PDA

Bekijk de volledige versie : Syrië, speelbal van sultans, tsaren en keizers


Barst
15th April 2012, 02:12
Syrië, speelbal van sultans, tsaren en keizers


Tot de Eerste Wereldoorlog behoorde Syrië tot het Ottomaanse Rijk. Dat is niet zomaar een weetje, schrijft TIMOTHY GARTON ASH, het kan bepalend zijn voor het lot van het Syrische volk.


Op de dag van mijn aankomst in Istanbul werd de laatste van de Ottomanen begraven. Toen Hare Keizerlijke Hoogheid Fatma Neslisah Sultan werd geboren, in een koninklijk paleis aan de Bosporus begin de jaren twintig, regeerde haar grootvader nog altijd in naam over de resten van een uitgestrekt intercontinentaal imperium. Op de dag van mijn vertrek doodden de kanonnen van de Syrische president Bashar al-Assad verscheidene mensen op Turks grondgebied, aan de overzijde van een grens die pas na de ondergang van het Ottomaanse Rijk was ontstaan.

Op het eerste gezicht hebben die twee gebeurtenissen niets met elkaar te maken. De eerste is slechts een historische curiositeit, de tweede een van de dringendste politieke en humanitaire uitdagingen van het ogenblik. In Syrië zouden al meer dan negenduizend mensen gedood zijn. Tienduizenden anderen zijn gewond. Volgens sommige schattingen zijn er in Syrië zelf en in het buitenland misschien wel een miljoen vluchtelingen. In Libië werd de door de Fransen en de Britten geleide interventie uitgelokt door het geloofwaardige dreigement van Moammar Khaddafi dat hij een bloedbad zou aanrichten onder de burgers van Benghazi. Assad heeft daar in Homs niet alleen mee gedreigd, maar het ook gedaan. Terwijl ik dit schrijf, negeert Assad de deadline voor de terugtrekking van zijn troepen die hij met Kofi Annan, de voormalige secretaris-generaal van de VN, had afgesproken. De kans op een effectief, blijvend staakt-het-vuren wordt alsmaar kleiner. Als de schaal waarop burgers gedood worden de maatstaf is om in te grijpen, hadden wij dat al weken geleden moeten doen. Wat stelt de dood van een oude sultane voor, vergeleken met al die gruwelen?

Toch is het verband tussen de twee gebeurtenissen sterker dan u zou denken. Voor Turkije maakt het immers een enorm verschil dat het gebied dat nu Syrië heet tot aan de Eerste Wereldoorlog even integraal deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk als Ierland van het Britse. Dat historische besef is erg belangrijk voor de gematigd islamistische regering van Turkije, die haar vicepremier vorige week naar de begrafenis van de laatste kleindochter van de laatste sultan afvaardigde. De regeringsdoctrine van ‘strategische diepte' ziet Turkije als een regionale macht die Europa, het Midden-Oosten en Centaal-Azië bestrijkt, net als... raad eens wie.


Mevrouw Ottomaan

Ahmet Davutoglu, de goed van de tongriem gesneden, hyperenergieke Turkse minister van Buitenlandse Zaken, ontkent weliswaar dat hij een ‘neo-Ottomaan' is, maar zegt ook: ‘Ik ben geen minister van alleen maar een natiestaat'. Als gewezen hoogleraar praat hij vaak, welluidend en uitvoerig over de erfenis van het Ottomaanse Rijk. Na een van die uiteenzettingen, voor de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU, grapte iemand dat Europa werd uitgenodigd om toe te treden tot het Ottomaanse Rijk. Maar het nieuwe Turkije is uiteraard een gemoderniseerde, afgeslankte, republikeinse versie van dat rijk. De laatste prinses eindigde haar leven trouwens officieel gewoon als ‘mevrouw Osmanoglu' – vrij te vertalen als mevrouw Ottomaan (zoals de Britse koningin mevrouw Windsor zou worden, in een Britse republiek die ik nooit zal meemaken).

