Barst
8th December 2012, 01:48
SCHULD EN BOETES
Hoe blijven lachen in tijden van armoede? Knack sprak met ‘nieuwe armen’ en ging te rade bij deskundigen. Steeds meer mensen die het altijd goed hadden, flirten nu met de armoedegrens: ‘Er is een snelle verarming van de middenklasse bezig.’ Een reportage.
De Felix Cottage Club ligt er vandaag drassig en slijkerig bij. De privécamping in Elewijt is nog altijd eigendom van de adellijke familie d’Udekem d’Acoz, familie van prinses Mathilde. Maar er zijn nog nauwelijks ‘recreanten’ die hier alleen voor hun ontspanning komen. De 85 chalets worden nu bijna allemaal permanent bewoond. ‘Omdat het hier goedkoop wonen is’, zegt Edgar, voorzitter van de club. De gezinnen betalen een goeie honderd euro huur per maand voor hun lapje grond. De laatste jaren zijn verscheidene oude chalets en caravans opgekocht door nieuwkomers die zich geen huis meer kunnen permitteren. ‘Meestal zijn het plantrekkers die nog net het hoofd boven water kunnen houden. Maar een paar gezinnen leven echt in schrijnende armoede.’
De Felix Cottage Club werd al in 1955 opgericht, vooral voor Brusselaars die hier bij de vijver van Hofstade wilden komen verpozen. Het arrondissement Leuven heeft nu met veel vaste bewoning op campings te maken. Uit een recente telling blijkt, volgens het opbouwwerk Riso, dat er 3000 gezinnen op campings en in weekendverblijfparken wonen. De laatste jaren komen er steeds meer jonge gezinnen en alleenstaanden bij. Het is een ultieme uitwijkplaats. De ene is uit zijn woning gezet, de andere voelt de hete adem van schuldeisers in zijn nek, nog een derde heeft zijn werk verloren. Erg vaak gaat het om gebroken gezinnen, weet opbouwwerker An Donné. Op de camping proberen ze te overleven.
Zwerfkatten springen over de beek die langs de Felix Cottage Club stroomt. De rattenvanger van Elewijt heeft hier het voorbije jaar al veel vergif moeten strooien om een plaag van ratten in te dijken. Ze kweekten onder het puin van de oude kantine, de Laiterie du Bon Air. Maar Jean, een bewoner die pas enkele maanden geleden is aangestrand, verkiest toch dit stukje natuur langs de snelweg boven de verloederde Brusselse wijk waar hij eerder woonde. De schoorsteenpijp van zijn chalet, gebouwd rond een caravan, staat te dampen in de regen. Hij zit oude planken op te stoken in een houtkachel en intussen zijn rekening te maken. De chalet heeft hij gekocht voor 6000 euro, geld dat hij deels heeft moeten lenen.
Hij wil liever zijn echte naam niet vermeld zien, want hij schaamt zich voor zijn situatie. Jean werkte vijftien jaar voor een groot bedrijf in Brussel, maar werd ontslagen wegens zijn gezondheidsproblemen. Nu leeft hij van een invaliditeitsvergoeding van een goeie duizend euro. Hij heeft 950 euro vaste kosten per maand, rekent hij voor. Blijft over: maximum 100 euro om van te leven. Jean loopt trekke-benend naar zijn koelkast: zo goed als leeg, op een ingevroren vismoot en wat diepvriespuree na. Er zijn dagen dat hij nauwelijks te eten heeft. Zijn kleren zijn tweedehands. Zijn meubels komen uit de kringloopwinkel van Zemst. ‘Maar gelukkig is het hier een kleine warme gemeenschap waar de mensen nog solidair zijn met elkaar. Soms voelt het bijna als vakantie.’
Een boogscheut verder wonen Denise en haar dochter. Zij werkte lang in een horecazaak in Mechelen, maar werd uit haar huis gezet. De dochter is hier enkele jaren geleden na een scheiding aangekomen, zij werkt nog twee nachten per week in een home. Tot een half jaar geleden woonde Denise in een kleine, oude chalet vol tochtgaten en vochtplekken. Nu toont ze trots haar splinternieuwe chalet, een hele investering. De campingbewoners woonden vroeger illegaal, maar hun situatie werd geregulariseerd. Daardoor zijn de prijzen al gestegen. Ook Denise zit vandaag haar rekening te maken. Haar tafel ligt vol papieren. Ze glimlacht: ‘Ik bak mijn eigen brood. Soms eet ik alleen maar boterhammen met confituur. Vakantietrips maak ik niet meer. Maar verder heb ik nog alles. Ik voel me helemaal niet arm. Ik woon hier graag en trek mijn plan, meneer.’
