I*ngborg.keynen
25th October 2012, 12:18
[SIZE=4]Niet éérst Nederlands leren en dan pas werken [/SIZE]
Het is fout anderstaligen eerst een lange taalopleiding te laten volgen en ze pas daarna aan het werk te zetten. Laat ze werken zodra ze het minimaal vereiste niveau bereikt hebben en breng ze de taal verder al werkend bij. Dat vinden zowel de Vlaamse vakbonden als de Vlaamse werkgevers. Ze raakten het daarover eens in de Commissie Diversiteit van de SERV, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Dat ligt in de lijn van de evoluerende wetenschappelijke inzichten. Tot nu was het adagium f irst train, then place : eerst opleiden en dan in een job plaatsen. Met soms erg lange opleidingstrajecten tot gevolg. Nu wordt het: first place, then train . Eerst een job zoeken voor mensen en dan ze in die job verder opleiden. Training on the job.
Dit advies is belangrijk. Niet minder dan 30.000 werkzoekenden in Vlaanderen, één op de zes, kent onvoldoende Nederlands. En veel werkgevers vinden voor hun jobs geen andere kandidaten dan die werkzoekenden.
Sleutelen aan de talenkennis van die mensen, is dus hoogst belangrijk. Maar moet zo efficiënt mogelijk gebeuren. Men moet ze niet langer dan nodig op de schoolbanken houden. Zodra ze het kan, moeten ze aan het werk en de taalopleiding moet zich daar dan in passen. Trouwens, dan verloopt het leren ook efficiënter.
De VDAB heeft al een aanbod in die richting. De SERV wil dat versterken. Zo biedt de VDAB bedrijven een programma ‘Nederlands op de Werkvloer’ aan - NodW in het vakjargon. Er is ook het NodO , Nederlands op de Opleidingsvloer: mensen die een vakopleiding volgen bij de VDAB en tegelijk een cursus Nederlands. Er zijn ook taalcoaches in de bedrijven en er is in het avond- en volwasseneonderwijs het NT2-aanbod (Nederlands als 2de Taal). De wachtlijsten in dat laatste moeten weggewerkt worden, zegt Karel Van Eetvelt, voorzitter van de werkgeversfederatie Unizo en voorzitter van de SERV.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121025_00347232 (geraadpleegd op 25 oktober 2012)
Ik vind het langs de ene kant wel goed dat men zich gaat toespitsen op de taal die men gebruikt bij de baan. Zo kunnen anderstaligen sneller weg met alle vaktermen en wordt communiceren op het werk veel gemakkelijker waardoor er minder ongevallen en misverstanden zullen zijn. Langs de andere kant vind ik ook wel dat anderstaligen het algemeen gebruikt Nederlands niet mogen verwaarlozen. Ze moeten ook in het dagelijkse leven, buiten het werk om, kunnen omgaan met de Nederlandse taal. Ik zou dus zeker opteren voor de vakspecifieke cursus zodat ze sneller en beter kunnen werken, maar ze daarnaast ook aanraden een algemene cursus Nederlands te gaan volgen om volledig te kunnen integreren en ook in andere omstandigheden Nederlands kunnen spreken, schrijven en verstaan.
Het is fout anderstaligen eerst een lange taalopleiding te laten volgen en ze pas daarna aan het werk te zetten. Laat ze werken zodra ze het minimaal vereiste niveau bereikt hebben en breng ze de taal verder al werkend bij. Dat vinden zowel de Vlaamse vakbonden als de Vlaamse werkgevers. Ze raakten het daarover eens in de Commissie Diversiteit van de SERV, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Dat ligt in de lijn van de evoluerende wetenschappelijke inzichten. Tot nu was het adagium f irst train, then place : eerst opleiden en dan in een job plaatsen. Met soms erg lange opleidingstrajecten tot gevolg. Nu wordt het: first place, then train . Eerst een job zoeken voor mensen en dan ze in die job verder opleiden. Training on the job.
Dit advies is belangrijk. Niet minder dan 30.000 werkzoekenden in Vlaanderen, één op de zes, kent onvoldoende Nederlands. En veel werkgevers vinden voor hun jobs geen andere kandidaten dan die werkzoekenden.
Sleutelen aan de talenkennis van die mensen, is dus hoogst belangrijk. Maar moet zo efficiënt mogelijk gebeuren. Men moet ze niet langer dan nodig op de schoolbanken houden. Zodra ze het kan, moeten ze aan het werk en de taalopleiding moet zich daar dan in passen. Trouwens, dan verloopt het leren ook efficiënter.
De VDAB heeft al een aanbod in die richting. De SERV wil dat versterken. Zo biedt de VDAB bedrijven een programma ‘Nederlands op de Werkvloer’ aan - NodW in het vakjargon. Er is ook het NodO , Nederlands op de Opleidingsvloer: mensen die een vakopleiding volgen bij de VDAB en tegelijk een cursus Nederlands. Er zijn ook taalcoaches in de bedrijven en er is in het avond- en volwasseneonderwijs het NT2-aanbod (Nederlands als 2de Taal). De wachtlijsten in dat laatste moeten weggewerkt worden, zegt Karel Van Eetvelt, voorzitter van de werkgeversfederatie Unizo en voorzitter van de SERV.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121025_00347232 (geraadpleegd op 25 oktober 2012)
Ik vind het langs de ene kant wel goed dat men zich gaat toespitsen op de taal die men gebruikt bij de baan. Zo kunnen anderstaligen sneller weg met alle vaktermen en wordt communiceren op het werk veel gemakkelijker waardoor er minder ongevallen en misverstanden zullen zijn. Langs de andere kant vind ik ook wel dat anderstaligen het algemeen gebruikt Nederlands niet mogen verwaarlozen. Ze moeten ook in het dagelijkse leven, buiten het werk om, kunnen omgaan met de Nederlandse taal. Ik zou dus zeker opteren voor de vakspecifieke cursus zodat ze sneller en beter kunnen werken, maar ze daarnaast ook aanraden een algemene cursus Nederlands te gaan volgen om volledig te kunnen integreren en ook in andere omstandigheden Nederlands kunnen spreken, schrijven en verstaan.