PDA

Bekijk de volledige versie : 'Ach de liefde, wat een hysterie'


Barst
14th May 2011, 16:43
'Ach de liefde, wat een hysterie'


En toen won die Vlaming. Die met de norse blik en dat 'onsmakelijke' boek. Als winnaar van de Libris Literatuurprijs verdeelt Yves Petry de meningen en beroert hij de gemoederen. De Leuvenaar ziet het best graag gebeuren. Zolang hij maar raakt en binnendringt. 'Al sinds ik twaalf ben, ambieer ik onsterfelijkheid.'


Dat heb je dan met prijzen. Dat je als winnaar moet spreken. Heel veel, zelfs. Dat je breed moet lachen, de hele wereld bedanken. Je geliefde in het bijzonder - 'om te willen samenleven met zo'n bezette en bezeten mens', dat soort gulle dankwoordje. Je moet feesten, kortweg. Glunderen.

Maar laat dat niet de huisstijl zijn van de 43-jarige Yves Petry. Grote en grootse emoties, maar bij voorkeur alleen op papier. Alleen daar waar hij er controle over heeft. Zijn dankwoord voor het prestige en de 50.000 euro was daarom kort, zijn intonatie en gezichtsuitdrukking hield hij strak in toom. Sommigen vertaalden het als een arrogante onderkoeldheid. En dat betreurt de schrijver. 'Ik was immens blij. Nog altijd. Alleen voel je je op dat moment ergens tussen verdoofd en verkrampt van emoties. De tranen zaten in mijn keel, maar ik ben er niet de man naar om die openlijk te laten rollen. Misplaatste stoerheid, ergens wel. Ik stond te daveren op mijn benen. Toen ik een glas champagne nam, kreeg ik precies een acute aanval van Parkinson. Zodra ik het glas naar mijn mond bracht, begon mijn arm te schudden. Ik kon onmogelijk drinken. Zo verkrampt was ik. Bovendien zijn er die mondhoeken van mij, die vanzelf naar beneden buigen. Kijk ik gewoon, ik kijk triest. Bars zelfs. Het is de Louis Tobback-blik, die me al veertig jaar geregeld voor de voeten loopt. Ik kan er werkelijk niets aan doen.'

En het is waar. Yves Petry lijkt in de overzichtelijkheid van zijn huis in Leuven al veel meer op wat hij naar eigen zeggen diep van binnen is: een blijmoedige mens. Nooit lichtvoetig, maar overwegend met de glimlach. Al is Yves Petry, en daar lijkt de wereld het wat moeilijker mee te hebben, geenszins een “gezellig, mens. Daarvoor leeft en spreekt hij te uitgepuurd. Ook zijn woonkamer: niet overdonderend knus. Vrij donker, twee doorleefde zitbanken, een klein tv'tje, wat boekenrekjes, een tafel en een laptop. De bloemen staan er hoogst uitzonderlijk en hangen er op dag vier alweer triest bij. Yves Petry woont hier alleen, hij heeft het huis net gekocht. 'Voor het eerst een eigen huis. Tot nog toe verhuisde ik na elk boek dat ik af had: elk boek zijn eigen huis. De sfeer en de geest van je schrijversplek kruipen in je boek. Erna is die plek psychisch uitgeleefd, zo voelt het toch aan. Maar dit huis zal toch verscheidene boeken moeten voeden. Benieuwd wat dat gaat geven.'

Ook die boeken: doorgaans niet bijster gezellig. Het zijn er van die soort die de lezer al eens doet daveren op zijn grondvesten. Al houdt zijn stijlbeheersing diezelfde lezer tegelijk stevig overeind. Hoe dan ook: De maagd Marino, waarmee hij deze week de Libris Literatuurprijs won, wordt links en rechts 'te onbehaaglijk' genoemd. Of toch het uitgangspunt: een kannibalenmoord, die bij nader inzien een zelfmoord op bestelling was. Daarvoor baseerde Petry zich op waargebeurde gruwel die in 2002 heel Duitsland op stelten zette: een dader had zijn slachtoffer gedrogeerd, zijn penis afgesneden, vervolgens gekeeld en ten slotte in stukken gesneden om hem te verorberen. Onwaarschijnlijke horror, maar wel op vraag van het slachtoffer zelf. De gruwel is niet meer dan alleen maar het vertrekpunt in De maagd Marino, maar toch morden (enkele) recensenten en boekverkopers deze week over de 'onverkoopbaarheid' van deze winnaar.