Vergeef ons onze schuld
De laatste jaren is er een groep ‘nieuwe armen’ aan het opkomen, die de al omvangrijke groep van generatiearmen nog komt vergroten. Het gaat om mensen die het goed hadden, maar die door allerlei problemen ineens met de armoedegrens flirten. Dat is de conclusie van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie, een federale ‘programmatorische’ overheidsdienst voor mensen die door de mazen van het net vallen. ‘We zien nu een snelle verarming van de middenklasse, waarvan zeker de onderste laag in de problemen komt. Ik verwacht dat die evolutie alleen nog maar zal toenemen door de crisis en de besparingen. Een noodlottige spiraal naar beneden.’
Waarom de verarming nu zo snel toeslaat? Julien Van Geertsom: ‘Omdat er twee evoluties op elkaar ingrijpen. Enerzijds heb je natuurlijk de financieel-economische crisis sinds 2008, die een sociale crisis is geworden. Sindsdien is er een ernstige toename van het aantal mensen die van het leefloon leven, tot ruim 105.000 nu. Anderzijds heb je de individualisering in de samenleving: mensen kunnen minder op hulp rekenen van een familiaal of sociaal netwerk. Men is meer op zichzelf aangewezen. Om het met een slogan te zeggen: men crepeert rapper van eenzaamheid dan van honger.’
De belangrijkste toegangspoort naar de ‘nieuwe armoede’ is volgens Van Geertsom de schuldenlast bij de gezinnen. Het aantal achterstallige betalingen is serieus gestegen, en dan gaat het vooral om de typische consumentenkredieten. Ook scholen, ziekenhuizen en zelfs OCMW’s sturen steeds meer incassobedrijven en deurwaarders naar mensen die hun rekeningen niet betalen. Julien Van Geertsom: ‘Het is een typische overlevingsstrategie: men stelt betalingen uit en opent nieuwe kredieten. Zo kan men zijn status én zijn trots nog een tijdje hooghouden. Tot men strop zit en hulp moet vragen. Het aantal collectieve schuldenregelingen bij het OCMW is het voorbije jaar met 6 procent toegenomen.’
Alarmcijfers genoeg. Het aantal faillissementen gaat naar een historisch record (ruim 10.500). Steeds meer zelfstandigen leven in armoede (40.000). Er is een recordaantal klanten bij de voedselbanken (117.500). Het aantal studenten met een leefloon is sinds 2005 bijna verdubbeld (11.500). Julien Van Geertsom: ‘Uit de leeflonen blijkt duidelijk een verjonging, een verkleuring en een vervrouwelijking van de armoede. Liefst 32 procent van de leefloners is maar 18 tot 24 jaar. De helft van de OCMW’s signaleert een serieuze groei van het aantal cliënten van buitenlandse oorsprong. En er zijn drie keer meer alleenstaande vrouwen met gezinslast die een leefloon krijgen dan mannen.’
Als we in tijden van bloei de armoedecijfers al niet naar beneden kregen, hoe zou het beleid dat dan in tijden van crisis kunnen, vraagt Julien Van Geertsom zich retorisch af. Wel heeft het beleid nu tal van administratieve boetes voorzien voor be- delaars, daklozen en andere armen. Maar die moeten al geld lenen om de boetes te kunnen betalen.
Superwoman Sandra
In een ontmoetingscentrum in Gent slaat de warmte je in het gezicht. Luidruchtige klanten zitten elkaar tips te geven om een paar euro te besparen. Sandra probeert hen als vrijwilligster bij te staan met raad en daad. Een charmante, innemende vrouw van middelbare leeftijd, die aan lagerwal is geraakt. De ironie van het lot wil dat ze zelf vele jaren in een bank gewerkt heeft op de dienst betwiste zaken. ‘Ik moest achterstallige betalingen recupereren. De directie zei dat ik veel te soft was. Maar ik heb helaas ook nog mensen met schulden uit hun huis moeten zetten.’ Nu is ze al enige tijd met ziekteverlof, lichamelijk en geestelijk gekraakt door de problemen.
Vorig jaar is ze gescheiden van haar man, die als loodgieter een fantastisch vakman was, maar een bedrijf had dat bijna letterlijk uit de voegen barstte. Sandra hielp hem in de zaak, had een fulltimejob en kreeg drie kinderen: ‘Ik heb dag en nacht gewerkt. Ik wilde vooruit en ben altijd een vechter geweest. Ik was in die jaren gewoon Superwoman.’ Het geld stroomde binnen. Ze bouwden een kast van een huis, hadden twee auto’s en drie paarden, en reden in de zomer naar Italië. Maar toen begonnen de zaken van haar man slecht te gaan en konden ze de investeringskredieten niet afbetalen. Hij bleek ook niet in orde te zijn met de fiscus en de sociale zekerheid. Een haalbaar aflossingsplan kreeg hij niet. Binnen de kortste keren stevende hij af op een faillissement. Hij voelde zich woedend, machteloos en depressief.
