Barst
10th February 2013, 01:15
Tirankinderen: als ouders lakeien worden
‘Ik ben soms bang van mijn eigen kind’ Opvoeders krijgen steeds vaker ouders over de vloer die hun kroost niet meer de baas kunnen. Kinderen die geen nee kennen. ‘Verwennen is verwaarlozen. Er komen overspannen ouders en ongelukkige kinderen van.’ Hebt ú ze nog in de hand? Of voelt u zich soms ook als de hond die door de staart wordt gekwispeld?
‘Kinderen van nu houden van luxe. Ze hebben slechte manieren, verachten alle gezag, hebben geen respect en praten als ze zouden moeten werken. Jongeren spreken hun ouders tegen, kletsen in gezelschap, schrokken aan tafel, slaan hun benen over elkaar en tiranniseren hun ouders.’ (Socrates, bij monde van Plato, circa 2500 jaar geleden)
U staat aan de kassa bij Delhaize. Net voor sluitingstijd. Ook in de crèche stond uw peuter al met zijn jasje aan te wachten. U hebt een drukke dag achter de rug. De rij voor u wordt niet korter, het lontje van uw peuter daarentegen. Hij is op een frustrerende armlengte verwijderd van de knalrode bonbons die aan de kassa zijn uitgestald. U zegt ferm: ‘Nee’. Uw peuter vindt dit het uitgelezen moment om zijn vertolking van de Leeuwenkoning ten beste te geven. Hij gaat er net zolang mee door tot uw nee een ja wordt. De vrede die u zonet hebt afgekocht, wordt smakkend geconsumeerd in de kinderkoets die u voor zich uitduwt. Ze gaat mee tot aan de voordeur. Tot de volgende horde. Ja/nee een boterham. Ja/nee televisie. Ja/nee slapengaan. Ja/nee bij papa en mama in bed. De ene toegift is de moeder van de volgende vraag.
‘Mijn kind van 2 wil niet meer in de box, dus wacht ik met poetsen tot hij in zijn bedje ligt.’
Problematisch zijn niet de ja’s of nee’s an sich. Wel ja en toch nee, of nee en toch weer ja. En vooral: de mate waarin dat schipperen en toegeven zich verder zet doorheen de kindertijd. Kritisch wordt het als je als ouder het gevoel krijgt dat je kind de regie overneemt, de agenda (geen) en het dagritme (chaos) gaat bepalen: wanneer er wordt gegeten, hoe de vrije tijd wordt ingevuld. Kritisch wordt het, kortom, als je geleefd wordt door je kroost. En wanneer inspraak sluipend overgaat in dwingelandij.
‘Als je niets doet om verwennerij bij kleine kinderen tegen te gaan’, zegt Ann Mens, medewerkster van de Opvoedingswinkel in Turnhout, ‘krijg je ettertjes die geen rekening meer houden met anderen. Ze gaan altijd verder, in de hoop dat iemand grenzen zal stellen. Hoe langer dat uitblijft, hoe moeilijker het wordt.’
Mens ziet ze steeds vaker: radeloze ouders. Altijd gedaan om goed te doen, maar nu opgescheept met balorige kroost. ‘Maar verloren is er nooit iets’, benadrukt ze. En opgeven moet je het lieve grut zeker niet. ‘Vroeger werkte ik bij Bijzondere Jeugdzorg. Daar zetten we begeleidingen op rond verwende jongeren met wie geen land te bezeilen viel. Hier in de Opvoedingswinkel zie ik ouders met jongere kinderen. Dan zijn ze nog kneedbaar’.
‘Ik ben soms bang van mijn eigen kind.’
Ze horen het wel vaker bij de Opvoedingslijn. ‘Het komt zowel van ouders met peuters als van ouders met pubers’, zegt Ilse De Block, directeur van vzw De Keerkring, de organisatie achter de Opvoedingslijn.
‘Bijna dagelijks krijg ik ouders over de vloer met een hulpvraag die in se over begrenzing gaat’, zegt ook Chantal Cierken, Opvoedingswinkel Zoersel. Ze zag, zoals de meeste van haar collega’s, de vraag de jongste jaren pieken. ‘Ik hoor het in vele varianten: “Help, ik weet niet meer hoe ik mijn kind moet aanpakken. Het luistert totaal niet meer”. Begrenzen hoort bij de opvoeding. Je moet erkenning geven aan je kind voor de boosheid, het verdriet of de teleurstelling dat het voelt bij een gefrustreerd verlangen. Maar dat is iets heel anders dan alle wensen inwilligen. Het heeft geen zin te wachten tot ze 18 zijn om tot de conclusie te komen dat ze niet luisteren.’
De nuances leest u verderop in het stuk. Kijken we eerst even naar de worstcasescenario’s. Van een nooit gecorrigeerd willetje kunnen dictaten komen. Van willekeur een permanente staat van stress in het gezin. Psychische terreur tot en met slagen en verwondingen.