'Ik sta er wat beduusd naar te kijken', zegt Petry. 'Al zeker naar die frontale, giftige aanval van Vrij Nederland-recensent Jeroen Vullings. Ik begrijp het niet goed. Hij heeft zichzelf altijd als een zeer serieuze criticus beschouwd, en nu zwaait hij met verkoopargumenten.'


Vooral vrouwen zullen afhaken, vrezen critici, en dat is net het grootste lezerspubliek.

'Typische mannenpraat. De beste en meest enthousiaste reacties en recensies kwamen vanvrouwen. Die hebben het blijkbaar helemaal niet zo moeilijk om zich over te leveren aan de sfeer van het boek. Mannen wel. Zou het die afgesneden penis zijn? Pure castratieangst? (glimlacht) Ik wil trouwens ook even tegenspreken dat er een grafstemming heerste in de zaal na de bekendmaking, wel integendeel. En de uitgeverij maakt zich alvast geen zorgen: de vierde en vijfde druk zijn al uitverkocht, de zesde is bezig. En het tempo waarin wordt bijbesteld, is zeer geruststellend.'


Ook voor u? Welke betekenis geeft u zelf aan de prijs?

'Ik voel me nu toch wel even onkwetsbaar. Verheven boven alle kritiek. Ik heb wel meer tegenstanders. Mensen die me al jaren het schrijverschap misgunnen. Het is prettig om ze me knarsetandend voor te stellen.'


Verlost de prijs u van enige frustratie? De grote erkenning die er na twaalf jaar schrijven eindelijk komt?

'Ik heb lange tijd frustratie gehad, ja. Het zou minder frustrerend gevoeld hebben als alle schrijvers zo marginaal waren gebleven, als ik was. Maar soms zie je sterren naast je rijzen, terwijl je hun boeken lang niet waardevoller vindt dan de jouwe.'


Is dat niet veeleer jaloezie dan frustratie?

'Nee, want ik heb het iedereen wel altijd gegund. Het was pure frustratie, want gebaseerd op een gerechtvaardigde zelftrots. Pure frustratie, omdat ik naast zo veel lezers bleef grijpen. Dat is waarom die prijs me het gelukkigst maakt: omdat ik nu toch wel een pak meer en blij verraste lezers zal hebben. En daarvoor schrijf ik tenslotte: om mezelf voort te planten in de hersenen van anderen.'


Een grootse drijfveer.

'Die is er gekomen door de diepe indruk die sommige schrijvers op mij hebben kunnen nalaten. Ik wou hetzelfde: op dezelfde sterke manier in het leven en de hersenen van anderen stappen. Je kunt dat in levenden lijve proberen, maar dan is je bereik veel kleiner. Bovendien ben je als mens niet altijd even alert en wakker, en dus impressionant. Als schrijver kun je ervoor zorgen dat elke pagina dat wél is.'


Vanwaar die nood om bij mensen binnen te dringen en er misschien zelfs iets te veranderen?

'Dat zal wel een soort machtsdrang zijn, zeker? In zeer onschuldige vorm. Omdat het mij zelf het leven heeft gered: boeken hebben me in alle mogelijke betekenissen wakker gekust.'


U was de eerste in uw familie die studeerde. Hebben boeken u de weg gewezen?

'Boeken, maar ook goed onderwijs. Enkele fantastische leraars. En medeleerlingen die wél uit milieus kwamen waar thuis werd gelezen, en die me tips gaven. Ik was gretig genoeg om alles op te zuigen.'


U ging aan de universiteit eerst wiskunde studeren, maar na twee jaar schakelde u over op wijsbegeerte. Waarom zo plots compleet van spoor gewisseld?

'Dat is iets raadselachtigs dat mij heel erg tekent en fascineert: een plots verlies van geloof in datgene waarmee ik bezig ben. Een abrupt zinverlies, het zit in al mijn boeken. Ik dacht echt dat in wiskunde mijn roeping lag, ik had het in de vingers. Maar opeens was het op. Onverklaarbaar. Maar goed, misschien zijn onze gedachten en overtuigingen gewoon niet zo veel waard en verliezen ze nu eenmaal plots hun aantrekkingskracht. Net zoals mensen die ook kunnen verliezen. Literatuur is het enige waar ik dat zinverlies nog niet heb ervaren.'


