Barst
8th December 2012, 01:29
IN DE HEL VAN KIDAL
Een islamistisch regime terroriseert al maanden het noorden van Mali. Honderdduizenden mensen zijn gevlucht. Wie bleef, beleeft elke dag nieuwe verschrikkingen. Het verhaal van een reis naar het rijk van het kwaad.
Het noorden van Mali is voor journalisten nauwelijks toegankelijk. Het is sinds het voorbije voorjaar in handen van islamisten. De islamwet, de sharia, is er nu van toepassing. Wie overspel pleegt, wordt gestenigd. Ledematen worden geamputeerd. Elke vorm van oppositie wordt onderdrukt. In de stad Timboektoe werden grafmonumenten vernield die tot het werelderfgoed werden gerekend. Paul Hyacinthe Mben is 39 en journalist in de nog vrije Malinese hoofdstad Bamako, in het zuiden van het land. Hij onderhandelde wekenlang met de islamistische leiders voor een vrijgeleide om naar het noorden te kunnen reizen. Hij kreeg zijn zin en mocht voor drie weken op stap, op voorwaarde dat hij zich naar de kledingvoorschriften van de nieuwe machthebbers zou voegen. Hij werd herhaaldelijk op de rooster gelegd en gefouilleerd. Hij zei tegen niemand met wie hij zou spreken of waar hij overnachtte en bleef nooit langer dan twee dagen op dezelfde plek. Hij leefde voortdurend met de angst dat hij zou worden ontvoerd. Terecht, zo bleek na z’n terugkeer in Bamako. Zeven gewapende strijders waren in het noorden de hele tijd naar hem op zoek geweest. Hieronder leest u zijn reisverslag.
Een controlepost op de weg naar Gao. Enkele nauwelijks volgroeide pubers trekken de wacht op in naam van de profeet en showen patserig hun kalasjnikovs. De oudste roept door een megafoon voortdurend een schier eindeloze lijst van alles wat haram is, onrein, en dus verboden om verder naar het noorden mee te nemen. ‘Sigaretten, cd’s, radio’s, camera’s, sieraden...’
Met dwingende gebaren laten ze de weinige bussen stoppen die nog uit het zuiden van Mali naar het noorden rijden. Eentje stapt in en loopt met het geweer in aanslag door de bus. Zitten mannen en vrouwen netjes van elkaar gescheiden? Zijn de vrouwen wel helemaal bedekt? Hebben mannen wel een broek aangetrokken die tot net aan de enkel reikt, zoals de profeet die volgens de radicale moslims ook zou hebben gedragen? De chauffeur en de passagiers ondergaan de procedure lijdzaam. De jongen springt door de achterdeur uit de bus. ‘Salaam aleikum’, vrede zij met u. De bus kan verder rijden.
Mali is sinds april een verdeeld land. In het noorden hebben islamisten een gebied veroverd dat groter is dan Frankrijk. Toearegstrijders slaagden er in enkele weken tijd in om het Malinese leger op de vlucht te drijven en riepen de Toearegnatie Azawad uit, die door geen enkel land werd erkend. Dan kwamen de islamisten met zware wapens die ze in Libië hadden buitgemaakt en met de steun van strijders van Al-Qaeda, die al jaren in de Maghreb en in de Sahel een toevlucht vonden. De Toearegs die niet naar het kamp van de islamisten overliepen, werden weggejaagd. In Gao zijn nog overal de sporen te zien van de gevechten. De vrees bestaat dat het noorden van Mali een tweede Somalië wordt, of een nieuw Afghanistan.
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is het erover eens dat de internationale gemeenschap moet optreden. Het West-Afrikaanse bondgenootschap Ecowas wil troepen sturen. De Europese Unie denkt aan militaire adviseurs en de Verenigde Staten overwegen om de islamistische leiders met drones uit te schakelen. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Guido Westerwelle bezweert dat het noorden van Mali geen kweekvijver van terroristen mag worden. Zijn Amerikaanse collega Hillary Clinton gelooft dat de opdrachtgevers voor de aanslag op de Amerikaanse ambassade in de Libische stad Benghazi in Mali moeten worden gezocht.
Sinds de islamisten het in Gao voor het zeggen hebben, is alle kleur uit de stad verdwenen. Gao was een etappe voor toeristen op weg naar Timboektoe. De straatwinkeltjes zijn weg, bars en restaurants gesloten. Muziek is verboden. In grote witte Arabische karakters op zwarte borden schreeuwen de nieuwe machthebbers overal hun geloof uit: ‘Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet.’