‘Blijven de ontsporingen uitzondering? Heel zeker’, zegt de Gentse pedagoog Pedro De Bruykere. ‘Is het een marginaal fenomeen? Nee. Ik schrok toen ik onlangs las dat in het Verenigd Koninkrijk zo’n 11 procent van de kinderen onhandelbaar wordt genoemd. Dat lijkt mij een overdrijving - vaak zit er achter dat soort onderzoeken een conservatieve agenda, maar het zegt wel iets.’
Het Verenigd Koninkrijk is niet voor niets het land van de asbo, die iets forsere variant van onze GAS-boetes. ‘Van kinderen met gedragsproblemen naar oudermishandeling is nog een hele stap, maar toch keek ik op van de cijfers in eigen land. Kind en Gezin had het in 2004 al over 3 à 5 procent van de gevallen van familiaal geweld. En als het gaat om oudermishandeling, is er onderraportering mee gemoeid. Het schaamtegevoel is groot.’ De meest recente cijfers, afkomstig van de koepel van CAW’s (Centra voor Algemeen Welzijn), maken gewag van oudermishandeling op een totaal van 7.478 gevallen van familiaal geweld in 2011.
‘Mijn zoon van 11 blijft maar doorgaan met zeuren om toch maar zijn zin te krijgen. Soms moeten er voorwerpen aan geloven.’
Vroeger werden ze koningskinderen genoemd, prinsjes en prinsesjes. ‘Je zag het vooral bij enige kinderen. Oogappels’, zegt de Franse klinische psycholoog Didier Pleux. ‘Het was iets van alle tijden. Koningskinderen erkenden overigens wel nog altijd het gezag van hun ouders.’ Verwende kinderen waren er altijd al. Geklaag van ouders daarover nog meer meer, zie Socrates hierboven. Maar in de jaren 90 zag Pleux een zorgwekkende verschuiving. Hij heeft het over een omkering van de gezagsrelatie: van dominante ouders naar dominante kinderen. Het begon hem te dagen dat verwennen niet per se een probleem van een teveel als wel van een tekort kan zijn. Hij schreef er een boek over: De l’enfant roi à l’enfant tyran (2002).
‘Vroeger kreeg je mensen op de sofa die maar niet vanonder een autoritaire ouder uitraakten’, zegt hij. ‘Maar steeds vaker komen mensen in de problemen door te “zwakke” ouders. Pathologieën waarbij geen sprake meer is van een tekort aan affectie of bevestiging, maar eerder het omgekeerde. Wie het van kindsbeen af gewend is dat de wereld aan zijn voeten ligt, struikelt later over de weerbarstige realiteit. Je groeit op en dan lukt het niet meer om je behoeften instant bevredigd te zien. Je wordt boos op de realiteit, kan niet om met gezag op het werk, hebt het lastig met relaties. Je worddt er op het eind doodongelukkig van.’
Pleux ontroduceerde tien jaar geleden de notie ‘frustratie-tolerantie’: vandaag nog altijd een klinkend begrip in opvoedkundige kringen. ‘Een kind dat nooit een nee heeft gekregen, of niet consequent, kweekt een lage tolerantie voor frustratie. Als er later in de “grote wereld” obstakels op zijn pad komen, zijn de onmacht en de boosheid navenant groot. Je krijgt kinderen die de werkelijkheid niet verdragen. Als het op school wat moeilijker wordt, kunnen ze er geen extra inspanning voor opbrengen. En jaren trainen om te voetballen lukt ook al niet, want ze zijn altijd gewend geweest direct te mogen scoren.’ Tip tussendoor: laat je kind niet altijd winnen met spelletjes. Vrij snel heeft het dat gesjoemel uit verkeerd begrepen ouderliefde door en verliest het zijn prikkels. Niet goed voor het zelfbeeld, het zet niet aan tot een inspanning.
Pleux schreef vorig jaar een vervolg op zijn boek: De l’adulte roi à l’adulte tyran. ‘Natuurlijk, want hoe langer het duurt voor je op grenzen botst en er leert mee om te gaan, hoe pregnanter het wordt. Het patroon zet zich door. Ziet de wereld jou niet graag, nooit graag genoeg? Dan blijf je stampvoeten. Ça donne des Depardieux.’
‘Alles heeft hij: een tv op de kamer, een Playstation. Hij krijgt voldoende zakgeld. Ik koop voor mezelf kleding in de solden, zodat hij merkkledij kan dragen. Dat vind ik zelf belangrijk, hij moet er toch bij horen. Toch is hij niet gelukkig. Op school gaat het helemaal niet goed. Elk rapport is het bang afwachten. We vrezen voor het eindresultaat. Moet hij zijn jaar overdoen? Thuis hangt jij maar wat rond in de zetel of luistert op zijn kamer naar loeiharde muziek. Ik moet de tv nog harder zetten om mijn programma te kunnen horen. Hij haalt zijn schouders op wanneer ik er iets van zeg en draait zich om.’