U hebt maar meteen van bij het begin beslist om voltijds schrijver te worden. Een moedige beslissing.

'Of een onvermijdelijke. Ik heb nogal wat ontbering gekend, ja. Maar voor mij was het een evidente beslissing. Ik moest wel gehoorzamen aan die schroeiende ambitie die mij al achterna zit sinds mijn twaalfde. Misschien heeft dat ook te maken met dat stijgen op de sociale ladder, ik weet het niet. Maar er was me in elk geval veel aan gelegen om een trede hoger te geraken. Ambitie is altijd mijn natuurlijke levensgevoel geweest. Ambitie in de tijd, niet in de ruimte: ik zou graag mijn eigen leven overleven. Al sinds mijn twaalfde jaag ik de onsterfelijkheid na, stel je voor. (glimlacht) Ik moest naar mijn ambitie luisteren, en ik ben daardoor nogal meedogenloos geweest in mijn keuzes. Meedogenloos ongevoelig voor de vertwijfeling van mijn ouders, ook. Leraar worden, ook al had mijn familie dat zeer hoogstaand gevonden, dat zou nooit goed genoeg geweest zijn.'


Waarom niet?

'Tja, waar heb ik eigenlijk zoveel pretentie gekregen? (lacht) Ik weet het niet. Mijn ouders hebben er geen schuld aan. Het zat al in me en de school heeft het alleen maar sterker gemaakt. Ik vond het humaniora een spannend intellectueel avontuur. Veel mensen vinden het omgekeerde, maar ik ben daar beginnen te geloven in een intellectuele roeping. Ik was ervan overtuigd dat de échte wereld daarbuiten, een hoog gecultiveerde, intellectuele wereld was.'


Dat moet een ontgoocheling geweest zijn.

'Toch zeker de intellectuele armoede van de literaire wereld. Wat dat maar voorstelt. Wat dat marktmechanisme maar inhoudt. Intussen heb ik het wel begrepen. Het is een spel dat ik moet spelen, alleen probeer ik dat zo veel mogelijk op mijn eigen voorwaarden. Ik ben en ik wil blijven wie ik ben.'


Dat pleidooi voor het individu zit in al uw boeken.

'Van een goede roman, onthoud je als lezer dit: dat het loont om een individu te zijn. Mijn favoriete personages zijn buitenbeentjes. Een beetje zonderling. Apart. Of misschien ervaar ik ze alleen maar als apart omdat ze zo indringend worden beschreven. Indringender dan je over het algemeen mensen leert kennen. Maar literatuur moet mensen doen voelen dat het niet erg is om niet herkenbaar te zijn. Integendeel. Onwaarschijnlijk hoe sterk onze neiging is om naar sjablonen te grijpen. Hoe onrustig het ons maakt als we niet in een of ander format passen. We noemen dit individualistische tijden, maar daar merk ik helaas veel te weinig van. Een goede roman moet je weer doen verlangen naar de eenzaamheid van je individu. Naar de schoonheid van uniek zijn. Uiteraard, eenzaamheid kan ook problematisch worden, maar dat hoeft de literatuur niet aan te pakken. Literatuur moet problemen niet oplossen, alleen maar interessanter maken.'


U zei al dat u minder somber bent dan u soms uitstraalt. Hoeveel minder is dat dan? Bent u zelfs een vrolijke mens?

'Ik heb altijd de neiging om weinig gelukkige personages te bedenken en me daar dan diep in te graven. Maar ik kan me dat alleen maar permitteren omdat ik een heel robuuste, levenskrachtige en ja, zelfs blijmoedige natuur ben. Mocht ik labiel en somber zijn, dan was ik al bezweken aan mijn eerste boek. Ik kan onheil een stem geven zonder te wankelen. Het is natuurlijk ook een strategie om je angsten te bezweren. Vroeg of laat moeten we allemaal die afschuwelijke dood door. Door het op voorhand al wat uit te spreken en te beschrijven, betaal je er een voorschot op. Alsof je het al een beetje aan het overwinnen bent. Ach, onzin ongetwijfeld.'


U hebt een zoon van dertien. In hoeverre definieert het vaderschap u?