Sandra raapte haar moed bij elkaar en sleurde haar man mee naar het OCMW: ‘Een ongelooflijke stap voor ons. Hoorden wij nu ook bij die marginalen? Het begin van een echte lijdensweg.’ Er werd een schuldbemiddelaar aangesteld. Die legde beslag op haar loon bij de bank. Ze mochten maar 500 euro houden om van te leven. ‘Ik moest op school bedelen om mijn kinderen op schoolreis te laten gaan. Nieuwe kleren konden ze ineens niet meer kopen. Ze voelden zich gebrandmerkt. Sommige dagen aten we geen vlees meer. De auto’s gingen weg. Het huis werd verkocht. We kwamen in een tochtig rijhuisje met een piepklein tuintje. Ik begon groenten te kweken. Ik ben altijd blijven vechten. Tot ik ineens mijn krak kreeg. Ik voelde mij niets meer, was al mijn zelfrespect kwijt. Ik wist totaal niet meer wie ik was en waar ik naartoe ging.’
Officieel is ze nog altijd bij de bank, maar ze ziet zich daar niet meer opnieuw aan het werk gaan. ‘De collega’s mijden alle contact. Als je ineens aan de grond zit, raak je sociaal geďsoleerd. Mensen die je wel kenden toen je nog geld had, lopen je nu straal voorbij op straat.’ Voor een nieuwe arme zoals Sandra, die het vroeger zo goed had, wegen de schaamte en het schuldgevoel zwaar. De gedachte dat werkend Vlaanderen haar een profiteur vindt, raakt haar diep. ‘Het is je eigen schuld, je moet maar harder werken, denken ze. Maar dat heb ik juist altijd gedaan. Zodra je de stap naar het OCMW zet, tel je niet meer mee. Je bent een loser. Je verliest je identiteit. Je hebt geen beslissingsrecht meer. Je ziet jezelf als in een doffe spiegel.’ Het was zo erg dat ze er liever een eind aan wilde maken. ‘Maar ik heb mijn kinderen beloofd dat nooit te zullen doen.’
Sinds ze als vrijwilligster werkt, heeft ze weer wat structuur in haar leven gekregen en voelt ze zich weer wat meer zinvol bezig. Wat ze het meeste mist? Een mistroostig lachje: ‘Het geld mis ik niet. Maar ik kom uit een koude familie en het was mijn droom om zelf een warm gezin te hebben. Dat is mij niet gelukt. En dat vind ik het allerergste.’
Thuis tikt de tijdbom
Op het eerste gezicht zien ze er doodnormaal uit, ze hebben nog een auto, een huis, zelfs een job, en toch halen ze amper het einde van de maand. De toename van de bijna-armen is een evolutie die de armoede-experts aan de Leuvense en Antwerpse universiteit duidelijk verontrust. ‘Het aantal werkende armen is tot ongeveer 5 procent gestegen, al ligt het Europese gemiddelde nog een stukje hoger’, zegt Ides Nicaise (KUL). In onze sociale welvaartsstaat zijn er wel voorzieningen om de allerarmsten bij te staan, maar niet de bijna-armen. ‘Ze kennen ook de weg niet of zijn te trots om hulp te vragen. Ze gaan eerst al hun reserves opsouperen.’
Volgens het Netwerk tegen Armoede heeft het activeringsbeleid van de overheid ook een averechts effect. Vaak worden mensen ‘geactiveerd’ om precaire jobs aan te nemen: deeltijds werk, uitzendarbeid, jobs aan minimumlonen, contracten van beperkte duur. Het is naďef te denken dat werk alles oplost, vindt het Netwerk tegen Armoede. Soms is een baan een vergiftigd geschenk dat de problemen vergroot. Je hebt immers extra kosten (zoals kinderopvang en vervoer) en je hebt geen recht op een aantal voordelen die er voor armen zijn. ‘Een job lost niet alles op, het moet gaan om een integrale aanpak’, aldus het Netwerk.
