PDA

Bekijk de volledige versie : Belg heeft bijna de kortste loopbaan


Barst
2nd August 2012, 01:12
Belg heeft bijna de kortste loopbaan


BRUSSEL - Een nieuw Europees pensioenrapport maakt duidelijk waarom de Belgen relatief lage pensioenen hebben: de Belg heeft bijna de kortste loopbaan van alle Europeanen.


De gemiddelde Belg heeft niet 45 jaar lang gewerkt en sociale bijdragen betaald, hoewel zijn pensioenstelsel daarvan uitgaat, maar slechts 32,5 jaar.

Dat verklaart meteen waarom België het zo moeilijk heeft om de eindjes van zijn pensioenkassen aan mekaar te knopen. En dat verklaart dan weer waarom de gemiddelde Belgische pensioenen zo laag zijn (behoudens die van de vast benoemde ambtenaren).

Dat de carrières van de Belgen kort waren, was geweten. Het EU-rapport Pension Adequacy 2012-2050 zet de gegevens van alle Europese landen in een grafiek (gedeeltelijk weergegeven hiernaast) en dan blijkt waar België precies staat: samen met Luxemburg ver beneden het Europees gemiddelde; het bevindt zich in het gezelschap van landen als Bulgarije, Roemenië, Polen, Italië, Malta en Hongarije, ver van buurlanden als Duitsland en Nederland, en nog verder van de Scandinavische landen die België graag als model gebruikt. Al moet gezegd worden dat nergens in Europa een loopbaan van 45 jaar als gemiddelde bereikt wordt.

De Belgische man heeft gemiddeld maar 35 jaar op zijn werkteller staan als hij met pensioen gaat; de Belgische vrouw maar 29,9 jaar.

In Nederland liggen die cijfers zes jaar hoger: 41,8 gemiddeld voor de man, en 36,1 voor de vrouw. In Zweden heeft de gemiddelde man ongeveer even lang gewerkt als in Nederland (41,6) en de vrouw nog 2,5 jaar langer. Zes jaar langer werken, betekent ook dat zes jaar minder lang pensioen moet worden uitbetaald; dan kunnen de uitbetaalde maandbedragen vanzelfsprekend ook hoger zijn.

Het rapport erkent dat België eerste stappen heeft gezet om dat probleem aan te pakken. Het werkt aan zijn grootste probleem: de te korte carrières.

Een van de gevolgen van die korte loopbanen is dat de Belgische pensioenen doorgaans laag zijn en dat er veel gepensioneerden onder de armoedegrens leven. Zo’n twintig procent. Dat is meer dan van een rijk land mag verwacht worden. Wel zijn er daarvan maar weinig die in diepe armoede leven.

Het EU-rapport leert ook dat België wel ‘een index’ heeft die velen met hand en tand verdedigen. Die index koppelt (onder meer) de pensioenen aan de evolutie van de prijzen. De meeste EU-landen, 16 op de 27, hebben een andere index: een die de pensioenen koppelt aan de evolutie van de lonen en van de welvaart. Dat heeft België niet, tenzij voor de vast benoemde ambtenaren. Het ontbreken van die tweede ‘index’ is meteen een tweede verklaring voor de armoede onder de Belgische gepensioneerden; die treft immers vooral de oudsten: hun pensioen is berekend op het loon dat ze vroeger verdienden, en dat wordt na hun pensioen, niet meer aangepast aan de evolutie van de welvaart. Daarom moet men hier om de paar jaar noodmaatregelen treffen om de oudste pensioenen toch een beetje op te krikken.


Passief inkomen

Het rapport maakt ook duidelijk dat langer werken een aanpassing vergt van de arbeidsomstandigheden. Die moeten gezonder worden. Ook zullen aanvullende bedrijfspensioenen nodig zijn. Dertig procent van de Belgische gepensioneerden geniet al zo’n aanvullend pensioen; voor zeventig procent van de huidige werknemers wordt nu stilaan zo’n pensioen opgebouwd.

Het rapport erkent ook dat sommige belangrijke aspecten onder de radar van de wetenschappers blijven. Ze kunnen nog geen rekening houden met het ‘passieve inkomen’ van gepensioneerden: diensten die ze gratis of goedkoop kunnen krijgen; gezondheidszorg, openbaar vervoer, poetsdiensten, enzovoort.


Blog DS, 01-08-2012 (Guy Tegenbos)