PDA

Bekijk de volledige versie : Heeft christendom nog toekomst?


Barst
6th August 2011, 15:56
Heeft christendom nog toekomst?


Door misbruikschandalen en doofpotaffaires bevinden katholieke en protestantse gelovigen zich in diepe vertwijfeling. Toch biedt de crisis in de kerken de kans op een religieuze renaissance, zegt NIKLAUS PETER.


Als de christelijke kerken vandaag in de media opduiken, zijn de negatieve berichten helaas veeleer regel dan uitzondering. De voorbeelden zijn bekend. Zowel in de katholieke als in de protestantse kerk zijn er de doofpotaffaires rond misbruikschandalen. Beide kerken lijden onder een groeiend aantal kerkverlaters en de vertwijfeling daarover is bij alle twee navenant. En op de vraag hoe men deze crisissen het hoofd moet bieden, circuleert er een Babylonische getal aan antwoorden.

Twee eminente godsdienstintellectuelen, een protestants theoloog en een katholiek socioloog, hebben zich met compacte en goed leesbare boeken in dit debat gemengd: Kirchendämmerung. Wie die Kirchen unser Vertrauen verspielen ('Kerkenschemering. Hoe de kerken ons vertrouwen kwijtspelen') van Friedrich Wilhelm Graf, en Kirchenkrise. Wie überlebt das Christentum ('Kerkencrisis. Hoe overleeft het christendom?') van Franz-Xaver Kaufmann zijn allebei de moeite van het lezen waard.

Beide koppelen ze een stevig onderbouwde historische argumentatie aan een godsdienstsociologische analyse en theologische reflectie. Beide willen ze aan de boom schudden, beide zeggen ze rake dingen en schuwen de harde waarheden niet.


Secularisatie als noodlot

De in Zürich geboren Franz-Xaver Kaufmann was tot zijn emeritaat professor in de sociologie aan de universiteit van Bielefeld en spitste zijn onderzoek toe op godsdienstsociologie en sociale politiek. In zijn boek - een herwerkte en met een hoofdstuk uitgebreide herdruk - zet hij eerst een forse geschiedkundige boom op over enkele kernvragen. Wat waren de factoren die het christendom zo succesrijk maakten in de oudheid? Wat heeft het christendom bijgedragen tot de ontvoogdingsstrijd van Europa en tot de modernisering van onze maatschappijen?

Kaufmann legt uit hoe van oorsprong christelijke ideeën en morele principes in de moderne, seculiere maatschappijen werden opgenomen, maar dat ze zich daarna gaandeweg van dat christendom hebben losgemaakt. Tegelijk sloeg het christendom de tegengestelde richting in. Op datzelfde moment heeft het zich voor het eerst 'verkerkelijkt'. De katholieke tak bouwde zware hiërarchieën uit en stampte met succes confessionele milieus uit de grond. De verdwijning van die confessionele milieus hield de jongste vijftig jaar gelijke tred met een massale ontkerkelijking van de individuele gelovige. Godsdienst is daardoor geëvolueerd tot een los zwevend, institutioneel ongebonden geestelijk goed, dat naar eigen smaak wordt samengesteld.

Volgens Kaufmann brengt dat voor de kerken uiteraard problemen mee, maar tegelijk biedt het kansen. De kerken zijn niet in staat geweest om zich aan de seculiere cultuur aan te passen.

Daarnaast zijn ze er ook niet in geslaagd om de link aan te tonen tussen hun persoonlijk godsbegrip, en een mensbegrip geijkt op de waardigheid van de persoon en de relevantie daarvan als leidraad voor het leven. En toch: vandaag hebben ze in ieder geval nog een toekomst in een radicaal veranderde maatschappij.


Religieuze renaissance

De socioloog ziet - zeer behoedzaam, maar toch met de gloed van iemand voor wie het christelijke geloof veel betekent - kansen voor religieuze renaissance, zij het eerder aan de buitenzoom dan in het centrum van de zwaar geïnstitutionaliseerde katholieke kerk.

In het laatste hoofdstuk maakt hij niet alleen een analyse van de structuurzwaktes van de katholieke kerk, hij werpt ook een kritische blik op de hervormingsbarricaden van de 'cleruskerk' en hij doet dat met zowel sociologische precisie als met theologisch engagement.