Belangrijker is dat de dynamische Turkse economie grote zakelijke en handelsbelangen heeft in Syrië, terwijl de etnische lappendeken die de verdeling van het Ottomaanse Rijk heeft nagelaten, betekent dat aan beide zijden van de Turks-Syrische grens rusteloze Koerden wonen. Bovendien is er de enorme, onmiddellijke druk van de vluchtelingen, die ertoe leidt dat er steeds vaker sprake is van een door het Turkse leger gecontroleerde bufferzone, een humanitaire corridor aan de Syrische kant van de grens. Er wordt zelfs gesuggereerd dat Turkije een schending zou kunnen inroepen van artikel 1 van de overeenkomst van Adana van 1998 tussen de twee landen. Dat artikel zegt dat ‘Syrië (...) geen activiteiten op zijn grondgebied zal dulden die de veiligheid en stabiliteit van Turkije in het gedrang brengen'. (Het verwees oorspronkelijk naar de steun aan Koerdische groeperingen zoals de PKK). In Istanbul heb ik ook onbevestigde geruchten gehoord over Turkse commando's die aan de zijde van de opposanten van het Vrije Syrische Leger zouden vechten.


Iran, Saudi-Arabië, Rusland

Maar er is een groter verhaal. Als ik over een humanitaire interventie schrijf dat ‘wij het al weken geleden hadden moeten doen', zullen veel lezers automatisch veronderstellen dat ‘wij' op de eerste plaats naar de westerse machten verwijst, liefst met de zegen van de VN, of wat wij beleefd ‘de internationale gemeenschap' noemen. Een gewapende tussenkomst van de leidende militaire machten van het westen, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, kan inderdaad veel veranderen – we hebben dat in twee andere uithoeken van het vroegere Ottomaanse Rijk gezien: Bosnië en Kosovo. Maar geen van die machten lijkt zinnens te zijn om in Syrië in te grijpen. Washington zeker niet. President Barack Obama en president Nicolas Sarkozy hebben verkiezingen te winnen. David Cameron, de Britse premier, heeft het te druk met te doen alsof hij een man van het volk is en met zaken te ronselen in het Verre Oosten. Zij zullen hun verontwaardiging uitdrukken, economische sancties eisen en diplomatieke druk uitoefenen via de VN, maar verwacht in de nabije toekomst geen interventie zoals in Libië of Kosovo.

In deze omstandigheden zullen andere staten over het lot van het Syrische volk beslissen. Op korte termijn zullen Turkije, Iran, Saudi-Arabië en Rusland een grotere rol spelen dan Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk of Amerika. In Syrië ijveren al deze regionale machten voor hun eigen nationale belangen, die niet alleen economisch en militair maar ook cultureel en ideologisch zijn. Het sjiitische postrevolutionaire Iran botst met het soennitische reactionaire Saudi-Arabië, het postimperiale Rusland met het neo-Ottomaanse Turkije. En dan is er nog het verre maar machtige China, een vitale onbesliste stem bij de permanente leden van de Veiligheidsraad van de VN.

Een vermoeide pasja die in 1912 in slaap was en vandaag zou ontwaken, zou veel verrassingen ontdekken, van de postkoloniale staten tot Facebook, de democratie en de mobiele telefoon. Maar na een weekje aanpassing zou hij zich helemaal thuis voelen. Juist, zou hij zeggen, de grootmachten streven hun verschillende waarden en belangen na, openlijk of onderhands, in het vertrouwde grote spel. Veel van die machten zijn zelfs kleinere, deels gemoderniseerde versies van de grootmachten van vroeger: Turkije wordt nu door sultan Recep Tayyip Erdogan geregeerd, Rusland ligt onder het juk van tsaar Vladimir Poetin, China maakt de laatste maanden van keizer Hu Jintao mee, in Groot-Brittannië heeft Hare (in 1912 Zijne) Majesteit een premier met roze wangen, enzovoort.

Het machtsevenwicht in Syrië zou er anders uitzien als de Europese Unie, een historisch nieuw model van gedeelde soevereiniteit, Turkije had omarmd. Ze belooft dat al bijna vijftig jaar lang (ongelooflijk, in de twee betekenissen van het woord), sinds de associatieovereenkomst van 1963. Maar ze heeft het nooit gedaan. Europa zwijgt over Syrië, net als over zoveel andere vraagstukken. Daarom hangt het lot van de dappere verzetsstrijders en de beproefde burgers van dat land nu af van een ouderwetse regionale wedijver tussen verschillende soevereine machten.


DS, 14-04-2012 (Timothy Garton Ash)