Bij een hitte van veertig graden in de schaduw ligt het afval in de straten te rotten. Er zijn tot nog toe bijna een half miljoen mensen voor de islamisten gevlucht. Doorgaans mensen die een opleiding hebben genoten. De ingenieurs die voor de elektriciteitstoevoer en de watervoorziening zorgden, bijvoorbeeld. Buitenlandse ontwikkelingsorganisaties zijn vertrokken en de wegenwerkers die door Bamako waren gestuurd om een nieuw stratenplan te realiseren, kozen het zekere voor het onzekere. ‘Gao is dood’, zegt monteur Allasane Amadou Touré, die in de schaduw thee drinkt. Werk is er niet en van enige economische activiteit in de stad is nog nauwelijks sprake.
De islampolitie is nu de belangrijkste werkgever in de stad. Ze heeft haar hoofdkwartier uitgerekend in de Washingtonstraat in het centrum van Gao. Het zijn meestal jonge mannen, soms nog bijna kinderen, die hun medeburgers met het wapen in de hand toeblaffen wat haram en wat halal is. Tot voor kort werden in de Washingtonstraat ook de vonnissen van de shariarechtbank voltrokken. Sinds het een boze menigte een paar keer is gelukt om veroordeelden uit handen van de beul te redden, is de islampolitie voorzichtiger geworden. Handen en voeten worden nu niet meer publiekelijk afgehakt.
Opperbeul
Dat gebeurt nu in een voormalige militaire basis buiten de stad. Een van de slachtoffers, Alhassane Boncana Maiga, zou runderen hebben gestolen. Hij draagt een wit kleed. Vier bewakers sleuren hem in een donkere ruimte en binden hem vast op een stoel. Alleen een hand blijft vrij. Een dokter geeft hem een spuitje tegen de pijn. Opperbeul Omar Ben Saïd trekt een mes, roept ‘alle welwillende en barmhartige’ mensen aan, neemt de hand van de veroordeelde en begint te snijden. Bloed spuit uit de wonde. Moeizaam werkt het mes zich door het been. Na meer dan drie minuten valt de hand in een emmer. De beul neemt zijn mobiele telefoon en belt zijn superieur: ‘De man is gestraft.’
Maiga hield de ogen gesloten en gaf geen kik. Hij wordt naar een zijkamer gebracht, waar de hand wordt verbonden en een kwartier later staat hij weer op straat. ‘Ik heb niets gedaan’, zegt hij. ‘Hoe moet het nu verder? Werken kan ik zo niet meer.’ Enkele dagen later is hij dood. Wellicht liep hij een infectie op, die hem het leven kostte.
Een van de hoofdverantwoordelijken voor de terreur van de islamisten is Iyad Ag Ghali. Hij woont in Kidal, 320 kilometer ten noordoosten van Gao. Hij ontvangt in een prachtig huis, vlakbij een luchthaven waar nu geen vliegtuigen meer landen. Ag Ghali is een kleine man met een lange baard en een zonnebril. Hij is de hele tijd omringd door een groep zwaarbewapende leden van een militie die zich Ansar al-Din noemt, Verdedigers van het Geloof. De militie is nieuw. Tot vorig jaar was Ag Ghali nog bekend als een vooraanstaand Toearegseparatist. De ene keer wou hij praten met de regering in Bamako, de andere keer ging hij toch weer voor een eigen staat. Hij staat bekend als iemand die rookt en een glaasje lust. Omdat hij de reputatie heeft dat hij volstrekt onbetrouwbaar is, schoven de Toearegrebellen hem in november vorig jaar politiek aan de kant. Dat was het moment waarop Ag Ghali zijn islamitische geloof ontdekte.
Van dat ogenblik af kwam hij niet meer op voor de oprichting van een Toearegstaat, maar voor de invoering van de sharia. ‘Wie het pad van Allah niet volgt, is een ongelovige.’ Die bocht verzekerde hem van de steun van Al-Qaeda en van andere extremisten in de Maghreb. Zijn militie speelt sindsdien ook een rol in de drugshandel in de Sahara. Zuid-Amerikaanse drugskartels sturen cocaïne per schip naar Guinee-Bissau en vandaar gaat het over land naar het noorden. Voor het transport staan rebellen in, revolutionairen en bandieten, zoals de strijders van Ansar al-Din. De winst is enorm. Een andere bron van inkomsten voor de Verdedigers van het Geloof zijn ontvoeringen. Toen de Verenigde Naties midden oktober erin toestemden om in Noord-Mali in te grijpen, dreigde Ansar al-Din ermee om Franse gijzelaars om te brengen.
