Barst
15th September 2012, 15:35
Legkippen in een gouden kooi
Ze zijn allerhoogst geschoold. Maar hun droom om professor te worden kan maar een minderheid van de doctors waarmaken. Dat schept onzekerheid, frustratie, ontgoocheling. ‘We werken ons uit de naad en worden dan gedumpt, als nuttige idioten.'
‘Over anderhalf jaar eindigt mijn opdracht en wellicht ook mijn academische loopbaan. Op een job als prof of een plaats bij het zelfstandig academisch personeel hoef ik niet te hopen. Er is te weinig plaats. Dat is de harde realiteit, niet enkel voor mij, maar ook voor andere collega-doctors en alle beginnende doctorandi.'
Koen Aerts (29) is bezig aan zijn tweede jaar als postdoctoraal onderzoeker geschiedenis aan de Universiteit Gent. De collaboratie in de Tweede Wereldoorlog is zijn onderzoeksobject. ‘Je kunt ons omschrijven als nuttige idioten', zegt hij, ‘als legkippen in een gouden kooi. Wij versterken met ons werk een tijdlang de wetenschappelijke status van de vakgroep, de faculteit, de universiteit, en daarna worden we gedumpt. Dat is schrijnend. En dan moet ik nog toegeven dat mijn promotor, Bruno De Wever, ons er in alle eerlijkheid en nuchterheid op heeft gewezen dat de plaatsen schaars waren.'
Rommel opgeruimd, gedumpt
De jonge onderzoeker merkt het aan zijn werkomgeving. Daar is het een komen en gaan van onderzoekers, gastprofessoren, doctorandi en postdocs. Naambordjes moeten voortdurend worden vervangen, bureaus worden gedeeld. ‘Uit gesprekken met collega's kan ik opmaken dat er veel onvrede heerst. Maar die kritiek wordt nooit geuit, uit vrees de boot te missen. Ze zeuren in de wandelgangen, maar dan besluiten ze wel met: “Het systeem is nu eenmaal zo.”'
Het probleem is prangender voor de mensen uit de humane en de sociale wetenschappen. Maar ook in de exacte wetenschappen, waar de doorstroming naar de industrie of de ziekenhuizen veel meer gangbaar is, worstelen jonge onderzoekers met het gebrek aan perspectief.
Zoals Kurt – een schuilnaam, want hij wil zijn echte naam liever niet in de krant. Hij is 34 jaar en bio-ingenieur. Hij behaalde zijn doctoraat in 2005, sindsdien werkt hij in een postdoc-mandaat. ‘Vorig jaar liep mijn postdoc-contract af', vertelt Kurt. ‘Ik had door de jaren behoorlijk veel lesgegeven. Niet altijd met evenveel zin, want dat is tijd die je niet aan onderzoek kunt besteden, maar ik dacht dat het me zou helpen aan een vaste benoeming te raken. Toch werd ik bij de sollicitatie afgewezen. Mijn wetenschappelijke publicaties waren prima, maar ik had te weinig buitenlandse ervaring. Dat kwam hard aan. Je hebt je maanden uit de naad gewerkt, en dan mag je niet meedoen. Met het oog op die baan had ik een aanbod om les te geven aan een andere universiteit afgewezen.'
‘Op dat moment had ik het echt gehad. Ik voelde me gebruikt, alsof ik hun rommel had opgeruimd. Je begint te twijfelen aan jezelf. Wat kan ik? Waarom heb ik al die tijd verdaan?'
Inteelt
Koen en Kurt zitten in de flessenhals van de universiteit. Er zijn de laatste jaren steeds meer studenten bij gekomen, steeds meer van hen specialiseren zich met een doctoraat en dan loopt het strop. Er zijn anderzijds amper plaatsen bij het zelfstandig academisch personeel (ZAP) bij gekomen, zeg maar de jobs als professor (zie grafiek).
