PDA

Bekijk de volledige versie : Hervormingen secundair onderwijs zijn niet de juiste


Barst
11th May 2012, 11:35
Als de middelmaat de norm wordt


De hervorming van het secundair onderwijs moet ertoe leiden dat we minder denken in termen van watervallen ‘lage richtingen'. Dat is niet alleen bijzonder naïef, schrijven CARL VAN KEIRSBILCK en GEERT NOELS, het is een hervorming die voorbijgaat aan de echte problemen in het onderwijs.


Onlangs stelde het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs zijn hervormingsplannen voor (DS 9 mei), De plannen lopen tamelijk gelijk met die van minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A). In de eerste graad wordt gekozen voor een brede algemene vorming, met aanvullende keuzevakken. Zo wil men een definitieve studiekeuze wat uitstellen. In de tweede en de derde graad komen vijf studiedomeinen die de huidige opdeling aso, tso, bso en kso vervangen. Dat zou de hiërarchische perceptie moeten wegwerken. Maar het is naïef om te geloven dat ouders en leerlingen in de nieuwe studiedomeinen niet heel snel een nieuwe hiërarchie zouden ontwaren.

Maar het grootste probleem met de hervormingsplannen is dat ze geen antwoord bieden op de zes belangrijkste uitdagingen van ons onderwijs.

1. Afremmen van de sterkste leerlingen. Uit divers onderzoek (de Pisa-studies bijvoorbeeld) is duidelijk gebleken dat onze sterkste leerlingen zwaar worden afgeremd en helemaal niet zo goed presteren als algemeen wordt aangenomen. Door de nieuwe plannen zal de klasomgeving heterogener worden, wat zal leiden tot een verdere nivellering naar beneden. Differentiatie (remediëring voor de ene, uitdieping voor de andere) zou de grotere verschillen tussen leerlingen moeten opvangen, maar dat is helaas utopisch. Leerkrachten zijn daar niet voor opgeleid, stelde de Vlaamse onderwijsinspectie al, en onderzoek van de Universiteit Amsterdam geeft aan dat differentiëren een van de moeilijkste vaardigheden is voor een leerkracht. Jan Van Damme (KULeuven) stelt vast dat leraren de klassen nu al homogeen maken.

Sterke leerlingen die in zwakkere klassen terechtkomen worden daardoor benadeeld. Dat effect is zelfs sterker voor minderheidsgroepen, suggereert onderzoek. Differentiatie is daarom in het beste geval een rookgordijn, of gewoon pure nonsens, zo klink het. Het valt dus te vrezen dat deze hervorming alleen maar zal leiden tot een verdere daling van het prestatieniveau van onze sterkste leerlingen.

2. Exit zonder diploma. Tussen 1999 en 2008 steeg het percentage uitstromers zonder diploma van 12 procent tot 14,2 procent. Zittenblijven is een belangrijke voorspellende factor. Een eerste maal dubbelen verhoogt de kans op een exit zonder diploma met 50 procent, een tweede keer al met 90 procent.

3. Zittenblijven. De hervorming biedt geen verbetering voor de 33.000 jongeren die jaarlijks moeten dubbelen. Twee derde daarvan ‘dubbelt' in het secundair onderwijs.

Zittenblijven voor een tekort in enkele vakken blijft een extreme maatregel, die zware gevolgen heeft voor het kind en het overheidsbudget. De vraag is zelfs of deze ‘straf' de test van de grondwet of internationale verdragen zou doorstaan. Een reden te meer om dit fundamenteel aan te pakken, en de enorme kosten van zittenblijven om te buigen in een investering in bewustmaking en opleiding van leerkrachten, en het vroeger begeleiden van leerlingen.

4. Te weinig leraars, te weinig lokalen. Ook voor dit bekende probleem is geen beterschap in zicht. Minder zittenblijvers zouden een heilzaam neveneffect hebben: door de snellere doorstroming wordt de schoolpopulatie kleiner en neemt ook het tekort aan leerkrachten en schoolgebouwen af. Ook de arbeidsmarkt zou er wel bij varen.