Iyad Ag Ghali is karig met woorden voor de bezoekers. ‘Welkom in de islamitische stad Kidal’ zegt hij, stapt in zijn terreinwagen en scheurt weg met zijn hele entourage achter hem aan. Kidal geeft overigens in zijn geheel niet bepaald een vriendelijke indruk. Pick-ups van de islampolitie patrouilleren door de straten. De helft van de inwoners is naar Mauritanië of Niger gevlucht. De markt is gesloten en vrouwen durven niet meer alleen de stad in. Mannen moeten een baard laten staan en wie de oproep van de muezzin tot het gebed niet volgt, krijgt zweepslagen of wordt voor drie dagen in de gevangenis gestopt. Naar de radio luisteren, is niet alleen verboden – het is zelfs gewoon onmogelijk omdat de nieuwe machthebbers de satellietschotels op de daken hebben afgerukt.
Onder een boom dommelt Yacouba Mahamane Maiga. Hij draagt een afgewassen T-shirt en een korte broek. Voor de islamisten naar Kidal kwamen, was hij een van de rijkste mannen van de stad. Hij balt de vuist naar de jongens met hun kalasjnikovs. Het is hem allemaal te veel. Zijn bouwonderneming kreeg voor de machtsovername de opdracht voor de bouw van een nieuwe gevangenis en een gerechtsgebouw. Voor miljoenen aan overheidsopdrachten. Hij investeerde voor omgerekend anderhalf miljoen in graafmachines en kranen. Maar sinds de komst van de islamisten wordt er in Kidal niet meer gebouwd. Maiga kan niet anders dan toezien hoe het fout gaat. Zijn machines verkommeren onder een dikke laag woestijnstof, zijn werknemers zijn gevlucht. Ernstig neemt hij die ‘vervloekte salafisten’ niet bijzonder. Hun ‘vroomheid’ maakt ook weinig indruk. ‘Schurken zijn het, ja. Bandieten.’
Wie dat zegt in het openbaar riskeert zijn leven. De islampolitie is overal, maar Maiga kan het niet meer verdommen. Er leven in Mali meer dan twintig bevolkingsgroepen. Moslims, christenen en animisten woonden tot nog toe vreedzaam naast elkaar. Godsdienst was altijd een privézaak. Maiga is ervan overtuigd dat de islamisten geen steun hebben van de bevolking. De mensen in Kidal zijn het beu, zegt hij, om zich door wat halfwassen gangsters de les te laten spellen.
Maimouna Wallet Zeidane is apotheker en ze behoort tot diegenen die het groeiende verzet willen organiseren. Ze is 27 en toen dat nog mocht, deed ze veel aan sport. Ze deelde met haar vriend een luchtige tweekamerwoning. Nu is ze alleen. Omdat ze ongetrouwd samenwoonden, wilde Ansar al-Din een hand van haar partner afhakken. Hij koos eieren voor zijn geld en vertrok naar Algerije. ‘We leven in het jaar 2012’, zegt Zeidane. ‘Hoe kun je in ’s hemelsnaam proberen om de klok terug te draaien naar de tijd van de profeet?’
Thuis draagt ze jeans en een T-shirt. Als ze zich zo zou buiten wagen, riskeert ze stokslagen. In de woonkamer liggen spandoeken met daarop slagzinnen zoals ‘islamisten = drugshandelaars’. Als er aan de deur wordt geklopt, raapt ze alles snel bij elkaar. ‘Als de islampolitie dat hier vindt, brandt ze het huis plat.’ Ze doet een sluier om en opent de deur op een kier. Het zijn drie medestrijdsters. Ze noemen zich de amazonen van Kidal en ze zijn al met zo’n 250 vrouwen. Bij elke betoging zijn we met meer, zeggen ze.
Over enkele dagen gaan ze weer de straat op met hun spandoeken. Ze zullen klappen krijgen en riskeren ten minste veertig slagen met een stok of met de zweep. Maar Zeidane is vastbesloten. De islamisten hebben haar leven kapotgemaakt. Ze is niet meer bang van de mannen met baarden en geweren: ‘Dat ze branden in de hel.’