Bij onze noorderburen staat het debat over ‘de grenzeloze generatie’ de laatste tijd op scherp. Minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plaskerk (PvdA) deed onlangs een oproep voor een ‘fatsoensoffensief’. Ouders moesten hun kroost maar eens wat meer in het gareel houden, vond de PvdA’er. Buiten verkiezingstijd, en dus niet in een opbod met het christelijke CDA. De oproep van Plaskerk kwam er voor enkele, weliswaar in België residerende, rijkeluiskindjes in Eindhoven een jongen in de vernieling trapten. Altijd weer klinkt dan de vraag: wat bezielt plegers van zinloos geweld? Met verbanden leggen is het oppassen geblazen maar experts zien wel een patroon. Vaak komen dergelijke jongeren uit een nest waar de ouders of te afwezig of juist te omnipresent zijn. In elk geval: té. Het tweede soort wordt wel eens helikopterouders genoemd.
‘Of hyperouders’, zegt psycholoog Willem de Jong, auteur van Het verwende kindsyndroom (2011). ‘Het soort ouders dat altijd met de bezem voor het kind loopt, om elk obstakel weg te vegen. Zodat het kind niet de kans krijgt te doen wat het wel al zelf kan, om te leren uit frustratie. Het kind vraagt, de ouder draait. Kinderen vragen veel en het antwoord moet altijd direct ja zijn. Terwijl je ze beter kunt leren dat een weloverwogen antwoord ook eens langer dan een uur of zelfs een dag op zich kan laten wachten. Laat het dan een ja of een nee zijn.’ De Jong vermoedt dat in elke klas één tot twee kinderen te zelden een nee hoort. ‘Mijn raad: houd je handen als ouder wat meer op je rug, schiet niet altijd meteen toe, laat je kroost af en toe eens de eigen boontjes doppen. Verwennen is verwaarlozen. Er komen overspannen ouders en ongelukkige kinderen van.’
‘Verwennen een probleem van tekort?’, zegt Danny Delsemme, Opvoedingswinkel Malle. ‘Ik zou verder gaan: het is een vorm van kindermishandeling. Je onthoudt er je kind op den duur de handvaten mee voor later. Als prinsjes en prinsesjes in de wereld komen met de verwachting dat altijd en instant aan hun wensjes zal worden voldaan, lopen ze tegen de muur.’ ‘Conflictvermijdend gedrag geeft winst op korte termijn voor zowel de ouder als het kind’, zeggen ook Marc Janssens en Ruth Gysen, pedagogische consulenten van de Opvoedingswinkel in Genk. ‘Maar als het systematisch gebeurt, holt het de pedagogische gezagsrelatie uit. Kinderen worden zeker niet gelukkiger als ze altijd hun zin krijgen, integendeel. Als je als ouder niet af en toe een kleine dosis frustratie injecteert, kan je kind nooit de nodige antistoffen aanmaken.’
‘Je moet grenzen stellen, maar niet onverbiddelijk. Je moet luisteren en begrip opbrengen, maar heb ik ook nog het recht om nee te zeggen? Je moet vrijheid geven, maar ook niet te veel. Vind als ouder nog maar eens het evenwicht.’
Als prinsjes en prinsesjes van alle tijden zijn, waarom wordt het dan nu plots een probleem? En loopt het storm ‘voor elke informatieavond over straffen of belonen’? ‘Och, dit is al even onderweg’, zegt de Vlaamse klinische psychologe Marjolein Devriendt. ‘Je moet het in een historisch perspectief zien. Vóór de jaren 60 was het autoritair voor en achter: geen vrijheid, weinig keuze. Vervolgens ging de slinger de andere kant op. Nu zitten we ergens tussenin en raken ouders wel eens het noorden kwijt. Hoe geef je vrijheid en trek je toch grenzen?’
Trouw-journalist Iris Pronk, auteur van het pas verschenen boek Waarom ik geen strenge moeder ben (terwijl ik dat wel zou willen zijn), worstelde zich door tien jaargangen van het blad Ouders van nu uit de jaren 70. ‘Je ziet de geest in de editorialen verschuiven’, zegt ze. ‘Woorden als “autoriteit” of “gehoorzaamheid” werden politiek incorrect. Zelfs “opvoeden” moest op de schop, dat rook naar machtsuitoefening en onderdrukking: het moest “grootbrengen” zijn.’
‘Ja, we zijn met z’n allen toegeeflijker geworden. Ook ik. Ik acht van mezelf dat ik best een strenge moeder was. Tot mijn verbazing bleek ik bij een test toch van het bovengemiddeld toegeeflijke moedertype te zijn. Eerst vond ik dat erg, nu al iets minder. Ik pleit tegenwoordig voor een “streng light”. Nadruk op grenzen en regels, maar zonder de klok van de individuele ontplooiing terug te draaien. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de ouders “gehoorzaamheid” niet de belangrijkste eigenschap voor hun kroost vindt. We willen graag dat onze kinderen gelukkig zijn. In deze wereld betekent dat ook dat ze assertief moeten kunnen zijn, mondig, voor zichzelf moeten kunnen opkomen. Je wilt stevige kinderen eerder dan gehoorzame kinderen.’