In Antwerpen doet Frank Vandenbroucke nu onderzoek naar armoederisico’s, maar als minister heeft hij zelf met zijn activeringsbeleid voor werklozen zeker een aantal mensen in de armoede gestort, stipt Ides Nicaise nog aan: ‘Tienduizenden werklozen werden zo in de voorbije jaren geschorst. Een kleine minderheid vond werk, maar de grootste groep is gewoon uit het zicht verdwenen.’ Wegens dezelfde activeringsfilosofie is nu ook de uitkering van langdurig werklozen serieus verminderd. ‘Een bijzonder heikele kwestie’, waarschuwt Danielle Dierckx van het centrum Oases (Universiteit Antwerpen). ‘Omdat je door de crisis juist een steeds groter bataljon langdurig werklozen krijgt.’
Het centrum Oases brengt deze week zijn nieuwe Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2012 uit. De officiële armoede in België is dit jaar tot de recordhoogte van 15,3 procent gestegen, maar de groep die net boven de armoedegrens zit, valt niet te becijferen. De twee groepen die het grootste risico lopen om in armoede te vallen, zijn eenoudergezinnen (39 procent) en werklozen (38 procent). De zwaarste uitgavenposten zijn wonen (huur of hypotheek) en energie. De stookolietank vullen, is niet meer vanzelfsprekend. Op internet krioelt het van de berichtjes om gratis brandhout te zoeken. Danielle Dierckx: ‘De druk neemt zichtbaar toe. Mensen die nog net rondkwamen, halen het nu niet meer. De kinderarmoede is in tien jaar verdubbeld.’
Dat wijst er volgens haar op dat niet alleen de zwakste, maar ook de middengroep nu getroffen wordt. Wanneer gezinnen nog amper de eindjes aan elkaar kunnen knopen, gaan ze eerst besparen op cultuur- en vrije-tijdsbesteding en op medische kosten. Ze schrappen de vakantiereis en stellen een doktersbezoek uit. Danielle Dierckx: ‘De status ophouden, is belangrijk. Het taboe is veel groter bij nieuwe armen dan bij generatiearmen. De samenleving is minder solidair dan vroeger en de mentaliteit is nu meer: eigen schuld, dikke bult. Zeker nu ook het beleid meer focust op fraudebestrijding dan op armoedebestrijding. Van een succesvol armoedebeleid is nog niet veel in huis gekomen.’
Een gevaarlijke situatie, denken de experts. Danielle Dierckx: ‘Ik vrees voor steeds heviger protest van de onderste lagen van de bevolking. Zeker de combinatie van verarming bij jongeren en bij allochtonen is gevaarlijk. Hun toekomstbeeld is weg. Ze zijn alle hoop kwijt op een plaats in het normale circuit en wenden zich bijna automatisch tot de illegaliteit of zelfs criminaliteit.’ Ides Nicaise: ‘Vroeger konden ongekwalificeerde jongeren nog wel een job vinden of terugvallen op hun familie, maar nu zijn ze een vogel voor de kat. Die concentratie van armoede en werkloosheid is een sociale tijdbom die in onze steden steeds luider tikt.’
Tony de wc-man
Ergens in Brussel zit Tony te genieten van een koffie. Hij likt aan zijn snor en vertelt al glimlachend zijn verhaal. Hij is afkomstig uit een goed gezin, zijn vader was fotograaf bij een krant, en hij heeft een technische opleiding gevolgd. Hij werkte lange tijd voor de technische dienst van de stad en later voor een busmaatschappij. Hij kwam niets tekort. Hij verdiende zelfs genoeg om zich een zeilboot en een mooie auto te veroorloven. ‘Dat mis ik wel’, zucht Tony nostalgisch. ‘De mooie dingen in het leven. En de vanzelfsprekendheid om geld uit te geven zonder elke cent te moeten omdraaien.’
Het is om twee redenen fout gegaan. Zijn huwelijk liep na vijftien jaar op de klippen. En zijn laatste goeie baan was voor een transportbedrijf dat op zware sociale fraude werd gepakt. Daardoor kon Tony ook geen werkloosheidsuitkering meer krijgen. Toen zijn appartement onbewoonbaar werd verklaard, werd hij dakloos. Hij bracht zijn spullen onder in een depot en slaapt nu meestal bij kennissen, soms in een goedkoop hotelletje. Sinds twee jaar werkt hij als wc-man in een vestiging van McDonald’s. Hij poetst de toiletten en leeft van de centen die in zijn schoteltje worden gegooid. Als zelfstandige, met erg flexibele uren, verdient hij zo amper 40 euro bruto per dag. De opbrengst mindert zienderogen.
‘Het is crisis voor iedereen’, lacht Tony zenuwachtig. ‘Maar ik heb nu geleerd blij te zijn met elke euro.’