De KU Leuven levert 600 doctoraten per jaar af. Het aantal ZAP-plaatsen dat vrijkomt, bedraagt 70. Aan de Universiteit Gent werden vorig jaar 502 doctorstitels uitgereikt en 80 ZAP-vacatures open verklaard. ‘Het is dus niet realistisch om die doctors voor te spiegelen dat ze allemaal zullen kunnen blijven', zegt Peter Marynen, vicerector onderzoeksbeleid aan de KU Leuven. ‘Wij proberen hen al jaren van in het begin duidelijk te maken dat een doctoraat geen garantie biedt op een academische loopbaan. Het is een opleiding om te werken op basis van de wetenschappelijke methode. Dat wordt net zo goed naar waarde geschat in het bedrijfsleven en bij de overheid. Het zou haast inteelt zijn als iedereen binnen de universiteit zou blijven. Misschien moeten we die boodschap nog beter overbrengen.'
Droom en realiteit
De KU Leuven beperkt de periode dat je als postdoc kunt werken tot zes jaar. Elders kun je het tot acht jaar rekken. Dan moet er duidelijkheid zijn over de academische kansen. ‘Als de boodschap negatief is, wordt die niet enthousiast ontvangen', zegt Marynen. ‘Er is een spanning tussen de droom en de realiteit.'
Je zou een rem kunnen zetten op het aantal doctors, maar hoe en op welk moment maak je dan de selectie? Marynen vindt dat geen optie. ‘Vlaanderen wil een kennismaatschappij worden. Wel, dan moeten we blijven investeren in onderzoek en ook in doctoraten. Ook Europa en de Oeso vragen met aandrang dat te doen. We staan wat dat betreft niet aan de top.'
Bruno De Wever, professor geschiedenis aan de UGent en de promotor van Koen Aerts, heeft het doctoraat zien evolueren, van iets wat alleen voor enkelen weggelegd was tot wat het vandaag is. ‘Met zo'n grote groep is het onvermijdelijk dat je veel doctors moet laten vertrekken', zegt hij. ‘Moeten er dan maar minder doctors opgeleid worden? Dat is een moeilijke vraag, waar ik niet met ja of nee op kan antwoorden. Moeten er meer jobs voor hen komen aan de universiteit? Graag, want ons studentenaantal is verdubbeld.'
De Vlaamse regering heeft extra geld vrijgemaakt voor het hoger onderwijs, waarmee ook meer proffen aangeworven zullen kunnen worden. ‘Maar ik wil geen te hooggespannen verwachtingen scheppen', zegt Marynen. ‘Bij ons in Leuven zal dat over tien jaar een groei met zowat 160 plaatsen betekenen. Dat is nooit genoeg om alle postdocs aan boord te houden.'
Loopbaanbegeleiding
Bereidt de universiteit haar onderzoekers voldoende voor op een leven daarbuiten? Niet als je onze getuigen mag geloven. ‘Als postdoc moet je je plan trekken', vindt Kurt. ‘Je wilt niet opgeven en neemt er dus jarenlang een hoop shit bij. En ondertussen kijk je niet uit naar iets anders. Ik vind het jammer dat er geen statuut bestaat tussen je doctoraat en een positie als prof. Ja, er is het zogenaamde tenure track, maar dat is meer de voorbode van een vaste benoeming.'
De universiteiten kennen het probleem al jaren. Er bestaan doctoral schools, die doctorandi andere vaardigheden bijbrengen dan de puur wetenschappelijke: leiding geven, presentaties verzorgen, budgetbeheer. Dat moet beletten dat ze een vakidioot worden. Ze moeten hun employability op peil brengen, zoals dat heet. En er beweegt wat: symposia, netwerkevents en jobbeurzen volgen elkaar op.
Voor postdocs bestond tot voor kort niets. Maar ook daar komt verandering in. De Vlaamse minister van Innovatie, Ingrid Lieten (SP.A), heeft vier miljoen vrijgemaakt om jonge onderzoekers te ondersteunen, met onder meer loopbaanbegeleiding voor postdocs.
Jasmien Van Daele is loopbaanbegeleider aan de Universiteit Gent. Ze is zelf doctor in de geschiedenis, maar deed ook ervaring op in de Internationale Arbeidsorganisatie. Ze stelt vast dat de onzekerheid over de vaste benoeming voor veel postdocs slopend is. ‘Ze werken hard, publiceren in toptijdschriften, en daarbij speelt onderlinge competitie. Het is mentaal zwaar.'
