PDA

Bekijk de volledige versie : Baltische zielen


Barst
21st April 2011, 17:29
Baltische zielen


Jan Brokken, Baltische zielen. Lotgevallen in Estland, Letland en Litouwen, Atlas, 464p.


Wie bij de namen Estland, Letland en Litouwen vooral aan het Eurovisiesongfestival denkt, moet onverwijld het boek Baltische zielen lezen. En alle anderen ook.


In het voorjaar van 1928 begint de Franse beeldhouwer Jacques Lipchitz aan een beeld dat hij De schreeuw noemt. Het veroorzaakt een schandaal als hij het een jaar later in Amsterdam wil tentoonstellen. Nederlandse kranten spreken van een ‘copulatie in brons'. Omdat het de openbare eerbaarheid schendt, wordt het op last van de Amsterdamse burgemeester van de tentoonstelling in Arti et Amicitiae verwijderd.

Lipchitz is verbijsterd. Hij heeft het beeld gemaakt om de nagedachtenis te eren van zijn vader en zijn zuster — en misschien wel van alle Joden uit Litouwen en Polen. De directe aanleiding tot De schreeuw was misschien wel de recente dood van zijn vader en zuster, maar de kiem ervan lag veel verder terug.

Jacques Lipchitz werd in 1891 als Chaim Jacob Lipchitz geboren in de Litouwse stad Druskininkai. Zijn vader was een Joodse bouwondernemer. In 1902 stuurde hij zijn zoon naar de middelbare handelsschool in Bialystok, in het noordoosten van Polen. In Bialystok woonden 52.000 Joden, ze maakten 76 procent van de bevolking uit. De meesten van hen werkten in de textielindustrie. Het was ook een — vooral Joodse — studentenstad. Tijdens de opstand van 1905 werd de hoofdcommissaris van de tsaristische politie door een Joodse anarchist doodgeschoten. Terwijl de man nu net keer op keer verkondigd had dat zolang hij leefde géén pogrom in Bialystok zou plaatsvinden.

Voor de politie en het leger ging het nu alleen nog maar om het juiste moment. Op Witte Donderdag 1906 was het zover. Begeleid door politie en leger holden honderden vandalen en oproerkraaiers naar de Joodse wijken van de stad. Winkels werden geplunderd, straten in brand gestoken, met dolken en bijlen wierp men zich op de vluchtende bewoners. Vrouwen werden verkracht, mannen de ogen uitgestoken en jongens de nagels uitgetrokken. De politie schoot op vaders die hun kinderen verdedigden. De pogrom duurde twee dagen en nachten. Lipchitz bracht het er heelhuids vanaf. Hij hield zich al die tijd schuil in de kelder van een Joodse school. Daar hoorde hij het geschreeuw van de waanzinnige en bloeddorstige massa's. Jarenlang wist hij de herinnering hieraan uit zijn geheugen te bannen. Tot zijn vader en zuster overleden en hij De schreeuw maakte. Het was een van zijn belangrijkste creaties: ‘Uit iets verschrikkelijks had hij iets puurs gemaakt. Uit de dood had hij het leven gelicht, uit de wanhoop de hoop.'

Lipchitz ontvluchtte zijn geboorteland, maar bleef het altijd met zich meedragen. Dat geldt ook voor Mark Rothko, een van de grootste abstracte schilders van de twintigste eeuw. Hij was nauwelijks tien toen hij zijn geboortestad Dvinsk in Letland in 1913 verliet en zich met zijn familie in de Verenigde Staten vestigde. ‘Hemel is als een lamp in de mist aan het einde van een lange, donkere weg', dichtte hij als zestienjarige. Het lijkt bijna een beschrijving van de schilderijen die hij later maakte. Hij haatte de natuur: ‘Ik voel me ongemakkelijk in een natuurlijke omgeving', zei hij op het toppunt van zijn roem. Maar het Letse landschap heeft onmiskenbaar een stempel op zijn oeuvre gedrukt. Toen de kunsthandelaar Frank Lloyd hem in 1963 vroeg wat zijn grootste wens was, antwoordde hij: ‘Kun je me een eenmanstentoonstelling in Dvinsk geven?'


Lappendeken

Lipchitz en Rothko zijn twee van de vijftien Baltische kunstenaars en intellectuelen die Jan Brokken portretteert in Baltische zielen. De Baltische staten zijn altijd een hutspot van bevolkingsgroepen en minderheden geweest. Van de grote Joodse gemeenschappen die er aan het begin van de vorige eeuw woonden, is maar weinig overgebleven. Onder de Sovjetdictatuur werden de Esten, Letten en Litouwers behandeld als tweederangsburgers. Na de onafhankelijkheid was dat lot de Russische gemeenschap beschoren. Het gebied is in alle opzichten een lappendeken. Daarin schuilt wellicht ook de kracht ervan.

Brokken heeft het in zijn boek over Baltische kunstenaars en intellectuelen die erin geslaagd zijn hun herinneringen en ervaringen te sublimeren in hun werk en daarmee de landsgrenzen te overschrijden: de cineast Sergej Eisenstein, de violist Gidon Kremer, de auteur Romain Gary (auteur van La vie devant soi), de componist Arvo Pärt en de filosofe Hannah Arendt. Maar Brokken schetst ook een aangrijpend portret van Loreta Asanavièiûtë, de jonge vrouw die tijdens de betogingen bij de televisietoren van Vilnius in 1991 verpletterd werd door een Russische tank. Een ‘verkeersongeluk' noemde de Sovjettelevisie het. De beelden haalden de westerse media niet, want inmiddels was de Eerste Golfoorlog uitgebroken.

Ademloos heb ik de bijna vijfhonderd bladzijden van Baltische zielen verslonden. Aan de hand van deze portretten geeft Brokken een indringend beeld van de recente geschiedenis van de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen en tegelijk laat hij zien hoe dit gebied onlosmakelijk vergroeid is met de rest van Europa en de wereld. Een briljant boek.


DS, 28-01-2011 (Wilem van Zadelhoff)