Knack, 05-12-2012 (Chris De Stoop)
Hoe blijven lachen in tijden van armoede? Knack sprak met ‘nieuwe armen’ en ging te rade bij deskundigen. Steeds meer mensen die het altijd goed hadden, flirten nu met de armoedegrens: ‘Er is een snelle verarming van de middenklasse bezig.’ Een reportage.
De Felix Cottage Club ligt er vandaag drassig en slijkerig bij. De privécamping in Elewijt is nog altijd eigendom van de adellijke familie d’Udekem d’Acoz, familie van prinses Mathilde. Maar er zijn nog nauwelijks ‘recreanten’ die hier alleen voor hun ontspanning komen. De 85 chalets worden nu bijna allemaal permanent bewoond. ‘Omdat het hier goedkoop wonen is’, zegt Edgar, voorzitter van de club. De gezinnen betalen een goeie honderd euro huur per maand voor hun lapje grond. De laatste jaren zijn verscheidene oude chalets en caravans opgekocht door nieuwkomers die zich geen huis meer kunnen permitteren. ‘Meestal zijn het plantrekkers die nog net het hoofd boven water kunnen houden. Maar een paar gezinnen leven echt in schrijnende armoede.’
De Felix Cottage Club werd al in 1955 opgericht, vooral voor Brusselaars die hier bij de vijver van Hofstade wilden komen verpozen. Het arrondissement Leuven heeft nu met veel vaste bewoning op campings te maken. Uit een recente telling blijkt, volgens het opbouwwerk Riso, dat er 3000 gezinnen op campings en in weekendverblijfparken wonen. De laatste jaren komen er steeds meer jonge gezinnen en alleenstaanden bij. Het is een ultieme uitwijkplaats. De ene is uit zijn woning gezet, de andere voelt de hete adem van schuldeisers in zijn nek, nog een derde heeft zijn werk verloren. Erg vaak gaat het om gebroken gezinnen, weet opbouwwerker An Donné. Op de camping proberen ze te overleven.
Zwerfkatten springen over de beek die langs de Felix Cottage Club stroomt. De rattenvanger van Elewijt heeft hier het voorbije jaar al veel vergif moeten strooien om een plaag van ratten in te dijken. Ze kweekten onder het puin van de oude kantine, de Laiterie du Bon Air. Maar Jean, een bewoner die pas enkele maanden geleden is aangestrand, verkiest toch dit stukje natuur langs de snelweg boven de verloederde Brusselse wijk waar hij eerder woonde. De schoorsteenpijp van zijn chalet, gebouwd rond een caravan, staat te dampen in de regen. Hij zit oude planken op te stoken in een houtkachel en intussen zijn rekening te maken. De chalet heeft hij gekocht voor 6000 euro, geld dat hij deels heeft moeten lenen.
Hij wil liever zijn echte naam niet vermeld zien, want hij schaamt zich voor zijn situatie. Jean werkte vijftien jaar voor een groot bedrijf in Brussel, maar werd ontslagen wegens zijn gezondheidsproblemen. Nu leeft hij van een invaliditeitsvergoeding van een goeie duizend euro. Hij heeft 950 euro vaste kosten per maand, rekent hij voor. Blijft over: maximum 100 euro om van te leven. Jean loopt trekke-benend naar zijn koelkast: zo goed als leeg, op een ingevroren vismoot en wat diepvriespuree na. Er zijn dagen dat hij nauwelijks te eten heeft. Zijn kleren zijn tweedehands. Zijn meubels komen uit de kringloopwinkel van Zemst. ‘Maar gelukkig is het hier een kleine warme gemeenschap waar de mensen nog solidair zijn met elkaar. Soms voelt het bijna als vakantie.’
Een boogscheut verder wonen Denise en haar dochter. Zij werkte lang in een horecazaak in Mechelen, maar werd uit haar huis gezet. De dochter is hier enkele jaren geleden na een scheiding aangekomen, zij werkt nog twee nachten per week in een home. Tot een half jaar geleden woonde Denise in een kleine, oude chalet vol tochtgaten en vochtplekken. Nu toont ze trots haar splinternieuwe chalet, een hele investering. De campingbewoners woonden vroeger illegaal, maar hun situatie werd geregulariseerd. Daardoor zijn de prijzen al gestegen. Ook Denise zit vandaag haar rekening te maken. Haar tafel ligt vol papieren. Ze glimlacht: ‘Ik bak mijn eigen brood. Soms eet ik alleen maar boterhammen met confituur. Vakantietrips maak ik niet meer. Maar verder heb ik nog alles. Ik voel me helemaal niet arm. Ik woon hier graag en trek mijn plan, meneer.’