Onherroepelijke exit
De knop omdraaien en uitkijken naar een andere sector, dat ligt toch moeilijk. Het is bijna een taboe. ‘De universiteit verlaten, dat zien veel postdocs als een onherroepelijke exit', zegt Van Daele. ‘Ze moeten durven los te laten, hun angst voor het onbekende overwinnen. En ze moeten durven te springen. Naar een andere universiteit, het buitenland, een heel andere sector.'
Van Daele zag gedoctoreerde collega-historici als leidinggevende belanden in de Antwerpse haven, in een museum, in de culturele sector. ‘Het duurt wel enkele jaren voor ze hun draai vinden. Maar zodra ze goed gelanceerd zijn, willen ze niet meer terug.'
De doctoral schools maken evenwel weinig indruk op Koen Aerts. ‘Cursussen vol Engels managementjargon, daar heb ik me aan onttrokken. Het is symptoombestrijding, geen beleid. Er moeten meer banen komen. Er is werk genoeg, met elk jaar een massa nieuwe studenten. Met het huidige personeel kun je die niet fatsoenlijk begeleiden. Er dreigt bandwerk, funest voor de kwaliteit van het onderwijs. Waarom zetten ze de doctors niet meer in, zodat de groepen studenten minder groot en dus weer werkbaar worden?'
Onbekend is onbemind
Zit het bedrijfsleven te wachten op doctors? Er leven nogal wat negatieve vooroordelen. Doctors zouden wereldvreemd zijn, overgekwalificeerd, niet in staat tot teamwork, te weinig commercieel ingesteld. Clichés, vindt Karen Vandevelde van de UGent, die actief is bij het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring van de Vlaamse Gemeenschap (Ecoom).
Maar er is wel een mismatch tussen wat werkgevers van doctors verwachten enerzijds en anderzijds wat die laatsten zelf als hun sterke punten beschouwen, bleek uit een onderzoek van Ecoom. Zo schatten ze hun onderzoekskwaliteiten hoog in, terwijl de werkgever technische vaardigheden bovenaan plaatst.
Zelfs kmo's die bezig zijn met innovatie zijn geen grote afnemers. ‘Twee derde stelt geen doctors tewerk, wat verrassend is', vindt Vandevelde. ‘Maar bedrijven die er wel in dienst hebben genomen, zijn erg tevreden. Onbekend is ook hier onbemind.'
Ecoom bracht ook de tewerkstelling van de gedoctoreerden (1990-2007) in kaart. Drie jaar nadat ze hun doctoraat hebben behaald, werkt de helft van de doctorandi in de humane en sociale wetenschappen nog aan de universiteit. Bij de ingenieurs is dat maar een kwart. Wie uit de exacte wetenschappen komt, is gewild in het bedrijfsleven en kan er ook meer verdienen.
In het geval van medische specialismen moeten de universiteiten moeite doen om de doctorandi te houden, omdat ze door ziekenhuizen gelokt worden. In de humane richtingen is dat niet zo. Die moeten inleveren als ze de overstap doen.
Uit een internationale vergelijking blijkt ook dat in België in verhouding meer doctoraathouders in het bedrijfsleven aan de slag zijn (samen met Nederland en de VS) dan in andere landen. ‘De nieuwste generatie is veel realistischer over de carrièrekansen', stelt Vandevelde vast. ‘Vier jaar geleden wilde een op de twee nog een academische carrière, nu is dat een op de drie.'
Zigzagcarrière
En toch. In een recente enquête bij alle universiteiten, die al door 141 postdocs werd beantwoord, geeft nog altijd tachtig procent aan dat ze een academische carrière verkiezen. En dan kwam de meerderheid van de respondenten nog uit de biomedische hoek, waar veel meer doorstroming naar de niet-academische wereld voorkomt.
Professor Sven Hendrix presenteerde de resultaten van de enquête gisteren op een symposium in Brussel. Hendrix leidt de Doctoral School voor de Geneeskunde en de Life Sciences aan de Universiteit Hasselt, die als eerste in Vlaanderen een Europees kwaliteitslabel voor haar personeelsbeleid voor onderzoekers kreeg. ‘Op termijn zullen alle universiteiten ook een gestructureerde, bijkomende opleiding aanbieden voor postdocs', voorspelt Hendrix. ‘Zij vormen op dit moment een belangrijke groep onderzoekers die niet omkaderd wordt. Drie kwart van hen zegt nog nooit een speciale cursus gevolgd te hebben. Zeven op de tien weten niet wat het bedrijfsleven van hen verwacht.'