Knack, 05-12-2012 © DER SPIEGEL
Een islamistisch regime terroriseert al maanden het noorden van Mali. Honderdduizenden mensen zijn gevlucht. Wie bleef, beleeft elke dag nieuwe verschrikkingen. Het verhaal van een reis naar het rijk van het kwaad.
Het noorden van Mali is voor journalisten nauwelijks toegankelijk. Het is sinds het voorbije voorjaar in handen van islamisten. De islamwet, de sharia, is er nu van toepassing. Wie overspel pleegt, wordt gestenigd. Ledematen worden geamputeerd. Elke vorm van oppositie wordt onderdrukt. In de stad Timboektoe werden grafmonumenten vernield die tot het werelderfgoed werden gerekend. Paul Hyacinthe Mben is 39 en journalist in de nog vrije Malinese hoofdstad Bamako, in het zuiden van het land. Hij onderhandelde wekenlang met de islamistische leiders voor een vrijgeleide om naar het noorden te kunnen reizen. Hij kreeg zijn zin en mocht voor drie weken op stap, op voorwaarde dat hij zich naar de kledingvoorschriften van de nieuwe machthebbers zou voegen. Hij werd herhaaldelijk op de rooster gelegd en gefouilleerd. Hij zei tegen niemand met wie hij zou spreken of waar hij overnachtte en bleef nooit langer dan twee dagen op dezelfde plek. Hij leefde voortdurend met de angst dat hij zou worden ontvoerd. Terecht, zo bleek na z’n terugkeer in Bamako. Zeven gewapende strijders waren in het noorden de hele tijd naar hem op zoek geweest. Hieronder leest u zijn reisverslag.
Een controlepost op de weg naar Gao. Enkele nauwelijks volgroeide pubers trekken de wacht op in naam van de profeet en showen patserig hun kalasjnikovs. De oudste roept door een megafoon voortdurend een schier eindeloze lijst van alles wat haram is, onrein, en dus verboden om verder naar het noorden mee te nemen. ‘Sigaretten, cd’s, radio’s, camera’s, sieraden...’
Met dwingende gebaren laten ze de weinige bussen stoppen die nog uit het zuiden van Mali naar het noorden rijden. Eentje stapt in en loopt met het geweer in aanslag door de bus. Zitten mannen en vrouwen netjes van elkaar gescheiden? Zijn de vrouwen wel helemaal bedekt? Hebben mannen wel een broek aangetrokken die tot net aan de enkel reikt, zoals de profeet die volgens de radicale moslims ook zou hebben gedragen? De chauffeur en de passagiers ondergaan de procedure lijdzaam. De jongen springt door de achterdeur uit de bus. ‘Salaam aleikum’, vrede zij met u. De bus kan verder rijden.
Mali is sinds april een verdeeld land. In het noorden hebben islamisten een gebied veroverd dat groter is dan Frankrijk. Toearegstrijders slaagden er in enkele weken tijd in om het Malinese leger op de vlucht te drijven en riepen de Toearegnatie Azawad uit, die door geen enkel land werd erkend. Dan kwamen de islamisten met zware wapens die ze in Libië hadden buitgemaakt en met de steun van strijders van Al-Qaeda, die al jaren in de Maghreb en in de Sahel een toevlucht vonden. De Toearegs die niet naar het kamp van de islamisten overliepen, werden weggejaagd. In Gao zijn nog overal de sporen te zien van de gevechten. De vrees bestaat dat het noorden van Mali een tweede Somalië wordt, of een nieuw Afghanistan.
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is het erover eens dat de internationale gemeenschap moet optreden. Het West-Afrikaanse bondgenootschap Ecowas wil troepen sturen. De Europese Unie denkt aan militaire adviseurs en de Verenigde Staten overwegen om de islamistische leiders met drones uit te schakelen. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Guido Westerwelle bezweert dat het noorden van Mali geen kweekvijver van terroristen mag worden. Zijn Amerikaanse collega Hillary Clinton gelooft dat de opdrachtgevers voor de aanslag op de Amerikaanse ambassade in de Libische stad Benghazi in Mali moeten worden gezocht.
Sinds de islamisten het in Gao voor het zeggen hebben, is alle kleur uit de stad verdwenen. Gao was een etappe voor toeristen op weg naar Timboektoe. De straatwinkeltjes zijn weg, bars en restaurants gesloten. Muziek is verboden. In grote witte Arabische karakters op zwarte borden schreeuwen de nieuwe machthebbers overal hun geloof uit: ‘Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet.’