Vergeef ons onze schuld
De laatste jaren is er een groep ‘nieuwe armen’ aan het opkomen, die de al omvangrijke groep van generatiearmen nog komt vergroten. Het gaat om mensen die het goed hadden, maar die door allerlei problemen ineens met de armoedegrens flirten. Dat is de conclusie van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie, een federale ‘programmatorische’ overheidsdienst voor mensen die door de mazen van het net vallen. ‘We zien nu een snelle verarming van de middenklasse, waarvan zeker de onderste laag in de problemen komt. Ik verwacht dat die evolutie alleen nog maar zal toenemen door de crisis en de besparingen. Een noodlottige spiraal naar beneden.’
Waarom de verarming nu zo snel toeslaat? Julien Van Geertsom: ‘Omdat er twee evoluties op elkaar ingrijpen. Enerzijds heb je natuurlijk de financieel-economische crisis sinds 2008, die een sociale crisis is geworden. Sindsdien is er een ernstige toename van het aantal mensen die van het leefloon leven, tot ruim 105.000 nu. Anderzijds heb je de individualisering in de samenleving: mensen kunnen minder op hulp rekenen van een familiaal of sociaal netwerk. Men is meer op zichzelf aangewezen. Om het met een slogan te zeggen: men crepeert rapper van eenzaamheid dan van honger.’
De belangrijkste toegangspoort naar de ‘nieuwe armoede’ is volgens Van Geertsom de schuldenlast bij de gezinnen. Het aantal achterstallige betalingen is serieus gestegen, en dan gaat het vooral om de typische consumentenkredieten. Ook scholen, ziekenhuizen en zelfs OCMW’s sturen steeds meer incassobedrijven en deurwaarders naar mensen die hun rekeningen niet betalen. Julien Van Geertsom: ‘Het is een typische overlevingsstrategie: men stelt betalingen uit en opent nieuwe kredieten. Zo kan men zijn status én zijn trots nog een tijdje hooghouden. Tot men strop zit en hulp moet vragen. Het aantal collectieve schuldenregelingen bij het OCMW is het voorbije jaar met 6 procent toegenomen.’
Alarmcijfers genoeg. Het aantal faillissementen gaat naar een historisch record (ruim 10.500). Steeds meer zelfstandigen leven in armoede (40.000). Er is een recordaantal klanten bij de voedselbanken (117.500). Het aantal studenten met een leefloon is sinds 2005 bijna verdubbeld (11.500). Julien Van Geertsom: ‘Uit de leeflonen blijkt duidelijk een verjonging, een verkleuring en een vervrouwelijking van de armoede. Liefst 32 procent van de leefloners is maar 18 tot 24 jaar. De helft van de OCMW’s signaleert een serieuze groei van het aantal cliënten van buitenlandse oorsprong. En er zijn drie keer meer alleenstaande vrouwen met gezinslast die een leefloon krijgen dan mannen.’
Als we in tijden van bloei de armoedecijfers al niet naar beneden kregen, hoe zou het beleid dat dan in tijden van crisis kunnen, vraagt Julien Van Geertsom zich retorisch af. Wel heeft het beleid nu tal van administratieve boetes voorzien voor be- delaars, daklozen en andere armen. Maar die moeten al geld lenen om de boetes te kunnen betalen.
Superwoman Sandra
In een ontmoetingscentrum in Gent slaat de warmte je in het gezicht. Luidruchtige klanten zitten elkaar tips te geven om een paar euro te besparen. Sandra probeert hen als vrijwilligster bij te staan met raad en daad. Een charmante, innemende vrouw van middelbare leeftijd, die aan lagerwal is geraakt. De ironie van het lot wil dat ze zelf vele jaren in een bank gewerkt heeft op de dienst betwiste zaken. ‘Ik moest achterstallige betalingen recupereren. De directie zei dat ik veel te soft was. Maar ik heb helaas ook nog mensen met schulden uit hun huis moeten zetten.’ Nu is ze al enige tijd met ziekteverlof, lichamelijk en geestelijk gekraakt door de problemen.
Vorig jaar is ze gescheiden van haar man, die als loodgieter een fantastisch vakman was, maar een bedrijf had dat bijna letterlijk uit de voegen barstte. Sandra hielp hem in de zaak, had een fulltimejob en kreeg drie kinderen: ‘Ik heb dag en nacht gewerkt. Ik wilde vooruit en ben altijd een vechter geweest. Ik was in die jaren gewoon Superwoman.’ Het geld stroomde binnen. Ze bouwden een kast van een huis, hadden twee auto’s en drie paarden, en reden in de zomer naar Italië. Maar toen begonnen de zaken van haar man slecht te gaan en konden ze de investeringskredieten niet afbetalen. Hij bleek ook niet in orde te zijn met de fiscus en de sociale zekerheid. Een haalbaar aflossingsplan kreeg hij niet. Binnen de kortste keren stevende hij af op een faillissement. Hij voelde zich woedend, machteloos en depressief.