‘Wat je in elk geval niet moet willen zijn, is een buddy-ouder’, zegt Willem de Jong. ‘Ik krijg jeuk als ik weer een mama hoor zeggen dat haar dochter haar “beste vriendin” is. Het zou goed zijn als opnieuw een beetje meer mentor-ouder werden in plaats van maatjes met onze kinderen.’
Hij:’Mijn ex-vrouw vindt dat ik te veel toegeef aan onze dochter. Van mij mag ze gerust pas gaan slapen wanneer ik naar bed ga. Ik zie ze al zo weinig.’
Zij: ‘Mijn zoon van 15 dreigt ermee naar zijn vader te gaan wanneer ik hem zijn goesting niet geef: meer zakgeld en ’s avonds nog naar zijn vrienden mogen. Wat moet ik doen? Ik wil er eigenlijk niet aan toegeven, maar ik wil hem ook niet kwijt.’
Streng light, het klinkt simpel als bonjour. Maar dat is het natuurlijk niet. Laat dat nu net het probleem zijn: de omgevingsfactoren waarbij een nee almaar moeilijker wordt, zijn de afgelopen jaren exponentieel toegenomen. Er zijn de 1001 verleidingen van de consumptiemaatschappij. U dacht toch niet dat die knalrode bonbons en Ice Age4 toevallig aan de kassa liggen? Er is het schuldgevoel van hardwerkende ouders, of de concurrentieslag tussen ex-partners. ‘Een cocktail’, noemt Didier Pleux het. ‘Een beproeving voor het ouderschap’.
‘Na een scheiding komen er meer opvoeders in het leven van een kind en dus ook meer en vaak tegenstrijdige opvoedingsprikkels’, zegt Danny Delsemme. ‘Bij co-ouderschap heeft de ene kant vaak niet meer voldoende zicht op het andere stuk leven van zoon- of dochterlief. Structuur glipt daardoor makkelijker weg.’ Of we compenseren voor onze professionele uithuizigheid. En omdat we het ons kunnen veroorloven, zoeken we het soms in de kortste weg naar ouderliefde: de portefeuille. ‘Maar je ziet het niet alleen bij tweeverdieners of de middenklasse’, zegt Delsemme. ‘Ouders met een lager inkomen zouden zich het eten uit de mond sparen om hun kinderen toch maar te gunnen wat ze op school en in de media zien.’
Er is tenslotte ook zoiets als opvoedingsdwang. ‘De lat ligt erg hoog’, zelf Chantal Cierkens. ‘Vroeger waren er per gezin meer kinderen, nu kies je bewuster voor één kind en je wilt het dan ook erg goed doen. Je wilt je kind niet teleurstellen en dat wordt je ook van alle kanten aangepraat. Het is niet altijd eenvoudig om “goed doen” niet te verwarren met “toegeven”.’
‘Onze dochter werd in de lagere school vaak gepest. Ze zit nu in het tweede middelbaar. Daar krijgt ze wel eens opmerkingen van leerkrachten over haar gedrag. Ze praat te veel. We zijn eindelijk blij dat ze vriendinnen heeft en bang dat opmerkingen haar weer zouden doen afglijden.’
Falen door goed te doen? Het is een van de vele paradoxen in een geaccidenteerde opvoeding. Een reden tot paniek is het niet, al wordt rechttrekken wat altijd krom is geweest, wel uiterst moeilijk als jongeren de kaap van de jongvolwassenheid hebben gerond. ‘We moeten ouders niet willen beschuldigen’, zegt Ilse De Block van vzw De Keerkring, initiatiefnemer van de Opvoedingslijn. ‘En we moeten vooral de kracht van een gezin niet onderschatten. Jonge gezinnen zijn best in staat om zichzelf bij te sturen. Dat leert de geschiedenis van de opvoeding ons namelijk ook: herstel komt vaak “vanzelf”.’
Voor de kaap van de jongvolwassenheid is zowat alles te verhelpen. Als we onhandelbaar gedrag ten minste beter leren lezen. ‘Vaak is grensoverschrijdend gedrag een averechtse roep’, zegt Danny Delsemme. ‘Het is lastig voor het kind om geen grenzen te kennen. Het gaat er dan zelf naar op zoek. Dat leidt tot gedrag dat wij opvoeders intolerant noemen. Terwijl het kind juist wil zeggen: geef mij grenzen. Kinderen willen opgevoed worden. Natuurlijk is het leuk om iets te krijgen, maar als het nieuwe speeltje de volgende dag alweer stuk is, is het plezier er snel van af. Dat voedt telkens nieuwe hebben-reacties. Maar de vraag van het kind blijft onderliggend dezelfde: zie mij, hoor mij.’
