PDA

Bekijk de volledige versie : Facebook sloopt vrije samenleving


Barst
25th October 2011, 21:19
Facebook sloopt vrije samenleving. Gemeenschap breekt uiteen in kwetsbare enkelingen


Het publieke domein is heerlijk voorspelbaar. Op straat, in winkels en in het openbaar vervoer voegen mensen zich naar wat cultureel en institutioneel gebruikelijk is. Een bestendigheid die momenteel wreed verstoord wordt door mensen die de godganse dag op Twitter en Facebook hun emoties uiten. De versmelting van privaat en publiek leidt tot desoriëntatie, angst en achterdocht: al wat kenmerkend is voor een tirannie.


De zorg dat publieke waarden gecorrumpeerd raken door private uitingen ventileert filosoof Hans Schnitzler in een essay op socialevraagstukken.nl. Een interessante these in relatie tot de privacykritiek op sociale media. Daarin staat vooral een ander probleem centraal: hoe beschermen we onze privacy, zorgen we dat berichten niet voor iedereen openbaar zijn. Schnitzler gaat verder: hoe beschermen we de publieke zaak tegen al die kwakers op internet.

In zijn betoog staat dus niet zozeer het individu centraal, maar de gemeenschap. De gemeenschap wordt ontwricht als een korpschef haar ongenoegen uit over de PVV. De gemeenschap panikeert als een puber op Twitter in gewelddadige termen relt tegen zijn school. De gemeenschap raakt het vertrouwen in de politiek kwijt als een congreslid per ongeluk een onderbroekfoto naar tienduizenden ‘followers’ stuurt.


Afstand tot vreemde slinkt met iedere tweet

Dit zijn niet alleen drie tragische verhalen van individuen, maar ook drie situaties waarin de risico’s van een geprivatiseerd marktplein opdoemen. Eigenlijk zijn de korpschef, de scholier en het congreslid slachtoffer van de tendens dat iedereen een microfoon ter beschikking heeft. Vroeger kreeg je de microfoon alleen als je wat zinnigs te zeggen had, nu verwacht men dat je er om de tien minuten een boer inlaat. We tolereren het in de meeste gevallen, maar bij ernstige zaken is het uiterst hinderlijk: alsof je naar een concert luistert te midden van dertig man met kinkhoest. De gedeelde waarde, het concert, gaat eraan.

In zo’n emocratie is niemand meer veilig, weet niemand meer waar hij aan toe is: we twitteren vandaag iets waar we morgen spijt van hebben, we zetten ons te kijk terwijl we binnen zitten. De afstand die we aanhouden tot een vreemde, slinkt met iedere tweet. Uiteindelijk geven we daarmee niet alleen onze privacy op, maar ook de veiligheid en voorspelbaarheid die de publieke ruimte aan anderen biedt. Omdat we de neiging niet meer kunnen onderdrukken dingen voor onszelf te houden, ontploffen die dingen vroeg of laat in ons gezicht. Niet alleen op het werk of in bijeenkomsten met betrekkelijke vreemden, maar ook daarvóór: werkgevers googlen hun sollicitanten, en treffen dan niet alleen al die mooie projectverslagen aan maar ook die pikante foto’s van het vrijgezellenfeest. Dan had je die foto’s maar niet online moeten knallen, klinkt het dan. Maar wat als je vrienden dat voor je doen en je naam erbij zetten?


Publieke ruimte hoort sentiment juist te dempen

Facebook raakt dus ook de mensen die niet op Facebook zitten. De ‘private samenleving’ bedreigt ook de mensen die nog hechten aan een strikte scheiding tussen privé en publiek. Het bedreigt, ook al klinkt dat paradoxaal, de geborgenheid van de publieke ruimte: een wereld waarin je over straat kan zonder nagewezen te worden.