Sandra raapte haar moed bij elkaar en sleurde haar man mee naar het OCMW: ‘Een ongelooflijke stap voor ons. Hoorden wij nu ook bij die marginalen? Het begin van een echte lijdensweg.’ Er werd een schuldbemiddelaar aangesteld. Die legde beslag op haar loon bij de bank. Ze mochten maar 500 euro houden om van te leven. ‘Ik moest op school bedelen om mijn kinderen op schoolreis te laten gaan. Nieuwe kleren konden ze ineens niet meer kopen. Ze voelden zich gebrandmerkt. Sommige dagen aten we geen vlees meer. De auto’s gingen weg. Het huis werd verkocht. We kwamen in een tochtig rijhuisje met een piepklein tuintje. Ik begon groenten te kweken. Ik ben altijd blijven vechten. Tot ik ineens mijn krak kreeg. Ik voelde mij niets meer, was al mijn zelfrespect kwijt. Ik wist totaal niet meer wie ik was en waar ik naartoe ging.’
Officieel is ze nog altijd bij de bank, maar ze ziet zich daar niet meer opnieuw aan het werk gaan. ‘De collega’s mijden alle contact. Als je ineens aan de grond zit, raak je sociaal geďsoleerd. Mensen die je wel kenden toen je nog geld had, lopen je nu straal voorbij op straat.’ Voor een nieuwe arme zoals Sandra, die het vroeger zo goed had, wegen de schaamte en het schuldgevoel zwaar. De gedachte dat werkend Vlaanderen haar een profiteur vindt, raakt haar diep. ‘Het is je eigen schuld, je moet maar harder werken, denken ze. Maar dat heb ik juist altijd gedaan. Zodra je de stap naar het OCMW zet, tel je niet meer mee. Je bent een loser. Je verliest je identiteit. Je hebt geen beslissingsrecht meer. Je ziet jezelf als in een doffe spiegel.’ Het was zo erg dat ze er liever een eind aan wilde maken. ‘Maar ik heb mijn kinderen beloofd dat nooit te zullen doen.’
Sinds ze als vrijwilligster werkt, heeft ze weer wat structuur in haar leven gekregen en voelt ze zich weer wat meer zinvol bezig. Wat ze het meeste mist? Een mistroostig lachje: ‘Het geld mis ik niet. Maar ik kom uit een koude familie en het was mijn droom om zelf een warm gezin te hebben. Dat is mij niet gelukt. En dat vind ik het allerergste.’
Thuis tikt de tijdbom
Op het eerste gezicht zien ze er doodnormaal uit, ze hebben nog een auto, een huis, zelfs een job, en toch halen ze amper het einde van de maand. De toename van de bijna-armen is een evolutie die de armoede-experts aan de Leuvense en Antwerpse universiteit duidelijk verontrust. ‘Het aantal werkende armen is tot ongeveer 5 procent gestegen, al ligt het Europese gemiddelde nog een stukje hoger’, zegt Ides Nicaise (KUL). In onze sociale welvaartsstaat zijn er wel voorzieningen om de allerarmsten bij te staan, maar niet de bijna-armen. ‘Ze kennen ook de weg niet of zijn te trots om hulp te vragen. Ze gaan eerst al hun reserves opsouperen.’
Volgens het Netwerk tegen Armoede heeft het activeringsbeleid van de overheid ook een averechts effect. Vaak worden mensen ‘geactiveerd’ om precaire jobs aan te nemen: deeltijds werk, uitzendarbeid, jobs aan minimumlonen, contracten van beperkte duur. Het is naďef te denken dat werk alles oplost, vindt het Netwerk tegen Armoede. Soms is een baan een vergiftigd geschenk dat de problemen vergroot. Je hebt immers extra kosten (zoals kinderopvang en vervoer) en je hebt geen recht op een aantal voordelen die er voor armen zijn. ‘Een job lost niet alles op, het moet gaan om een integrale aanpak’, aldus het Netwerk.
