PDA

Bekijk de volledige versie : ‘Liefde is de minimale vorm van communisme'


Barst
2nd June 2012, 17:22
‘Liefde is de minimale vorm van communisme'


Volgens de grootste levende Franse filosoof is liefde ‘geen contract tussen twee narcisten. Het is meer dan dat. Het is een constructie die haar deelnemers dwingt om het narcisme te overstijgen. De liefde blijft alleen bestaan als je jezelf opnieuw uitvindt.'


Alain Badiou, de eerbiedwaardige maoïst, de 75-jarige soixante-huitard, de scherpe beschimper van Sarkozy en Hollande, de man die in Frankrijk zo controversieel is dat het blad Marianne zijn portret ‘Badiou: is de ster van de filosofie een klootzak?' titelde, glimlacht vriendelijk in de woonkamer van zijn Parijse appartement. ‘Iedereen zegt dat liefde betekent dat je de juiste persoon vindt en dat alles dan volmaakt zal zijn. Maar dat is niet waar. Je moet ervoor werken. Luister naar een oude man!'

In zijn nieuwe boek schrijft Badiou over zijn eigen liefdesleven. ‘Ik heb maar één keer in mijn leven een liefde opgegeven. Dat was mijn eerste liefde en achteraf besefte ik beetje bij beetje dat ik dom was geweest. Heel veel later probeerde ik die eerste liefde terug te vinden — de beminde had niet lang meer te leven — en dat deed ik met een unieke intensiteit en een gevoel van noodzaak.' Die opgave en de poging om ze ongedaan te maken, hebben alle latere liefdesaffaires van de filosoof getekend. ‘Er zijn drama's geweest en hartverscheurende toestanden en twijfels, maar ik heb nooit meer een liefde opgegeven. En ik vind het een echte geruststelling dat ik de vrouwen die ik heb bemind voor altijd heb bemind.'

Maar is zulk een zwaar engagement geen verloren moeite, in deze tijd van kant-en-klaar plezier en wegwerpminnaars? ‘Nee! Daar hamer ik op: het oplossen van de existentiële problemen van de liefde is een groot genot. De liefde heeft een haast paradijselijke sereniteit.' In ‘L'éloge de l'amour' schrijft hij: ‘Terwijl de begeerte zich op de ander richt, altijd op een enigszins fetisjistische manier, op een bepaald object, op borsten, billen, een pik, richt de liefde zich op het echte wezen van de ander die, volledig gewapend met zijn wezen, in mijn leven uitbarst en het verstoort en een nieuwe vorm geeft.'


Toeval en lot

Met andere woorden, liefde is in veel opzichten het tegendeel van seks. Liefde is voor Badiou wat volgt op een storend toeval dat in iemands leven uitbarst. Hij drukt het filosofisch uit: ‘De absolute eventualiteit van de ontmoeting neemt de gedaante van het lot aan. De liefdesverklaring is de overgang tussen toeval en lot, vandaar dat ze zo gevaarlijk is en ons met een soort angstaanjagende plankenkoorts behept.'

De liefde moet die angst overwinnen. Badiou citeert Mallarmé, die de poëzie ‘de overwinning op het toeval, woord voor woord' noemde. Een liefdesrelatie lijkt daarop. ‘In de liefde is de trouw die lange overwinning: de willekeurigheid van de ontmoeting wordt dag na dag verslagen door de tussenkomst van wat zal standhouden', schrijft hij.

Is die lofzang op de creatieve trouw geen teken dat Badiou in een andere tijd leeft? ‘In Parijs blijft de helft van de stellen tegenwoordig niet langer dan vijf jaar samen', zegt hij. ‘Dat vind ik triest, want ik denk niet dat veel van die mensen de vreugde van de liefde kennen. Ze kennen seksueel genot — maar we weten allemaal wat Lacan daarover zei.'

Jacques Lacan stelde dat seksuele relaties niet bestaan. Wat wel bestaat is narcistisch, beweerde hij, wat bindt is denkbeeldig. ‘Ik ben het tot op zekere hoogte met hem eens. Jezelf tot seksueel genot beperken, is narcistisch. Dan maak je geen verbinding met de ander, je neemt alleen het genot dat je wilt.'