DSWeekblad, 09-02-2013 (Filip Rogiers)
‘Ik ben soms bang van mijn eigen kind’ Opvoeders krijgen steeds vaker ouders over de vloer die hun kroost niet meer de baas kunnen. Kinderen die geen nee kennen. ‘Verwennen is verwaarlozen. Er komen overspannen ouders en ongelukkige kinderen van.’ Hebt ú ze nog in de hand? Of voelt u zich soms ook als de hond die door de staart wordt gekwispeld?
‘Kinderen van nu houden van luxe. Ze hebben slechte manieren, verachten alle gezag, hebben geen respect en praten als ze zouden moeten werken. Jongeren spreken hun ouders tegen, kletsen in gezelschap, schrokken aan tafel, slaan hun benen over elkaar en tiranniseren hun ouders.’ (Socrates, bij monde van Plato, circa 2500 jaar geleden)
U staat aan de kassa bij Delhaize. Net voor sluitingstijd. Ook in de crèche stond uw peuter al met zijn jasje aan te wachten. U hebt een drukke dag achter de rug. De rij voor u wordt niet korter, het lontje van uw peuter daarentegen. Hij is op een frustrerende armlengte verwijderd van de knalrode bonbons die aan de kassa zijn uitgestald. U zegt ferm: ‘Nee’. Uw peuter vindt dit het uitgelezen moment om zijn vertolking van de Leeuwenkoning ten beste te geven. Hij gaat er net zolang mee door tot uw nee een ja wordt. De vrede die u zonet hebt afgekocht, wordt smakkend geconsumeerd in de kinderkoets die u voor zich uitduwt. Ze gaat mee tot aan de voordeur. Tot de volgende horde. Ja/nee een boterham. Ja/nee televisie. Ja/nee slapengaan. Ja/nee bij papa en mama in bed. De ene toegift is de moeder van de volgende vraag.
‘Mijn kind van 2 wil niet meer in de box, dus wacht ik met poetsen tot hij in zijn bedje ligt.’
Problematisch zijn niet de ja’s of nee’s an sich. Wel ja en toch nee, of nee en toch weer ja. En vooral: de mate waarin dat schipperen en toegeven zich verder zet doorheen de kindertijd. Kritisch wordt het als je als ouder het gevoel krijgt dat je kind de regie overneemt, de agenda (geen) en het dagritme (chaos) gaat bepalen: wanneer er wordt gegeten, hoe de vrije tijd wordt ingevuld. Kritisch wordt het, kortom, als je geleefd wordt door je kroost. En wanneer inspraak sluipend overgaat in dwingelandij.
‘Als je niets doet om verwennerij bij kleine kinderen tegen te gaan’, zegt Ann Mens, medewerkster van de Opvoedingswinkel in Turnhout, ‘krijg je ettertjes die geen rekening meer houden met anderen. Ze gaan altijd verder, in de hoop dat iemand grenzen zal stellen. Hoe langer dat uitblijft, hoe moeilijker het wordt.’
Mens ziet ze steeds vaker: radeloze ouders. Altijd gedaan om goed te doen, maar nu opgescheept met balorige kroost. ‘Maar verloren is er nooit iets’, benadrukt ze. En opgeven moet je het lieve grut zeker niet. ‘Vroeger werkte ik bij Bijzondere Jeugdzorg. Daar zetten we begeleidingen op rond verwende jongeren met wie geen land te bezeilen viel. Hier in de Opvoedingswinkel zie ik ouders met jongere kinderen. Dan zijn ze nog kneedbaar’.
‘Ik ben soms bang van mijn eigen kind.’
Ze horen het wel vaker bij de Opvoedingslijn. ‘Het komt zowel van ouders met peuters als van ouders met pubers’, zegt Ilse De Block, directeur van vzw De Keerkring, de organisatie achter de Opvoedingslijn.
‘Bijna dagelijks krijg ik ouders over de vloer met een hulpvraag die in se over begrenzing gaat’, zegt ook Chantal Cierken, Opvoedingswinkel Zoersel. Ze zag, zoals de meeste van haar collega’s, de vraag de jongste jaren pieken. ‘Ik hoor het in vele varianten: “Help, ik weet niet meer hoe ik mijn kind moet aanpakken. Het luistert totaal niet meer”. Begrenzen hoort bij de opvoeding. Je moet erkenning geven aan je kind voor de boosheid, het verdriet of de teleurstelling dat het voelt bij een gefrustreerd verlangen. Maar dat is iets heel anders dan alle wensen inwilligen. Het heeft geen zin te wachten tot ze 18 zijn om tot de conclusie te komen dat ze niet luisteren.’
De nuances leest u verderop in het stuk. Kijken we eerst even naar de worstcasescenario’s. Van een nooit gecorrigeerd willetje kunnen dictaten komen. Van willekeur een permanente staat van stress in het gezin. Psychische terreur tot en met slagen en verwondingen.