‘Een postdoc heeft jaren hard gewerkt, en heeft heus wel iets in huis wat bedrijven zoeken', meent Hendrix. ‘Ze hebben bewezen research aan te kunnen, ze kunnen een project managen. Ze hebben kwaliteiten die belangrijker zijn dan de puur technische.'
‘Op een event hoorde ik doctors die bedrijfsleider zijn geworden vertellen welk traject ze afgelegd hebben. Dat is niet lineair verlopen, maar zigzag. Ze hebben al eens een verkeerde beslissing genomen, ze kenden hun mislukkingen. Dat mag, zo werkt het nu eenmaal. Zo zien de jonge academici dat risico's nemen erbij hoort.'
En wat nu?
‘Een academische carrière was een droom', zegt Kurt. ‘Die moeten opbergen is niet leuk. Maar spijt? Nee. Ik werd tenslotte goed betaald, en had veel vrijheid.' Voor Kurt wordt het een afscheid van Leuven, maar niet van de academische wereld. ‘Er is een verrassend mooi aanbod uit een ver buitenland gekomen. Ik kan daar prof worden. In eerste instantie voor één jaar, met mogelijk verlenging. Dit wordt dan de buitenlandse ervaring die ik niet had om in Leuven aan de bak te komen.'
Koen Aerts heeft het nog niet opgegeven. ‘Ik ben niet wrokkig. Het waren de mooiste jaren van mijn leven. Als je gepassioneerd bent door je onderwerp, zoals ik, kun je moeilijk beter vinden.'
‘Of ik al uitkijk naar iets anders? Ik hoop nog echt op een vaste plaats. Er zijn wel onderzoekscentra waar een historicus terecht kan, of archieven. Misschien word ik wel journalist. Of boswachter (lacht). Dat wilde ik al in de middelbare school, maar het werd me afgeraden.'
DS, 15-09-2012 (Tom Ysebaert)
Ze zijn allerhoogst geschoold. Maar hun droom om professor te worden kan maar een minderheid van de doctors waarmaken. Dat schept onzekerheid, frustratie, ontgoocheling. ‘We werken ons uit de naad en worden dan gedumpt, als nuttige idioten.'
‘Over anderhalf jaar eindigt mijn opdracht en wellicht ook mijn academische loopbaan. Op een job als prof of een plaats bij het zelfstandig academisch personeel hoef ik niet te hopen. Er is te weinig plaats. Dat is de harde realiteit, niet enkel voor mij, maar ook voor andere collega-doctors en alle beginnende doctorandi.'
Koen Aerts (29) is bezig aan zijn tweede jaar als postdoctoraal onderzoeker geschiedenis aan de Universiteit Gent. De collaboratie in de Tweede Wereldoorlog is zijn onderzoeksobject. ‘Je kunt ons omschrijven als nuttige idioten', zegt hij, ‘als legkippen in een gouden kooi. Wij versterken met ons werk een tijdlang de wetenschappelijke status van de vakgroep, de faculteit, de universiteit, en daarna worden we gedumpt. Dat is schrijnend. En dan moet ik nog toegeven dat mijn promotor, Bruno De Wever, ons er in alle eerlijkheid en nuchterheid op heeft gewezen dat de plaatsen schaars waren.'
Rommel opgeruimd, gedumpt
De jonge onderzoeker merkt het aan zijn werkomgeving. Daar is het een komen en gaan van onderzoekers, gastprofessoren, doctorandi en postdocs. Naambordjes moeten voortdurend worden vervangen, bureaus worden gedeeld. ‘Uit gesprekken met collega's kan ik opmaken dat er veel onvrede heerst. Maar die kritiek wordt nooit geuit, uit vrees de boot te missen. Ze zeuren in de wandelgangen, maar dan besluiten ze wel met: “Het systeem is nu eenmaal zo.”'
Het probleem is prangender voor de mensen uit de humane en de sociale wetenschappen. Maar ook in de exacte wetenschappen, waar de doorstroming naar de industrie of de ziekenhuizen veel meer gangbaar is, worstelen jonge onderzoekers met het gebrek aan perspectief.