Maar had het bandeloze hedonisme dat mei 1968 in Parijs ontketende en waaraan Badiou deelnam niet alles te maken met de bevrijding van de libido van de sociale dwang? Hoe kan net hij een ode brengen aan burgerlijke begrippen als engagement en echtelijke trouw? ‘Ik ben het er helemaal mee eens dat de seks bevrijd moet worden van de moraal. Ik ben niet van plan om als een oude zak te keer te gaan tegen de vrijheid om met seks te experimenteren. Maar door de seksualiteit te bevrijden, los je de problemen van de liefde niet op. Daarom stel ik een nieuwe filosofie van de liefde voor, waarin je de problemen van de liefde niet kunt ontwijken en je moet werken om ze op te lossen.'


Gearrangeerd huwelijk

Onze samenleving, met haar angst voor risico's en engagement, gaat volgens hem de problemen van de liefde uit de weg. Hij zegt dat hij werd getroffen door de reclameslogans van Meetic, een Franse datingsite: ‘De volmaakte liefde, zonder de pijn' of ‘Verliefd zijn zonder verliefd te worden'. ‘Zulke posters maken de poëzie van het bestaan kapot. Ze proberen het avontuur van de liefde te onderdrukken. Het is de bedoeling dat je uitrekent wie dezelfde smaak heeft als jij, dezelfde fantasieën, dezelfde favoriete vakantiebestemming, dezelfde kinderwens. Meetic wil terug naar de gearrangeerde huwelijken — deze keer niet door de ouders geregeld maar door de minnaars zelf.' Voldoet dat niet aan een vraag? ‘Natuurlijk. Iedereen wil een contract dat alle risico's uitsluit. Maar zo is de liefde niet. Liefde kun je niet kopen. Seks wel, maar liefde niet.'

Is hij dan geen oude romanticus? ‘Ik zie de romantiek als een reactie op het classicisme. De romantiek bejubelde de liefde tegenover het klassieke gearrangeerde huwelijk — vandaar de waanzinnige liefde, de antisociale liefde. In die zin ben ik geen romanticus en geen classicus. Voor mij is de liefde zowel een ontmoeting als een constructie. Je moet de problemen van de liefde oplossen: wel of niet samenwonen, wel of niet kinderen maken, wat je 's avonds doet.'

Wat is de plaats van de waarheid in dat alles? ‘Je vindt de waarheid in je antwoord op wat gebeurt. De waarheid is een constructie die op het gebeuren volgt. De liefde is daar het duidelijkste voorbeeld van. Ze begint met een onberekenbare ontmoeting. Achteraf besef je wat het was. Dat is een waarheidsproces omdat er in de subjectieve ervaring een soort universele waarde zit. Het is een waarheidsprocedure omdat ze van een subjectieve, toevallige ervaring naar een universele waarde leidt.'

Badiou's hoogst bijzondere, postexistentialistische, ketters marxistische en uitdagend antiparlementaire opvatting van de politiek volgt een vergelijkbare weg. ‘Echte politiek maakt enthousiast', zegt hij. ‘De liefde en de politiek zijn de twee hoofdrolspelers van het sociale engagement. Politiek is enthousiasme met een collectief, liefde met twee mensen. Liefde is dus de minimale vorm van communisme.' Hij definieert zijn ‘echte politiek' door ze te contrasteren met wat hij ‘parlementaire stompzinnigheid' noemt. Zijn politiek begint met een subjectieve ervaring, betrekt er een waarheidsprocedure bij en eindigt, als alles goed gaat, in een communistische maatschappij. Waarom? ‘We moeten een politiek uitvinden die niet identiek is aan macht. Echte politiek is het engagement om samen en enthousiast problemen op te lossen. Ze delegeert de problemen niet aan de beroepsmensen. De liefde lijkt op de politiek in de zin dat ze evenmin iets voor beroepsmensen is. Er zijn geen professionals in de liefde en evenmin in de echte politiek.'