Bij een hitte van veertig graden in de schaduw ligt het afval in de straten te rotten. Er zijn tot nog toe bijna een half miljoen mensen voor de islamisten gevlucht. Doorgaans mensen die een opleiding hebben genoten. De ingenieurs die voor de elektriciteitstoevoer en de watervoorziening zorgden, bijvoorbeeld. Buitenlandse ontwikkelingsorganisaties zijn vertrokken en de wegenwerkers die door Bamako waren gestuurd om een nieuw stratenplan te realiseren, kozen het zekere voor het onzekere. ‘Gao is dood’, zegt monteur Allasane Amadou Touré, die in de schaduw thee drinkt. Werk is er niet en van enige economische activiteit in de stad is nog nauwelijks sprake.
De islampolitie is nu de belangrijkste werkgever in de stad. Ze heeft haar hoofdkwartier uitgerekend in de Washingtonstraat in het centrum van Gao. Het zijn meestal jonge mannen, soms nog bijna kinderen, die hun medeburgers met het wapen in de hand toeblaffen wat haram en wat halal is. Tot voor kort werden in de Washingtonstraat ook de vonnissen van de shariarechtbank voltrokken. Sinds het een boze menigte een paar keer is gelukt om veroordeelden uit handen van de beul te redden, is de islampolitie voorzichtiger geworden. Handen en voeten worden nu niet meer publiekelijk afgehakt.
Opperbeul
Dat gebeurt nu in een voormalige militaire basis buiten de stad. Een van de slachtoffers, Alhassane Boncana Maiga, zou runderen hebben gestolen. Hij draagt een wit kleed. Vier bewakers sleuren hem in een donkere ruimte en binden hem vast op een stoel. Alleen een hand blijft vrij. Een dokter geeft hem een spuitje tegen de pijn. Opperbeul Omar Ben Saïd trekt een mes, roept ‘alle welwillende en barmhartige’ mensen aan, neemt de hand van de veroordeelde en begint te snijden. Bloed spuit uit de wonde. Moeizaam werkt het mes zich door het been. Na meer dan drie minuten valt de hand in een emmer. De beul neemt zijn mobiele telefoon en belt zijn superieur: ‘De man is gestraft.’
Maiga hield de ogen gesloten en gaf geen kik. Hij wordt naar een zijkamer gebracht, waar de hand wordt verbonden en een kwartier later staat hij weer op straat. ‘Ik heb niets gedaan’, zegt hij. ‘Hoe moet het nu verder? Werken kan ik zo niet meer.’ Enkele dagen later is hij dood. Wellicht liep hij een infectie op, die hem het leven kostte.
Een van de hoofdverantwoordelijken voor de terreur van de islamisten is Iyad Ag Ghali. Hij woont in Kidal, 320 kilometer ten noordoosten van Gao. Hij ontvangt in een prachtig huis, vlakbij een luchthaven waar nu geen vliegtuigen meer landen. Ag Ghali is een kleine man met een lange baard en een zonnebril. Hij is de hele tijd omringd door een groep zwaarbewapende leden van een militie die zich Ansar al-Din noemt, Verdedigers van het Geloof. De militie is nieuw. Tot vorig jaar was Ag Ghali nog bekend als een vooraanstaand Toearegseparatist. De ene keer wou hij praten met de regering in Bamako, de andere keer ging hij toch weer voor een eigen staat. Hij staat bekend als iemand die rookt en een glaasje lust. Omdat hij de reputatie heeft dat hij volstrekt onbetrouwbaar is, schoven de Toearegrebellen hem in november vorig jaar politiek aan de kant. Dat was het moment waarop Ag Ghali zijn islamitische geloof ontdekte.
Van dat ogenblik af kwam hij niet meer op voor de oprichting van een Toearegstaat, maar voor de invoering van de sharia. ‘Wie het pad van Allah niet volgt, is een ongelovige.’ Die bocht verzekerde hem van de steun van Al-Qaeda en van andere extremisten in de Maghreb. Zijn militie speelt sindsdien ook een rol in de drugshandel in de Sahara. Zuid-Amerikaanse drugskartels sturen cocaïne per schip naar Guinee-Bissau en vandaar gaat het over land naar het noorden. Voor het transport staan rebellen in, revolutionairen en bandieten, zoals de strijders van Ansar al-Din. De winst is enorm. Een andere bron van inkomsten voor de Verdedigers van het Geloof zijn ontvoeringen. Toen de Verenigde Naties midden oktober erin toestemden om in Noord-Mali in te grijpen, dreigde Ansar al-Din ermee om Franse gijzelaars om te brengen.