Zoals Kurt – een schuilnaam, want hij wil zijn echte naam liever niet in de krant. Hij is 34 jaar en bio-ingenieur. Hij behaalde zijn doctoraat in 2005, sindsdien werkt hij in een postdoc-mandaat. ‘Vorig jaar liep mijn postdoc-contract af', vertelt Kurt. ‘Ik had door de jaren behoorlijk veel lesgegeven. Niet altijd met evenveel zin, want dat is tijd die je niet aan onderzoek kunt besteden, maar ik dacht dat het me zou helpen aan een vaste benoeming te raken. Toch werd ik bij de sollicitatie afgewezen. Mijn wetenschappelijke publicaties waren prima, maar ik had te weinig buitenlandse ervaring. Dat kwam hard aan. Je hebt je maanden uit de naad gewerkt, en dan mag je niet meedoen. Met het oog op die baan had ik een aanbod om les te geven aan een andere universiteit afgewezen.'
‘Op dat moment had ik het echt gehad. Ik voelde me gebruikt, alsof ik hun rommel had opgeruimd. Je begint te twijfelen aan jezelf. Wat kan ik? Waarom heb ik al die tijd verdaan?'
Inteelt
Koen en Kurt zitten in de flessenhals van de universiteit. Er zijn de laatste jaren steeds meer studenten bij gekomen, steeds meer van hen specialiseren zich met een doctoraat en dan loopt het strop. Er zijn anderzijds amper plaatsen bij het zelfstandig academisch personeel (ZAP) bij gekomen, zeg maar de jobs als professor (zie grafiek).
De KU Leuven levert 600 doctoraten per jaar af. Het aantal ZAP-plaatsen dat vrijkomt, bedraagt 70. Aan de Universiteit Gent werden vorig jaar 502 doctorstitels uitgereikt en 80 ZAP-vacatures open verklaard. ‘Het is dus niet realistisch om die doctors voor te spiegelen dat ze allemaal zullen kunnen blijven', zegt Peter Marynen, vicerector onderzoeksbeleid aan de KU Leuven. ‘Wij proberen hen al jaren van in het begin duidelijk te maken dat een doctoraat geen garantie biedt op een academische loopbaan. Het is een opleiding om te werken op basis van de wetenschappelijke methode. Dat wordt net zo goed naar waarde geschat in het bedrijfsleven en bij de overheid. Het zou haast inteelt zijn als iedereen binnen de universiteit zou blijven. Misschien moeten we die boodschap nog beter overbrengen.'
Droom en realiteit
De KU Leuven beperkt de periode dat je als postdoc kunt werken tot zes jaar. Elders kun je het tot acht jaar rekken. Dan moet er duidelijkheid zijn over de academische kansen. ‘Als de boodschap negatief is, wordt die niet enthousiast ontvangen', zegt Marynen. ‘Er is een spanning tussen de droom en de realiteit.'
Je zou een rem kunnen zetten op het aantal doctors, maar hoe en op welk moment maak je dan de selectie? Marynen vindt dat geen optie. ‘Vlaanderen wil een kennismaatschappij worden. Wel, dan moeten we blijven investeren in onderzoek en ook in doctoraten. Ook Europa en de Oeso vragen met aandrang dat te doen. We staan wat dat betreft niet aan de top.'
Bruno De Wever, professor geschiedenis aan de UGent en de promotor van Koen Aerts, heeft het doctoraat zien evolueren, van iets wat alleen voor enkelen weggelegd was tot wat het vandaag is. ‘Met zo'n grote groep is het onvermijdelijk dat je veel doctors moet laten vertrekken', zegt hij. ‘Moeten er dan maar minder doctors opgeleid worden? Dat is een moeilijke vraag, waar ik niet met ja of nee op kan antwoorden. Moeten er meer jobs voor hen komen aan de universiteit? Graag, want ons studentenaantal is verdubbeld.'