Scheldcolumn

Badiou heeft sinds 1968 niet meer gestemd. De recente presidentsverkiezingen in Frankrijk waren geen uitzondering op die regel. Maar hij zegt dat hij aan een boek over de politiek werkt, het vervolg op zijn schandaalsucces uit 2007, ‘De quoi Sarkozy est-il le nom?' In dat werk noemde hij de vorige Franse president een ‘rattenman', omdat hij inspeelde op de bezorgdheid bij de mensen over misdaad en immigratie. Vorige maand schreef hij een schitterende scheldcolumn voor Le Monde, een hit in de Franstalige wereld. Sarkozy en Marine Le Pen, schreef hij, waren niet als enige politici verantwoordelijk voor ‘de opkomst van het wilde fascisme'. Hij beweerde dat de socialistische partij traditioneel met het rechtse racisme heult, van Mitterrand tot Jospin en ongetwijfeld tot in de eerste termijn van Hollande.

Badiou's extreem linkse politieke ideeën werden in het vuur van de late jaren '60 gesmeed. Net zoals hij al zijn geliefden trouw is gebleven, op die ene na, heeft hij het maoïsme nooit verzaakt. Marianne noemde hem ‘een fossiel van de jaren '60 en '70', maar Badiou heeft nergens spijt van. Hij beschouwt de Culturele Revolutie nog altijd als een inspiratiebron, zo storend en vruchtbaar als verliefd worden — ondanks de doden, de verkrachtingen, de folteringen, de volksverhuizingen en de inbreuken op de mensenrechten. ‘Het was een mislukking, maar een interessante mislukking', zegt hij. ‘Het oude marxistische idee van de schepping van een internationale maatschappij is nu actueler dan ooit. Alles is vandaag veel internationaler dan ooit tevoren.' Is de tijd dan meer dan ooit rijp voor een internationale arbeidersrevolutie? ‘Dat zou ik niet beweren. Maar op wereldvlak is er meer hoop dan vroeger. We beklimmen een heel hoge ladder.'


Een Sartre in het klein

Tussen de publicatie van Sartres ‘L'être et le néant' in 1943 en die van Deleuze en Guattari's ‘Qu'est-ce que la philosophie?' in 1991, kende de Franse filosofie een gouden periode, verwant aan het klassieke Griekenland of het Duitsland van de Verlichting. Badiou had het grote geluk dat hij een rol mocht spelen in dat avontuur. Hij vindt dat de filosofie net als de wijn en kaas beschouwd zou moeten worden als een onderdeel van Frankrijks glorie. ‘Ik zeg tegen onze ambassadeurs dat filosofen ons beste exportproduct zijn.'

Maar waarom kende Frankrijk dat naoorlogse avontuur, die duizelingwekkende explosie van het geestesleven? ‘Ik denk dat het te maken had met de politieke catastrofe in Frankrijk — Pétain en de ramp van de collaboratie. Dat leidde tot een filosofie die een antwoord moet geven op de schande, een andere manier voorstellen. Bovendien is het Franse model van de filosoof minder opgesloten in de academische wereld dan in Engeland. De Franse filosoof is een intellectueel met belangstelling voor alles wat er om hem heen gebeurt. Denk aan Diderot, Rousseau en zeker Pascal!'

Sartre heeft dat Franse model van de filosoof weer tot leven gebracht, vindt Badiou. ‘Al mijn eminente collega's waren professoren, want ze moesten de kost verdienen, maar dat was hun roeping niet. Ze wilden politiek geëngageerde publieke intellectuelen zijn en vaak ook kunstenaars, zoals Sartre. Ik ook.' Als een Sartre in het klein is Badiou niet alleen een publiek geëngageerd filosoof, maar schrijft hij ook toneel en romans.

Hij zegt dat het zijn grote ambitie was om de verhouding tussen arbeiders en intellectuelen te veranderen. ‘Het belangrijkste in de periode van mei 1968 tot 1980 was dat wij nieuwe politieke organisatievormen schiepen die intellectuelen en arbeiders verbonden. Die banden hebben mij geholpen om mezelf als menselijk subject opnieuw uit te vinden. Je zou het een mislukte poging kunnen noemen, maar ik heb prachtige herinneringen aan die tijd.' Badiou's ogen schitteren, alsof hij terugdenkt aan een oude liefde die hij nooit kan vergeten, laat staan dat hij ze zou verloochenen.


© Alain Badiou, DS, 02-06-2012