Particuliere ervaringswerelden krijgen publiek gewicht, constateert Schnitzler. En ondermijnen daarmee de sfeer die van oudsher, en niet zonder reden, het al te persoonlijke buiten de deur hield. De filosoof verwoordt die verschuiving treffend in één alinea: “Onze particuliere sentimenten en gedachten zijn vloeibaar, veranderlijk en misschien zelfs verwarrend. Bovendien kunnen privéomstandigheden van de ene op de andere dag door ziekte of verlies van werk radicaal veranderen, maar zodra we de voordeur achter ons dichtslaan en de straat betreden, weten we wat we mogen verwachten. Daar waar onze persoonlijke levenssfeer zich kenmerkt door een bepaalde mate van grilligheid en onvoorspelbaarheid, kenmerkt de publieke ruimte zich door bestendigheid. Gebouwen en monumenten kennen hun vaste plek, omgangsvormen zijn min of meer duidelijk en de ge- en verboden zijn voor iedereen gelijk. Onbewust rekenen we erop dat het de volgende dag, week, maand of het komende jaar ook zo zal zijn. Het is precies deze bestendigheid van de publieke ruimte waaraan we voor een belangrijk deel onze bestaanszekerheid ontlenen. Het biedt tegenwicht tegen de kwetsbaarheid en breekbaarheid van het leven van de enkeling. Juist daarom moet de subjectieve willekeur in het openbare domein tot een minimum beperkt blijven, want een samenleving waarin de persoonlijke willekeur regeert, vormt een bedreiging voor een levensvatbare democratie en wordt zonder uitzondering, en niet in de laatste plaats door de ingezetenen zelf, als tiranniek ervaren.”


De tirannie van het intieme

Een menigte van breekbare enkelingen dus. Schnitzler haalt Richard Sennett aan, de socioloog die in 1974 The Fall of Public Man schreef. Hij klaagde in dat boek over Westerlingen die hun persoonlijke wensen projecteren op de gemeenschap. Alsof de democratie een vreetschuur is, waaraan individuen zich te allen tijde te goed moeten kunnen doen. ‘De Publieke Mens’, iemand die boven het persoonlijke uitstijgt, raakt volgens Sennett in verval. Het Romeinse Rijk ging daar volgens hem aan ten onder, nu is het de beurt aan de Westerse beschaving. Schnitzler concretiseert wat Sennett ‘de tirannie van het intieme’ noemt: “In een dergelijk verpersoonlijkt publiek domein veranderen feiten in meningen, verandert kennis in competenties en de leraar in Jan.”

Sennett heeft gelijk gekregen. In een interview met Casper Thomas (De Groene Amsterdammer) constateert hij dat persoonspolitiek het gewonnen heeft van ideeënpolitiek. “Ik hoopte dat The Fall of Public Man een boek zou worden dat zijn eigen tijd niet zou overleven. Het tegendeel is waar gebleken. De neiging om de intieme kanten van ons bestaan te etaleren, onze obsessie met het privéleven van publieke figuren, is alleen maar erger geworden. Persoonlijkheid lijkt soms het enige te zijn waar de politiek om draait. De politieke arena is steeds minder een plaats voor ideeënstrijd en steeds meer een plek waar politici zichzelf kunnen etaleren.”


De samenleving is een ongenode, vervelende gast

Hoe razend actueel The Fall of Public Man is, blijkt al uit de eerste bladzijde. Daarin geeft Sennett een beschrijving van wat het openbare leven zou moeten inhouden: een beschaving waarin persoonlijke sentimenten ontzenuwd worden door algemene afspraken. Een beschaving waarin het contact met vreemden een ritueel van formaliteiten is. Een wereld waarin je misschien niet altijd jezelf kunt zijn, maar die je wel beschermt tegen de oprispingen van andere mensen, waaronder het humeur van een ambtenaar. “De res publica (publieke zaak) bestaat uit een verbond tussen mensen die geen familie of vrienden zijn, het is het verbond van de menigte, van het volk, van beleid.”

De forums van die res publica, zo schreef Sennett, zijn in staat van verval. “Elektronische communicatie is één van de instrumenten waarmee het idee van een publiek leven wordt vernietigd”, noteerde hij 37 jaar geleden. Slechts weinigen hadden toen het voorrecht om hun zegje op radio of tv te doen. Internet moest nog uitgevonden worden, het meningenmoeras waarin de publieke mens momenteel verdrinkt.

Dat is niet zozeer een aanklacht tegen de technologie, als wel een oproep om formele rituelen op internet te introduceren. Daar is het echter te laat voor. Facebook heeft niet alleen een voet tussen de drempel en de voordeur, maar zit bij ons op de bank. Wie het medium de deur wijst, sluit zichzelf af van de ‘publieke’ res privata, doet niet meer mee en wordt als enkeling uit de menigte verstoten. Eén verkeerd woord tegen deze opdringerige, narcistische Facebook-gast en je wordt gebroken. Gelyncht op het dorpsplein, door al zijn vriendjes. Of zoals Sennett decennia geleden schreef: “Ik vraag me af of dit (de verpersoonlijking van het publieke) ons niet primitiever maakt dan de meest eenvoudige jagers en verzamelaars.”


Blog NRC, 25-10-2011 (Steven de Jong)