5. Bijzonder onderwijs. In twintig jaar tijd werden 50 procent meer kinderen doorverwezen naar het bijzonder onderwijs, dat nu in totaal goed is voor 50.000 leerlingen. De stroom van kinderen die (al in het basisonderwijs) vaak onnodig worden doorverwezen naar het driemaal duurdere bijzonder onderwijs zal gewoon voortgaan.

6. Sociale discriminatie en taalachterstand. Dit dient vanaf het basisonderwijs intensief te worden aangepakt. De sociale ongelijkheid is in Vlaanderen minder een probleem dan specifiek de integratie van allochtonen. Sociale achterstand wordt niet gebroken door uitstel van studiekeuze en heterogene klassen, wat men daar ook van denkt. Onderzoek in Duitsland, waar ze zowel het systeem van vroege selectie kennen als een minder hiërarchisch systeem, bewijst dat. Nederland trok dezelfde conclusie. Daar werd ook gekozen voor een gemeenschappelijke basisvorming, maar een parlementaire onderzoekscommissie stelde dat daarmee grote risico's zijn genomen met kwetsbare leerlingen. De nadruk kwam immers te liggen op wat ze niet konden. Ze kregen te veel theorie, terwijl het beter was hun talenten te ontwikkelen.

Voor de meeste uitdagingen is meer remediëring een cruciaal element, en dat in een zo vroeg mogelijk stadium, dus vanaf het basisonderwijs. De meeste problemen kunnen op die manier bij de wortel worden aangepakt.

Dat kan snel en zonder enig risico. Het kan ook eenvoudig: een aantal lestijden in het secundair onderwijs ruil je in voor extra uren voor remediëring en zorg in het lager en secundair onderwijs.Dat hoeft het secundair onderwijs niet te benadelen. In vergelijking met hun buitenlandse leeftijdsgenoten maken jongeren lange schooldagen en besteden ze veel tijd aan huistaken. Bovendien leidt een hoog aantal lesuren niet noodzakelijk tot betere onderwijsprestaties. Finland combineert minder lestijden met heel veel zorg, en zittenblijven is er bijna uitgedoofd.

Het gaat dus niet alleen om alleen om centen, maar toch moet het onderwijs ook voldoende middelen krijgen. De recente beslissing om de werkingsmiddelen maar voor 60 procent te indexeren is geen kaasschaaf, maar een botte besparing en een koopkrachtverlies voor de scholen. En het komt bovenop andere: de index is al eens aangepakt, de mentoruren zijn verdwenen. Wat is het volgende ? Moeten scholen binnenkort nog massaler wafelenbak en vlooienmarkten organiseren om de noodzakelijke extraatjes te kunnen betalen? Er zijn miljoenen euro's overheidsgeld beschikbaar voor innovatie, voor infrastructuurwerken en voor bodemloze putten zoals Dexia. Met een fractie daarvan zou ons onderwijs een quantum leap kunnen maken. Onderwijs is en blijft de beste langetermijninvestering voor de Vlaamse economie. Gaan we daarop eerst besparen?

We mogen het belang van leraren niet onderschatten. Iedereen kan wel terugdenken aan een leraar die een bepalende rol heeft gespeeld in onze verdere carrière. Leerkrachten kunnen de sociale promotie van allochtonen en kansarmen ondersteunen. Een duwtje in de rug van een leerkracht kan later een wereld van verschil maken. Coach de leerkrachten daar dan ook in. Manage hen in hoe ze dat moeten doen. Het onderwijs kan zo de lont halen uit het kruitvat dat nu groeit in kansarme wijken.

Ons onderwijssysteem heeft aan excellentie verloren en stelt het gemiddelde tegenwoordig als norm. Toch slagen we er niet in om een hele groep jongeren met een diploma te laten uitstromen en slaagt het onderwijs niet in zijn rol van sociale promotie.

Dat verdient een stevig debat, en een brede reflectie in onze maatschappij en bij de jeugd zelf.


DS, 11-05-2012 (Carl Van Keirsvilck - Geert Noels)