'Vrij weinig. Het is me overkomen. Het is niet de zin van mijn leven, in elk geval. Dat is alleen het schrijverschap. Het vaderschap heeft me vooral een levenslange kwetsbaarheid gegeven. Ik ben kwetsbaar in een lichaam dat niet het mijne is. Maar ik vind het ouderschap niet nodig om een volwaardig mens te zijn. Al denk ik nu wel beter te begrijpen waar het in zoveel mensenlevens om draait. De kinderen als ultieme zingever. Alles wordt eraan opgeofferd.'


U vindt het duidelijk niet iets om toe te juichen.

'Ik vind gewoon dat er soms wat in overdreven wordt. Natuurlijk moet je een zekere verantwoordelijkheid opnemen voor je kinderen, zij hebben zelf niet gevraagd om er te zijn. Maar om van onze kinderen dé zin van ons bestaan te maken: belasten we ze daar ook niet vreselijk mee? Ouder-kindliefde is in elk geval iets merkwaardigs. Zeer asymmetrisch: verwacht nooit dat je kind je in dezelfde mate liefheeft als jij hem. En het is onvoorwaardelijk, zoals geen enkele andere liefde kan zijn.'


Wat daarmee trouwens? Wat met die andere liefde? Hoe bepalend is die?

'Ik heb er geen steil romantische opvattingen meer over. Waarom zijn we samen met die partner, en niet met een andere? Dat heeft te maken het feit dat op bepaalde ogenblikken iets moet gebeuren. En wat er dan gebeurt, dat bepalen in hoge mate de omstandigheden.'


Dat klinkt treurig.

'Waarom zou dat? Ik ben blij dat ik geen last van heb van dat soort passionele verblinding. Echte passionele liefde heeft iets psychotisch: je schrijft de andere een macht, kracht en perfectie toe die hij of zij helemaal niet bezit. En intussen zet je wel alles op dat waanbeeld in. Wat ik nog triester vind: te zien hoe sommigen dat na gaan spelen. Ze voelen het zelf niet, maar denken dat hun leven te leeg is zonder. En dus doen ze alsof! Wat een hysterie toch. Voel je het zelf niet: wees blij! Meestal pakt het nogal zielig en destructief uit. Je moet al veel talent hebben om er iets interessants van te maken.'


Misschien hebt u makkelijk praten. U hebt met het schrijven iets gevonden waar u naar eigen zeggen alle bevrediging en geluk uit haalt.

'En frustratie nog veel meer. Een boek schrijven is een drama op zich, ja. Het dus wel iets van die redeloze liefdespassie. Misschien is het er wel de voortzetting van, maar met andere middelen. Mocht ik ooit nog blind verliefd worden, god verhoede, het zou niet goed zijn voor het schrijven. Maar het zal niet gebeuren, ik geloof niet meer op die manier in mensen. Ik denk niet dat ik ooit nog zo veel macht aan iemand zou willen geven. Ik kan een ander niet meer vergoddelijken. Iemand kan in mijn leven heel veel voor me betekenen, maar dat niet. Ik heb het ook niet nodig. Ik heb alleen de juiste liefde nodig.'


En wat hebt u nog nodig?

'Alleen tijd. Veel tijd. En een regering misschien. (lacht) Wat is me dit nu toch eigenlijk weer? Waar is de goede oude tijd van Dehaene en Tobback? Toen politici nog ongeliefd mochten zijn. Toen politiek nog saai was, maar rustgevend. Waar is de tijd van het gekonkelfoes? Van de kastelen? Geef ze ons terug! Een beetje machtcynisme en realpolitik, alsjeblieft! Ach, veel te slappe ego's, die politici.'


Heeft elke goede schrijver een groot ego?

'Geen groot, want dat is een slap ego. Dan ben je te kwetsbaar, te afhankelijk. Wel een taai ego. Ik heb een klein, maar zeer taai ego. Onverwoestbaar. Als schrijver, en als mens. Het totemdier dat ik me heb toegedicht, is de wezel.'


Tóch angstig?

'Nee, schichtig. Dat is iets anders. Je ziet het niet vaak, en altijd kortstondig. Maar het is een uiterst taai dier. Een vreselijk roofdier, heel bloeddorstig, een wilde rover. Levensgevaarlijk, kortom. Enfin, voor konijnen dan toch. (glimlacht)'


DS, 14-05-2011 (Guinevere Claeys)