‘Blijven de ontsporingen uitzondering? Heel zeker’, zegt de Gentse pedagoog Pedro De Bruykere. ‘Is het een marginaal fenomeen? Nee. Ik schrok toen ik onlangs las dat in het Verenigd Koninkrijk zo’n 11 procent van de kinderen onhandelbaar wordt genoemd. Dat lijkt mij een overdrijving - vaak zit er achter dat soort onderzoeken een conservatieve agenda, maar het zegt wel iets.’
Het Verenigd Koninkrijk is niet voor niets het land van de asbo, die iets forsere variant van onze GAS-boetes. ‘Van kinderen met gedragsproblemen naar oudermishandeling is nog een hele stap, maar toch keek ik op van de cijfers in eigen land. Kind en Gezin had het in 2004 al over 3 à 5 procent van de gevallen van familiaal geweld. En als het gaat om oudermishandeling, is er onderraportering mee gemoeid. Het schaamtegevoel is groot.’ De meest recente cijfers, afkomstig van de koepel van CAW’s (Centra voor Algemeen Welzijn), maken gewag van oudermishandeling op een totaal van 7.478 gevallen van familiaal geweld in 2011.
‘Mijn zoon van 11 blijft maar doorgaan met zeuren om toch maar zijn zin te krijgen. Soms moeten er voorwerpen aan geloven.’
Vroeger werden ze koningskinderen genoemd, prinsjes en prinsesjes. ‘Je zag het vooral bij enige kinderen. Oogappels’, zegt de Franse klinische psycholoog Didier Pleux. ‘Het was iets van alle tijden. Koningskinderen erkenden overigens wel nog altijd het gezag van hun ouders.’ Verwende kinderen waren er altijd al. Geklaag van ouders daarover nog meer meer, zie Socrates hierboven. Maar in de jaren 90 zag Pleux een zorgwekkende verschuiving. Hij heeft het over een omkering van de gezagsrelatie: van dominante ouders naar dominante kinderen. Het begon hem te dagen dat verwennen niet per se een probleem van een teveel als wel van een tekort kan zijn. Hij schreef er een boek over: De l’enfant roi à l’enfant tyran (2002).
‘Vroeger kreeg je mensen op de sofa die maar niet vanonder een autoritaire ouder uitraakten’, zegt hij. ‘Maar steeds vaker komen mensen in de problemen door te “zwakke” ouders. Pathologieën waarbij geen sprake meer is van een tekort aan affectie of bevestiging, maar eerder het omgekeerde. Wie het van kindsbeen af gewend is dat de wereld aan zijn voeten ligt, struikelt later over de weerbarstige realiteit. Je groeit op en dan lukt het niet meer om je behoeften instant bevredigd te zien. Je wordt boos op de realiteit, kan niet om met gezag op het werk, hebt het lastig met relaties. Je worddt er op het eind doodongelukkig van.’
Pleux ontroduceerde tien jaar geleden de notie ‘frustratie-tolerantie’: vandaag nog altijd een klinkend begrip in opvoedkundige kringen. ‘Een kind dat nooit een nee heeft gekregen, of niet consequent, kweekt een lage tolerantie voor frustratie. Als er later in de “grote wereld” obstakels op zijn pad komen, zijn de onmacht en de boosheid navenant groot. Je krijgt kinderen die de werkelijkheid niet verdragen. Als het op school wat moeilijker wordt, kunnen ze er geen extra inspanning voor opbrengen. En jaren trainen om te voetballen lukt ook al niet, want ze zijn altijd gewend geweest direct te mogen scoren.’ Tip tussendoor: laat je kind niet altijd winnen met spelletjes. Vrij snel heeft het dat gesjoemel uit verkeerd begrepen ouderliefde door en verliest het zijn prikkels. Niet goed voor het zelfbeeld, het zet niet aan tot een inspanning.
Pleux schreef vorig jaar een vervolg op zijn boek: De l’adulte roi à l’adulte tyran. ‘Natuurlijk, want hoe langer het duurt voor je op grenzen botst en er leert mee om te gaan, hoe pregnanter het wordt. Het patroon zet zich door. Ziet de wereld jou niet graag, nooit graag genoeg? Dan blijf je stampvoeten. Ça donne des Depardieux.’
‘Alles heeft hij: een tv op de kamer, een Playstation. Hij krijgt voldoende zakgeld. Ik koop voor mezelf kleding in de solden, zodat hij merkkledij kan dragen. Dat vind ik zelf belangrijk, hij moet er toch bij horen. Toch is hij niet gelukkig. Op school gaat het helemaal niet goed. Elk rapport is het bang afwachten. We vrezen voor het eindresultaat. Moet hij zijn jaar overdoen? Thuis hangt jij maar wat rond in de zetel of luistert op zijn kamer naar loeiharde muziek. Ik moet de tv nog harder zetten om mijn programma te kunnen horen. Hij haalt zijn schouders op wanneer ik er iets van zeg en draait zich om.’