De Vlaamse regering heeft extra geld vrijgemaakt voor het hoger onderwijs, waarmee ook meer proffen aangeworven zullen kunnen worden. ‘Maar ik wil geen te hooggespannen verwachtingen scheppen', zegt Marynen. ‘Bij ons in Leuven zal dat over tien jaar een groei met zowat 160 plaatsen betekenen. Dat is nooit genoeg om alle postdocs aan boord te houden.'
Loopbaanbegeleiding
Bereidt de universiteit haar onderzoekers voldoende voor op een leven daarbuiten? Niet als je onze getuigen mag geloven. ‘Als postdoc moet je je plan trekken', vindt Kurt. ‘Je wilt niet opgeven en neemt er dus jarenlang een hoop shit bij. En ondertussen kijk je niet uit naar iets anders. Ik vind het jammer dat er geen statuut bestaat tussen je doctoraat en een positie als prof. Ja, er is het zogenaamde tenure track, maar dat is meer de voorbode van een vaste benoeming.'
De universiteiten kennen het probleem al jaren. Er bestaan doctoral schools, die doctorandi andere vaardigheden bijbrengen dan de puur wetenschappelijke: leiding geven, presentaties verzorgen, budgetbeheer. Dat moet beletten dat ze een vakidioot worden. Ze moeten hun employability op peil brengen, zoals dat heet. En er beweegt wat: symposia, netwerkevents en jobbeurzen volgen elkaar op.
Voor postdocs bestond tot voor kort niets. Maar ook daar komt verandering in. De Vlaamse minister van Innovatie, Ingrid Lieten (SP.A), heeft vier miljoen vrijgemaakt om jonge onderzoekers te ondersteunen, met onder meer loopbaanbegeleiding voor postdocs.
Jasmien Van Daele is loopbaanbegeleider aan de Universiteit Gent. Ze is zelf doctor in de geschiedenis, maar deed ook ervaring op in de Internationale Arbeidsorganisatie. Ze stelt vast dat de onzekerheid over de vaste benoeming voor veel postdocs slopend is. ‘Ze werken hard, publiceren in toptijdschriften, en daarbij speelt onderlinge competitie. Het is mentaal zwaar.'
Onherroepelijke exit
De knop omdraaien en uitkijken naar een andere sector, dat ligt toch moeilijk. Het is bijna een taboe. ‘De universiteit verlaten, dat zien veel postdocs als een onherroepelijke exit', zegt Van Daele. ‘Ze moeten durven los te laten, hun angst voor het onbekende overwinnen. En ze moeten durven te springen. Naar een andere universiteit, het buitenland, een heel andere sector.'
Van Daele zag gedoctoreerde collega-historici als leidinggevende belanden in de Antwerpse haven, in een museum, in de culturele sector. ‘Het duurt wel enkele jaren voor ze hun draai vinden. Maar zodra ze goed gelanceerd zijn, willen ze niet meer terug.'
De doctoral schools maken evenwel weinig indruk op Koen Aerts. ‘Cursussen vol Engels managementjargon, daar heb ik me aan onttrokken. Het is symptoombestrijding, geen beleid. Er moeten meer banen komen. Er is werk genoeg, met elk jaar een massa nieuwe studenten. Met het huidige personeel kun je die niet fatsoenlijk begeleiden. Er dreigt bandwerk, funest voor de kwaliteit van het onderwijs. Waarom zetten ze de doctors niet meer in, zodat de groepen studenten minder groot en dus weer werkbaar worden?'
Onbekend is onbemind
Zit het bedrijfsleven te wachten op doctors? Er leven nogal wat negatieve vooroordelen. Doctors zouden wereldvreemd zijn, overgekwalificeerd, niet in staat tot teamwork, te weinig commercieel ingesteld. Clichés, vindt Karen Vandevelde van de UGent, die actief is bij het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring van de Vlaamse Gemeenschap (Ecoom).
Maar er is wel een mismatch tussen wat werkgevers van doctors verwachten enerzijds en anderzijds wat die laatsten zelf als hun sterke punten beschouwen, bleek uit een onderzoek van Ecoom. Zo schatten ze hun onderzoekskwaliteiten hoog in, terwijl de werkgever technische vaardigheden bovenaan plaatst.
Zelfs kmo's die bezig zijn met innovatie zijn geen grote afnemers. ‘Twee derde stelt geen doctors tewerk, wat verrassend is', vindt Vandevelde. ‘Maar bedrijven die er wel in dienst hebben genomen, zijn erg tevreden. Onbekend is ook hier onbemind.'
