatale gevolgen van tabaksconsumptie voor te spiegelen, kun je er misschien een handvol toe bewegen om ermee op te houden. Dat er vandaag in de VS nog slechts half zoveel jongeren roken als tien jaar geleden, is in de eerste plaats te danken aan de hoge belasting op tabak en het rookverbod in openbare ruimten.

Brownell en zijn medewerkers aan het Rudd Center argumenteren dat suiker, zoals tabak, beantwoordt aan de criteria van een verslavend middel. ‘Niemand beweert dat het verslavingspotentieel van suiker even groot is als dat van heroïne of morfine,’ aldus Brownell, ‘maar het is toch groot genoeg om er veel mensen telkens weer naar te doen verlangen.’ De gevolgen van de suikerzucht zouden niet alleen wegen op de betrokkenen zelf, maar ook op het gezondheidssysteem en de belastingbetalers.

Brownell beveelt aan om reclame voor ongezonde levensmiddelen te beperken of helemaal te verbieden. Dat geldt in het bijzonder voor campagnes die zich rechtstreeks tot kinderen richten. Vooral softdrinks, een van de belangrijkste suikerbronnen, zou hij radicaal willen bestrijden. Op scholen zouden ze het best niet meer worden verkocht. Fastfoodketens zou het bovendien verboden kunnen worden om filialen te openen binnen een bepaalde straal van een school. Ook een speciale belasting, gekoppeld aan wettelijke minimumprijzen, vindt Brownell zinvol.

‘Als samenleving hebben we twee mogelijkheden’, zegt hij. ‘We kunnen enkele duizenden jaren wachten tot onze evolutie zich aanpast aan onze giftige omgeving. Of we kunnen de omgeving zo veranderen dat ze ons niet meer ziek maakt.’


Knack, 03-04-2013 (Samiha Shafy)