Bij onze noorderburen staat het debat over ‘de grenzeloze generatie’ de laatste tijd op scherp. Minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plaskerk (PvdA) deed onlangs een oproep voor een ‘fatsoensoffensief’. Ouders moesten hun kroost maar eens wat meer in het gareel houden, vond de PvdA’er. Buiten verkiezingstijd, en dus niet in een opbod met het christelijke CDA. De oproep van Plaskerk kwam er voor enkele, weliswaar in België residerende, rijkeluiskindjes in Eindhoven een jongen in de vernieling trapten. Altijd weer klinkt dan de vraag: wat bezielt plegers van zinloos geweld? Met verbanden leggen is het oppassen geblazen maar experts zien wel een patroon. Vaak komen dergelijke jongeren uit een nest waar de ouders of te afwezig of juist te omnipresent zijn. In elk geval: té. Het tweede soort wordt wel eens helikopterouders genoemd.
‘Of hyperouders’, zegt psycholoog Willem de Jong, auteur van Het verwende kindsyndroom (2011). ‘Het soort ouders dat altijd met de bezem voor het kind loopt, om elk obstakel weg te vegen. Zodat het kind niet de kans krijgt te doen wat het wel al zelf kan, om te leren uit frustratie. Het kind vraagt, de ouder draait. Kinderen vragen veel en het antwoord moet altijd direct ja zijn. Terwijl je ze beter kunt leren dat een weloverwogen antwoord ook eens langer dan een uur of zelfs een dag op zich kan laten wachten. Laat het dan een ja of een nee zijn.’ De Jong vermoedt dat in elke klas één tot twee kinderen te zelden een nee hoort. ‘Mijn raad: houd je handen als ouder wat meer op je rug, schiet niet altijd meteen toe, laat je kroost af en toe eens de eigen boontjes doppen. Verwennen is verwaarlozen. Er komen overspannen ouders en ongelukkige kinderen van.’
‘Verwennen een probleem van tekort?’, zegt Danny Delsemme, Opvoedingswinkel Malle. ‘Ik zou verder gaan: het is een vorm van kindermishandeling. Je onthoudt er je kind op den duur de handvaten mee voor later. Als prinsjes en prinsesjes in de wereld komen met de verwachting dat altijd en instant aan hun wensjes zal worden voldaan, lopen ze tegen de muur.’ ‘Conflictvermijdend gedrag geeft winst op korte termijn voor zowel de ouder als het kind’, zeggen ook Marc Janssens en Ruth Gysen, pedagogische consulenten van de Opvoedingswinkel in Genk. ‘Maar als het systematisch gebeurt, holt het de pedagogische gezagsrelatie uit. Kinderen worden zeker niet gelukkiger als ze altijd hun zin krijgen, integendeel. Als je als ouder niet af en toe een kleine dosis frustratie injecteert, kan je kind nooit de nodige antistoffen aanmaken.’
‘Je moet grenzen stellen, maar niet onverbiddelijk. Je moet luisteren en begrip opbrengen, maar heb ik ook nog het recht om nee te zeggen? Je moet vrijheid geven, maar ook niet te veel. Vind als ouder nog maar eens het evenwicht.’
Als prinsjes en prinsesjes van alle tijden zijn, waarom wordt het dan nu plots een probleem? En loopt het storm ‘voor elke informatieavond over straffen of belonen’? ‘Och, dit is al even onderweg’, zegt de Vlaamse klinische psychologe Marjolein Devriendt. ‘Je moet het in een historisch perspectief zien. Vóór de jaren 60 was het autoritair voor en achter: geen vrijheid, weinig keuze. Vervolgens ging de slinger de andere kant op. Nu zitten we ergens tussenin en raken ouders wel eens het noorden kwijt. Hoe geef je vrijheid en trek je toch grenzen?’
Trouw-journalist Iris Pronk, auteur van het pas verschenen boek Waarom ik geen strenge moeder ben (terwijl ik dat wel zou willen zijn), worstelde zich door tien jaargangen van het blad Ouders van nu uit de jaren 70. ‘Je ziet de geest in de editorialen verschuiven’, zegt ze. ‘Woorden als “autoriteit” of “gehoorzaamheid” werden politiek incorrect. Zelfs “opvoeden” moest op de schop, dat rook naar machtsuitoefening en onderdrukking: het moest “grootbrengen” zijn.’
‘Ja, we zijn met z’n allen toegeeflijker geworden. Ook ik. Ik acht van mezelf dat ik best een strenge moeder was. Tot mijn verbazing bleek ik bij een test toch van het bovengemiddeld toegeeflijke moedertype te zijn. Eerst vond ik dat erg, nu al iets minder. Ik pleit tegenwoordig voor een “streng light”. Nadruk op grenzen en regels, maar zonder de klok van de individuele ontplooiing terug te draaien. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de ouders “gehoorzaamheid” niet de belangrijkste eigenschap voor hun kroost vindt. We willen graag dat onze kinderen gelukkig zijn. In deze wereld betekent dat ook dat ze assertief moeten kunnen zijn, mondig, voor zichzelf moeten kunnen opkomen. Je wilt stevige kinderen eerder dan gehoorzame kinderen.’