Iyad Ag Ghali is karig met woorden voor de bezoekers. ‘Welkom in de islamitische stad Kidal’ zegt hij, stapt in zijn terreinwagen en scheurt weg met zijn hele entourage achter hem aan. Kidal geeft overigens in zijn geheel niet bepaald een vriendelijke indruk. Pick-ups van de islampolitie patrouilleren door de straten. De helft van de inwoners is naar Mauritanië of Niger gevlucht. De markt is gesloten en vrouwen durven niet meer alleen de stad in. Mannen moeten een baard laten staan en wie de oproep van de muezzin tot het gebed niet volgt, krijgt zweepslagen of wordt voor drie dagen in de gevangenis gestopt. Naar de radio luisteren, is niet alleen verboden – het is zelfs gewoon onmogelijk omdat de nieuwe machthebbers de satellietschotels op de daken hebben afgerukt.
Onder een boom dommelt Yacouba Mahamane Maiga. Hij draagt een afgewassen T-shirt en een korte broek. Voor de islamisten naar Kidal kwamen, was hij een van de rijkste mannen van de stad. Hij balt de vuist naar de jongens met hun kalasjnikovs. Het is hem allemaal te veel. Zijn bouwonderneming kreeg voor de machtsovername de opdracht voor de bouw van een nieuwe gevangenis en een gerechtsgebouw. Voor miljoenen aan overheidsopdrachten. Hij investeerde voor omgerekend anderhalf miljoen in graafmachines en kranen. Maar sinds de komst van de islamisten wordt er in Kidal niet meer gebouwd. Maiga kan niet anders dan toezien hoe het fout gaat. Zijn machines verkommeren onder een dikke laag woestijnstof, zijn werknemers zijn gevlucht. Ernstig neemt hij die ‘vervloekte salafisten’ niet bijzonder. Hun ‘vroomheid’ maakt ook weinig indruk. ‘Schurken zijn het, ja. Bandieten.’
Wie dat zegt in het openbaar riskeert zijn leven. De islampolitie is overal, maar Maiga kan het niet meer verdommen. Er leven in Mali meer dan twintig bevolkingsgroepen. Moslims, christenen en animisten woonden tot nog toe vreedzaam naast elkaar. Godsdienst was altijd een privézaak. Maiga is ervan overtuigd dat de islamisten geen steun hebben van de bevolking. De mensen in Kidal zijn het beu, zegt hij, om zich door wat halfwassen gangsters de les te laten spellen.
Maimouna Wallet Zeidane is apotheker en ze behoort tot diegenen die het groeiende verzet willen organiseren. Ze is 27 en toen dat nog mocht, deed ze veel aan sport. Ze deelde met haar vriend een luchtige tweekamerwoning. Nu is ze alleen. Omdat ze ongetrouwd samenwoonden, wilde Ansar al-Din een hand van haar partner afhakken. Hij koos eieren voor zijn geld en vertrok naar Algerije. ‘We leven in het jaar 2012’, zegt Zeidane. ‘Hoe kun je in ’s hemelsnaam proberen om de klok terug te draaien naar de tijd van de profeet?’
Thuis draagt ze jeans en een T-shirt. Als ze zich zo zou buiten wagen, riskeert ze stokslagen. In de woonkamer liggen spandoeken met daarop slagzinnen zoals ‘islamisten = drugshandelaars’. Als er aan de deur wordt geklopt, raapt ze alles snel bij elkaar. ‘Als de islampolitie dat hier vindt, brandt ze het huis plat.’ Ze doet een sluier om en opent de deur op een kier. Het zijn drie medestrijdsters. Ze noemen zich de amazonen van Kidal en ze zijn al met zo’n 250 vrouwen. Bij elke betoging zijn we met meer, zeggen ze.
Over enkele dagen gaan ze weer de straat op met hun spandoeken. Ze zullen klappen krijgen en riskeren ten minste veertig slagen met een stok of met de zweep. Maar Zeidane is vastbesloten. De islamisten hebben haar leven kapotgemaakt. Ze is niet meer bang van de mannen met baarden en geweren: ‘Dat ze branden in de hel.’
Knack, 05-12-2012 © DER SPIEGEL