In Antwerpen doet Frank Vandenbroucke nu onderzoek naar armoederisico’s, maar als minister heeft hij zelf met zijn activeringsbeleid voor werklozen zeker een aantal mensen in de armoede gestort, stipt Ides Nicaise nog aan: ‘Tienduizenden werklozen werden zo in de voorbije jaren geschorst. Een kleine minderheid vond werk, maar de grootste groep is gewoon uit het zicht verdwenen.’ Wegens dezelfde activeringsfilosofie is nu ook de uitkering van langdurig werklozen serieus verminderd. ‘Een bijzonder heikele kwestie’, waarschuwt Danielle Dierckx van het centrum Oases (Universiteit Antwerpen). ‘Omdat je door de crisis juist een steeds groter bataljon langdurig werklozen krijgt.’
Het centrum Oases brengt deze week zijn nieuwe Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2012 uit. De officiële armoede in België is dit jaar tot de recordhoogte van 15,3 procent gestegen, maar de groep die net boven de armoedegrens zit, valt niet te becijferen. De twee groepen die het grootste risico lopen om in armoede te vallen, zijn eenoudergezinnen (39 procent) en werklozen (38 procent). De zwaarste uitgavenposten zijn wonen (huur of hypotheek) en energie. De stookolietank vullen, is niet meer vanzelfsprekend. Op internet krioelt het van de berichtjes om gratis brandhout te zoeken. Danielle Dierckx: ‘De druk neemt zichtbaar toe. Mensen die nog net rondkwamen, halen het nu niet meer. De kinderarmoede is in tien jaar verdubbeld.’
Dat wijst er volgens haar op dat niet alleen de zwakste, maar ook de middengroep nu getroffen wordt. Wanneer gezinnen nog amper de eindjes aan elkaar kunnen knopen, gaan ze eerst besparen op cultuur- en vrije-tijdsbesteding en op medische kosten. Ze schrappen de vakantiereis en stellen een doktersbezoek uit. Danielle Dierckx: ‘De status ophouden, is belangrijk. Het taboe is veel groter bij nieuwe armen dan bij generatiearmen. De samenleving is minder solidair dan vroeger en de mentaliteit is nu meer: eigen schuld, dikke bult. Zeker nu ook het beleid meer focust op fraudebestrijding dan op armoedebestrijding. Van een succesvol armoedebeleid is nog niet veel in huis gekomen.’
Een gevaarlijke situatie, denken de experts. Danielle Dierckx: ‘Ik vrees voor steeds heviger protest van de onderste lagen van de bevolking. Zeker de combinatie van verarming bij jongeren en bij allochtonen is gevaarlijk. Hun toekomstbeeld is weg. Ze zijn alle hoop kwijt op een plaats in het normale circuit en wenden zich bijna automatisch tot de illegaliteit of zelfs criminaliteit.’ Ides Nicaise: ‘Vroeger konden ongekwalificeerde jongeren nog wel een job vinden of terugvallen op hun familie, maar nu zijn ze een vogel voor de kat. Die concentratie van armoede en werkloosheid is een sociale tijdbom die in onze steden steeds luider tikt.’
Tony de wc-man
Ergens in Brussel zit Tony te genieten van een koffie. Hij likt aan zijn snor en vertelt al glimlachend zijn verhaal. Hij is afkomstig uit een goed gezin, zijn vader was fotograaf bij een krant, en hij heeft een technische opleiding gevolgd. Hij werkte lange tijd voor de technische dienst van de stad en later voor een busmaatschappij. Hij kwam niets tekort. Hij verdiende zelfs genoeg om zich een zeilboot en een mooie auto te veroorloven. ‘Dat mis ik wel’, zucht Tony nostalgisch. ‘De mooie dingen in het leven. En de vanzelfsprekendheid om geld uit te geven zonder elke cent te moeten omdraaien.’
Het is om twee redenen fout gegaan. Zijn huwelijk liep na vijftien jaar op de klippen. En zijn laatste goeie baan was voor een transportbedrijf dat op zware sociale fraude werd gepakt. Daardoor kon Tony ook geen werkloosheidsuitkering meer krijgen. Toen zijn appartement onbewoonbaar werd verklaard, werd hij dakloos. Hij bracht zijn spullen onder in een depot en slaapt nu meestal bij kennissen, soms in een goedkoop hotelletje. Sinds twee jaar werkt hij als wc-man in een vestiging van McDonald’s. Hij poetst de toiletten en leeft van de centen die in zijn schoteltje worden gegooid. Als zelfstandige, met erg flexibele uren, verdient hij zo amper 40 euro bruto per dag. De opbrengst mindert zienderogen.
‘Het is crisis voor iedereen’, lacht Tony zenuwachtig. ‘Maar ik heb nu geleerd blij te zijn met elke euro.’
Knack, 05-12-2012 (Chris De Stoop)