Ook al bedient Kaufmann zich slechts zelden van zwierige formuleringen als 'het geloof dat licht geeft en hoop verschaft' - toch is precies dat de ware essentie van dit indrukwekkende boek. De historische onderbouw gaat bij Friedrich Wilhelm Graf veel minder in de breedte dan bij Kaufmann. Maar hoe hij de mentale en structurele moeilijkheden van de kerk als geheel ontleedt, dat doet hij dan weer met buitengewoon raffinement.

De uit München afkomstige systematicus en ethicus is een briljante kop met een fraaie en brutale pen. Hij is een kenner van de geestes- en theologiegeschiedenis en zijn antennes vangen werkelijk alles op: van de Shell-Jugendstudie over zeldzame traktaten uit de negentiende eeuw en publicaties over 'religious economics', tot godsdienstig proza uit de hoek van de Duitse katholieke kerkdagen.


Zeven ondeugden

In een inleidend essay schetst Graf de crisis van structuren en tradities in de twee grote christelijke kerken van Duitsland. Vervolgens beschrijft hij in zeven korte hoofdstukken de 'ondeugden' die volgens hem hebben bijgedragen tot het verlies van geloofwaardigheid.

Het is een variatie op het klassieke thema van de zeven hoofdzonden, voor hem een handige manier om aan te geven waar hij correcties noodzakelijk acht.

Zo beschrijft hij in het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld de neergang van de woordcultuur. Er is een evolutie aan de gang richting symbool- en doe-mee-godsdiensten, waarbij de ernstige en nuchtere vroomheid van het protestantisme dreigt te verflensen tot een wellness-godsdienst.

Het tweede hoofdstuk gaat over de vergaande verschuivingen in de identiteitsopvattingen van de 'ambtelijke elite'. Aanvankelijk was het pastorschap (vooral in zijn cultuurprotestantse verschijningsvorm) een breed gevormde communicatie-elite. Zij bemiddelde niet alleen tussen de oude geloofsoverlevering en de moderne wereld van kennis, maar probeerde ook een brug te slaan tussen innige vroomheid en kritische rationaliteit.

Vandaag echter wijst Graf op het gevaar van een 'kleinburgerlijke cleruskaste' met een onrustwekkend 'gebrek aan educatie'.

In de volgende hoofdstukken gebruikt hij de trefwoorden 'moralisme', 'democratie-loochening' en 'zelfverheerlijking' om op het gevaar te wijzen dat de vertegenwoordigers van de kerken in fundamentele ethische vraagstukken vaak niet bekwaam of bereid zijn om mee te werken aan de complexe processen van democratische en ethische wilsvorming. Zo treden ze intellectueel nauwelijks buiten de comfortzone van hun specialistische moraal, genre 'de wil van God' of containerbegrippen als 'menselijkheid'.

Met ongemene snedigheid, vaak zelfs op het kwetsende af, beschrijft Graf daarbij vanuit liberaalprotestants gezichtspunt de communicatiestijl en het theologiebegrip van de huidige paus - denk maar aan diens hang naar vaak pittige en soms krasse uitspraken, zonder dat hij daarbij rekening houdt met collateral damage.


Conflicten in het verschiet

De twee slothoofdstukken gaan over de kerk en haar diaconale werkzaamheden. Onder het trefwoord 'weigering van de toekomst' kun je volgens hem het doelbewuste afscheid van het concept 'volkskerk' niet los zien van de angst voor het moderne individualisme.

In het laatste hoofdstuk houdt hij een pleidooi om het 'sociale paternalisme' van de kerkelijke diaconie in te ruilen voor een dynamischere, meer liberale, minder bevoogdende 'community care'-aanpak, zoals vandaag in Engeland al bestaat.

Het valt op dat elk hoofdstuk bewerkte krantenstukken of eerder geschreven essays zijn. Dit gebrek aan eenheid moet je er tijdens het lezen bijnemen, maar het doet geenszins afbreuk aan Grafs boek. Academische, theologische kerkenreflectie heeft veel weg van figuurzagen, dat is geweten. Je kunt er dus wat onder verwedden dat dit vrijbuiterboek van houtwerker Graf op menig kerkenhoofd een ferme tik zal geven. Maar - om het met Lichtenberg te vragen - als het hol klinkt, ligt het dan altijd aan het boek?

© Die Neue Zürcher Zeitung


DS, 06-08-2011 (Peeter Niklaus)