PDA

Bekijk de volledige versie : Historicus Eric Hobsbawm overleden


D*ies.Stessens
5th October 2012, 13:15
De Britse historicus Eric Hobsbawm overleden


De Britse historicus Eric Hobsbawm (95) is maandag (01/10) in een Londens ziekenhuis aan een longontsteking overleden. Hij leed al enkele jaren aan leukemie.


Hobsbawm, een historicus uit de marxistische school, schreef meer dan twintig boeken. In 1962 publiceerde hij met The Age of Revolution het eerste van drie delen over de ‘lange negentiende eeuw’, de periode van 1789 tot en met 1914. Dit deel werd gevolgd door The Age of Capital (1975) en The Age of Empire (1987). In 1994 vervolgde hij zijn verhaal in de ‘korte twintigste eeuw’, van 1914 tot en met 1991, met The Age of Extremes . Zijn werk werd door generaties studenten bestudeerd.

Hobsbawm werd in 1917 in Alexandrië geboren in een Brits-joods gezin. Toen hij twee jaar oud was, verhuisde het gezin naar Wenen. Na de dood van zijn ouders werd hij in 1931 bij familieleden in Berlijn ondergebracht.

In Berlijn vormde Hobsbawm zijn linkse opvattingen. Hij sloot zich aan bij de Socialistische Schooljongens. Er was geen alternatief, zei hij in 2002 in een interview met The Guardian . ‘Het liberalisme faalde. Als ik een Duitser was geweest en geen jood zou ik misschien een nazi zijn geworden, een Duitse nationalist. (...) Het was een tijd waarin je dacht dat er geen toekomst was, tenzij de wereld fundamenteel werd hervormd.’

Later zei hij dat het een geluk was om in het Berlijn van voor Adolf Hitler te wonen. ‘Als je in die tijd niet het gevoel had onderdeel te zijn van de wereldgeschiedenis, dan zou je het nooit voelen.’

Als scholier in Berlijn ontdekte hij Het Communistisch Manifest . En in 1933 vertrok Hobsbawm naar Londen, waar hij zich enkele jaren later aansloot bij de Communistische Partij.

Hoewel hij kort na de dood van Jozef Stalin in 1953 de Sovjet-Unie bezocht en daar zijn geloof in de heilstaat verloor, geloofde hij nog steeds in de communistische beweging, ‘maar ik was geen felle voorvechter meer’.

Hobsbawm werd benoemd tot universitair docent aan Birkbeck College in Londen. Hij bleef zijn hele leven verbonden aan de faculteit en uiteindelijk benoemd tot voorzitter. In 1998 werd hij opgenomen in de orde van de Companions of Honor , een zeldzame eer voor een historicus. Hij schaarde zich hiermee in de gelederen van verlichte geesten als Stephen Hawking, Doris Lessing en Sir Ian McKellan. De orde bestaat nooit uit meer dan 65 leden.

Hobsbawms laatste boek, How to Change the World , verscheen vorig jaar. Volgend jaar zal postuum nog een werk verschijnen.

bron
De Standaard, 02-10-2012

eigen mening
Menig lezer zou bij dit artikel kunnen zeggen dat er elke dag mensen overlijden en dat zal ik ook niet ontkennen, maar zelden zijn ze van zulk belang geweest voor een vak/methode als geschiedenis. Zijn werk The Age of Revolution is een baanbrekend werk dat, niet enkel op het gebied van geschiedenis, maar ook op politiek en economische domeinen nog steeds wordt bestudeerd. Ten slotte heeft Hobsbawm deel uitgemaakt van dezelfde orde als onder meer Stephen Hawking, het spreekt voor zich dat men dan reeds een grote bijdrage heeft geleverd aan de maatschappij.

Barst
5th October 2012, 18:31
‘We weten dat het niet blijft duren'


Oei, een marxist, net als premier Di Rupo. Maar de Britse historicus Eric Hobsbawm, die deze week op 95-jarige leeftijd overleed, omarmde het marxisme echt. Hij exploreerde ermee de tragiek van de geschiedenis.


In boeken als Primitive rebels (1959), Bandits (1969) of Captain Swing (1969) besteedde de Britse historicus Eric Hobsbawm wetenschappelijke aandacht aan de vaak anoniem gebleven opstandelingen en andere rebellen uit het verleden die in hun tijd – maar ook in de geschiedschrijving van lang daarna – meestal werden verketterd als ‘bandieten'. Historische details? In dezelfde logica krijgen dissidenten en opposanten vandaag van de machthebbers, met de verkettering du jour, het etiket ‘terroristen' opgeplakt. Of in een plots zeer actueel geworden versie bij ons: ‘marxisten'.

Iets wetenschappelijke aandacht geven, lijkt een blijk van sympathie of op zijn minst toch van engagement. Hoewel. Het invullen van blinde vlekken in het verleden is een nuttige taak, want het vervolledigt de kennis van het verleden. En het kan net zo goed van verhulde antipathie, kritiekloosheid of zelfs vooringenomenheid getuigen wanneer historici géén aandacht besteden aan de verliezers van de geschiedenis.