Ecoom bracht ook de tewerkstelling van de gedoctoreerden (1990-2007) in kaart. Drie jaar nadat ze hun doctoraat hebben behaald, werkt de helft van de doctorandi in de humane en sociale wetenschappen nog aan de universiteit. Bij de ingenieurs is dat maar een kwart. Wie uit de exacte wetenschappen komt, is gewild in het bedrijfsleven en kan er ook meer verdienen.
In het geval van medische specialismen moeten de universiteiten moeite doen om de doctorandi te houden, omdat ze door ziekenhuizen gelokt worden. In de humane richtingen is dat niet zo. Die moeten inleveren als ze de overstap doen.
Uit een internationale vergelijking blijkt ook dat in België in verhouding meer doctoraathouders in het bedrijfsleven aan de slag zijn (samen met Nederland en de VS) dan in andere landen. ‘De nieuwste generatie is veel realistischer over de carrièrekansen', stelt Vandevelde vast. ‘Vier jaar geleden wilde een op de twee nog een academische carrière, nu is dat een op de drie.'
Zigzagcarrière
En toch. In een recente enquête bij alle universiteiten, die al door 141 postdocs werd beantwoord, geeft nog altijd tachtig procent aan dat ze een academische carrière verkiezen. En dan kwam de meerderheid van de respondenten nog uit de biomedische hoek, waar veel meer doorstroming naar de niet-academische wereld voorkomt.
Professor Sven Hendrix presenteerde de resultaten van de enquête gisteren op een symposium in Brussel. Hendrix leidt de Doctoral School voor de Geneeskunde en de Life Sciences aan de Universiteit Hasselt, die als eerste in Vlaanderen een Europees kwaliteitslabel voor haar personeelsbeleid voor onderzoekers kreeg. ‘Op termijn zullen alle universiteiten ook een gestructureerde, bijkomende opleiding aanbieden voor postdocs', voorspelt Hendrix. ‘Zij vormen op dit moment een belangrijke groep onderzoekers die niet omkaderd wordt. Drie kwart van hen zegt nog nooit een speciale cursus gevolgd te hebben. Zeven op de tien weten niet wat het bedrijfsleven van hen verwacht.'
‘Een postdoc heeft jaren hard gewerkt, en heeft heus wel iets in huis wat bedrijven zoeken', meent Hendrix. ‘Ze hebben bewezen research aan te kunnen, ze kunnen een project managen. Ze hebben kwaliteiten die belangrijker zijn dan de puur technische.'
‘Op een event hoorde ik doctors die bedrijfsleider zijn geworden vertellen welk traject ze afgelegd hebben. Dat is niet lineair verlopen, maar zigzag. Ze hebben al eens een verkeerde beslissing genomen, ze kenden hun mislukkingen. Dat mag, zo werkt het nu eenmaal. Zo zien de jonge academici dat risico's nemen erbij hoort.'
En wat nu?
‘Een academische carrière was een droom', zegt Kurt. ‘Die moeten opbergen is niet leuk. Maar spijt? Nee. Ik werd tenslotte goed betaald, en had veel vrijheid.' Voor Kurt wordt het een afscheid van Leuven, maar niet van de academische wereld. ‘Er is een verrassend mooi aanbod uit een ver buitenland gekomen. Ik kan daar prof worden. In eerste instantie voor één jaar, met mogelijk verlenging. Dit wordt dan de buitenlandse ervaring die ik niet had om in Leuven aan de bak te komen.'
Koen Aerts heeft het nog niet opgegeven. ‘Ik ben niet wrokkig. Het waren de mooiste jaren van mijn leven. Als je gepassioneerd bent door je onderwerp, zoals ik, kun je moeilijk beter vinden.'
‘Of ik al uitkijk naar iets anders? Ik hoop nog echt op een vaste plaats. Er zijn wel onderzoekscentra waar een historicus terecht kan, of archieven. Misschien word ik wel journalist. Of boswachter (lacht). Dat wilde ik al in de middelbare school, maar het werd me afgeraden.'
DS, 15-09-2012 (Tom Ysebaert)