‘Wat je in elk geval niet moet willen zijn, is een buddy-ouder’, zegt Willem de Jong. ‘Ik krijg jeuk als ik weer een mama hoor zeggen dat haar dochter haar “beste vriendin” is. Het zou goed zijn als opnieuw een beetje meer mentor-ouder werden in plaats van maatjes met onze kinderen.’
Hij:’Mijn ex-vrouw vindt dat ik te veel toegeef aan onze dochter. Van mij mag ze gerust pas gaan slapen wanneer ik naar bed ga. Ik zie ze al zo weinig.’
Zij: ‘Mijn zoon van 15 dreigt ermee naar zijn vader te gaan wanneer ik hem zijn goesting niet geef: meer zakgeld en ’s avonds nog naar zijn vrienden mogen. Wat moet ik doen? Ik wil er eigenlijk niet aan toegeven, maar ik wil hem ook niet kwijt.’
Streng light, het klinkt simpel als bonjour. Maar dat is het natuurlijk niet. Laat dat nu net het probleem zijn: de omgevingsfactoren waarbij een nee almaar moeilijker wordt, zijn de afgelopen jaren exponentieel toegenomen. Er zijn de 1001 verleidingen van de consumptiemaatschappij. U dacht toch niet dat die knalrode bonbons en Ice Age4 toevallig aan de kassa liggen? Er is het schuldgevoel van hardwerkende ouders, of de concurrentieslag tussen ex-partners. ‘Een cocktail’, noemt Didier Pleux het. ‘Een beproeving voor het ouderschap’.
‘Na een scheiding komen er meer opvoeders in het leven van een kind en dus ook meer en vaak tegenstrijdige opvoedingsprikkels’, zegt Danny Delsemme. ‘Bij co-ouderschap heeft de ene kant vaak niet meer voldoende zicht op het andere stuk leven van zoon- of dochterlief. Structuur glipt daardoor makkelijker weg.’ Of we compenseren voor onze professionele uithuizigheid. En omdat we het ons kunnen veroorloven, zoeken we het soms in de kortste weg naar ouderliefde: de portefeuille. ‘Maar je ziet het niet alleen bij tweeverdieners of de middenklasse’, zegt Delsemme. ‘Ouders met een lager inkomen zouden zich het eten uit de mond sparen om hun kinderen toch maar te gunnen wat ze op school en in de media zien.’
Er is tenslotte ook zoiets als opvoedingsdwang. ‘De lat ligt erg hoog’, zelf Chantal Cierkens. ‘Vroeger waren er per gezin meer kinderen, nu kies je bewuster voor één kind en je wilt het dan ook erg goed doen. Je wilt je kind niet teleurstellen en dat wordt je ook van alle kanten aangepraat. Het is niet altijd eenvoudig om “goed doen” niet te verwarren met “toegeven”.’
‘Onze dochter werd in de lagere school vaak gepest. Ze zit nu in het tweede middelbaar. Daar krijgt ze wel eens opmerkingen van leerkrachten over haar gedrag. Ze praat te veel. We zijn eindelijk blij dat ze vriendinnen heeft en bang dat opmerkingen haar weer zouden doen afglijden.’
Falen door goed te doen? Het is een van de vele paradoxen in een geaccidenteerde opvoeding. Een reden tot paniek is het niet, al wordt rechttrekken wat altijd krom is geweest, wel uiterst moeilijk als jongeren de kaap van de jongvolwassenheid hebben gerond. ‘We moeten ouders niet willen beschuldigen’, zegt Ilse De Block van vzw De Keerkring, initiatiefnemer van de Opvoedingslijn. ‘En we moeten vooral de kracht van een gezin niet onderschatten. Jonge gezinnen zijn best in staat om zichzelf bij te sturen. Dat leert de geschiedenis van de opvoeding ons namelijk ook: herstel komt vaak “vanzelf”.’
Voor de kaap van de jongvolwassenheid is zowat alles te verhelpen. Als we onhandelbaar gedrag ten minste beter leren lezen. ‘Vaak is grensoverschrijdend gedrag een averechtse roep’, zegt Danny Delsemme. ‘Het is lastig voor het kind om geen grenzen te kennen. Het gaat er dan zelf naar op zoek. Dat leidt tot gedrag dat wij opvoeders intolerant noemen. Terwijl het kind juist wil zeggen: geef mij grenzen. Kinderen willen opgevoed worden. Natuurlijk is het leuk om iets te krijgen, maar als het nieuwe speeltje de volgende dag alweer stuk is, is het plezier er snel van af. Dat voedt telkens nieuwe hebben-reacties. Maar de vraag van het kind blijft onderliggend dezelfde: zie mij, hoor mij.’
DSWeekblad, 09-02-2013 (Filip Rogiers)