Eric Hobsbawm, geboren in het jaar van de Russische Revolutie, is, zo schreef hij in zijn autobiografie Interesting times (2002), de droom van de Oktoberrevolutie altijd blijven koesteren, als ‘baken van hoop' voor de armen en de onderdrukten. Dat, zo besefte hij, had alles met zijn eigen levensloop te maken, waarmee hij openlijk de onmogelijkheid van een waardevrije of ‘objectieve' geschiedschrijving onderstreepte.


Communist

Hij was een telg van Joodse ouders, geboren in Alexandrië in Egypte, wees geworden in Wenen. Hij beleefde als puber in Berlijn de opkomst van het nazisme, wat hem meteen tot communist maakte. Alleen dankzij het Britse paspoort van zijn vader kon hij in Groot-Brittannië een nieuw leven beginnen.

Van dat engagement nam hij nooit afstand, omdat het zijn identiteit had gevormd en omdat de motivatie ervoor, het antifascisme, juist was. Met vreselijke morele vragen als gevolg, zoals: waren die vijftig miljoen doden van de Tweede Wereldoorlog dan nodig om Hitler ten val te brengen? Die tragiek is het extremisme dat hem de titel gaf voor zijn indrukwekkende synthese over de geschiedenis van ‘de korte twintigste eeuw' The age of extremes (1994, vertaald als Een eeuw van uitersten).

Leerde Hobsbawm als historicus dat de droom van de Oktoberrevolutie altijd tot mislukken was gedoemd, hij bleef, anders dan vele andere intellectuelen en fellow travellers, zijn hele leven communist. Al was het maar omdat hij zijn gelijk van 1933 niet wilde inruilen voor het comfort van politieke zelfgenoegzaamheid en intellectueel conformisme. Hij ging nooit schuilen in de tijdgeest.

Wie dat uitstekend begreep, is de bekende en politiek even controversiële historicus Niall Ferguson, die zich openlijk rechts profileert. Ferguson had, zo schreef hij in The Guardian, wel liever gezien dat Hobsbawm duidelijker afstand nam van het communisme en de stalinistische excessen. Maar verder, zo wilde hij uitdrukkelijk geweten hebben, ‘waren wij vrienden', al waren ze het in politiek over vrijwel alles oneens. Wat hen overigens ook bond, was een liefde voor jazz, een onderwerp waarover Hobsbawm ook een boek schreef.

In Hobsbawm (‘nooit een slaaf van de marxistisch-leninistische doctrine') waardeerde Ferguson vooral het historische vakmanschap: ‘We waren er beiden van overtuigd dat economische veranderingen de moderne tijd vorm hadden gegeven. Dat hij de kant koos van de arbeiders en boeren, en ik die van de bourgeoisie, was geen obstakel voor onze vriendschap.'

Hobsbawms engagement als historicus drukt zich ook uit in zijn grote synthesewerken, vooral zijn trilogie (1962-1987) over de ‘lange' negentiende eeuw, die loopt van de Franse Revolutie (1789) tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914). Het vuistdikke Een eeuw van uitersten is daarop het vervolg.

De academische praktijk van nu is niet tuk op zulke grote overzichtswerken en prefereert gespecialiseerde studies over steeds kleinere onderwerpen. Maar Hobsbawm – die het zich als academicus ook kon permitteren – vond het zijn taak om zijn brede eruditie in die grote synthesen te gieten, om een ruim publiek te kunnen vertellen hoe de wereld van nu tot stand is gekomen.


Middenklasse

Schrijven over het verleden stond voor hem nooit los van het nadenken over dat rare vak. Hij voelde ook best, bijvoorbeeld wanneer het over de Sovjet-Unie moest gaan, de spanning tussen zijn vakmanschap en zijn politieke opinies. Hij schreef daar opvallend nuchtere essays over (On history, 1997), maar het inspireerde hem ook tot studies over hoe beelden over het verleden ontstaan, hoe tradities worden ‘uitgevonden' en in politieke mythes worden verbeeld.

Dat bracht hem tot een kritische en erudiete studie over het nationalisme (1991), dat hij wel ernstig nam – het boek is er om dat te bewijzen – maar in zijn emotionele dimensie toch niet helemaal kon vatten. Ook zijn generatiegenoot Ernest Gellner, die vanuit een heel andere invalshoek een standaardwerk over het nationalisme schreef, kon in zijn rationalisme niet altijd goed overweg met nationalistische emoties. Gellner en Hobsbawm zijn dan ook beiden telgen uit de intellectuele Centraal-Europese Joodse diaspora, die persoonlijk geen te beste herinneringen aan die emoties hadden overgehouden.

Zag Hobsbawm eerst het communisme failliet gaan, aan het eind van zijn leven volgde het kapitalisme. In zijn analyse is een wilde vrije markt daar het resultaat van, die nu ook de middenklasse bedreigt. Daar ontwaarde hij een nieuwe kans voor een progressieve politiek. Met sympathie volgde hij dan ook de middengroepen die zich in de Arabische Lente van de verdrukking willen ontdoen. Al voegde hij daar in een interview op de BBC aan toe: ‘We weten dat het niet zal blijven duren.'


DSL, 05-10-2012 (Marc Reynebeau)