Barst
21st April 2011, 18:13
Strijdlied van de tijgermoeder
Amy Chua, Strijdlied van de tijgermoeder, Nieuw Amsterdam, 192 blz.
‘Als het de volgende keer niet perfect is, verbrand ik al je knuffels!', krijst Amy Chua tegen haar vijfjarige dochter tijdens de pianoles. Het maakt deel uit van haar ‘Chinese opvoeding'. Maar Strijdlied van de tijgermoeder is meer dan een provocatie. Het boek is ook grappig en eerlijk en het stemt tot nadenken.
Ziedaar, westerse softies die geloven dat applaus voor bedroevend middelmatige prestaties goed is voor het zelfbeeld van kinderen. Overgevoelige moeders en vaders, die vinden dat leren – het woord moet kokhalzend uitgesproken worden – leuk moet zijn. Zullen jullie kinderen op hun veertiende een pianorecital geven in Carnegie Hall? Natuurlijk niet. Die sukkels hebben het al die tijd vast te druk gehad met buiten spelen, verjaardagsfeestjes, schooltoneel, logeerpartijtjes, tv-kijken, computerspelletjes en andere onzin. Allemaal dingen die Sophia en Lulu, de dochters van Amy Chua, nooit gemogen hebben. Wat deden ze dan wel? Werken, studeren, oefenen tot ze erbij neervielen. Voor school en voor piano of viool – thuiskomen met een cijfer lager dan 10 was geen optie.
In Strijdlied van de tijgermoeder maken we kennis met Amy Chua (1962), kind van Chinese immigranten, rechtenprofessor. Wegens haar bijzonder controversieel boek over opvoeding is ze een belaagde vrouw. Op internetfora wordt met scherp geschoten op de ‘feeks', dat mens de naam ‘moeder' onwaardig. Meestal door mensen die het boek niet gelezen hebben, zo blijkt. Sommigen lanceren zelfs een oproep om het boek te boycotten. Anderen stellen laatdunkend dat het met dergelijk extreem gezwets gemakkelijk scoren is. Dat provocatie goed is voor de verkoop, zal ongetwijfeld kloppen. Maar het boek reduceren tot een commercieel gedrocht, doet Chua onrecht.
Het boek zou een soort handleiding worden, een stevig onderbouwd betoog om duidelijk te maken dat Chinese ouders hun kinderen beter opvoeden dan westerse. Maar de werkelijkheid en Lulu, de meest eigenzinnige van Chua's twee dochters, beslisten er anders over. Het boek werd een persoonlijk relaas over kadaverdiscipline, over de weg naar succes, maar ook over twijfels en mislukking.
In deel een en twee beschrijft Chua de opmars van haar opvoedingsmethode. Haar relaas is soms behoorlijk schokkend. Ze scheldt haar dochters uit voor ‘stuk vuil'. De kinderen moeten zelfs op vakantie musiceren – er wordt naar hotels met een piano gezocht. Wanneer haar jongste dochter haar voor haar verjaardag een zelfgemaakt kaartje geeft met liefdevolle felicitaties gooit ze het terug: ze heeft er niet genoeg moeite voor gedaan, het is te simpel. Een westers moederhart breekt bij het lezen van dat verhaal – en bij de gedachte aan de ogen van dat kind. Toch blijft het allemaal verteerbaar, omdat uit alles blijkt dat Chua zielsveel van haar kinderen houdt en er heilig van overtuigd is dat haar manier op termijn het beste voor ze is. ‘Jullie hoeven me niet aardig te vinden', zegt ze, wanneer ze haar dochters giechelend hoort fluisteren dat ze hun moeder gek vinden, ‘als ouder wil ik jullie alleen maar op de toekomst voorbereiden'.
Sympathie
Vreemd genoeg ga je als lezer gaandeweg sympathie koesteren voor de voortvarende, eigengereide Chua. Dat heeft met drie dingen te maken. Het eerste is humor. De schrijfster is een meester in zelfrelativering en heeft een scherp oog voor situatiehumor. Wanneer een gedreven pianoleraar een van de dochters rustig vertelt dat haar pianospel het beste zal zijn wanneer ze zich ontspant en ze haar vingers op het klavier laat rusten als was ze een lappenpop, dan herhaalt Amy Chua thuis zijn instructies. ‘ONTSPANNEN!', schreeuwt ze. ‘Een LAPPENPOP, zei meneer Shugart!'
Soms schurken haar verhalen tegen de slapstick aan, bijvoorbeeld wanneer ze vertelt hoe ze een verlegen hondje in huis neemt, en beslist hem – overtuigd als ze is dat ook hij verborgen talenten heeft – op te voeden volgens de Chinese methode. Ze mislukt faliekant: het beest wordt baas over haar, en gaat met haar aan de haal tijdens wandelingen.
Behalve grappig is Chua ook hartveroverend eerlijk. Ze spaart zichzelf niet, vertelt niet alleen over haar successen, maar ook over haar twijfels en mislukkingen. In het derde deel wordt die eerlijkheid ronduit pijnlijk, wanneer blijkt dat Lulu in opstand komt tegen haar moeder. De bittere verwijten vliegen heen en weer. Lulu zorgt voor de ergste vernedering die een Chinese moeder zich maar kan voorstellen: in een restaurant, voor het oog van tientallen vreemden, slingert ze haar moeder luidkeels in het gezicht dat ze haar haat. Chua is er kapot van, maar neemt een moedig besluit: hoezeer het ook indruist tegen alles wat ze ooit geloofd heeft, ze geeft Lulu de vrijheid om vanaf dat moment eigen keuzes te maken. Haar conclusie? Als alles goed gaat, is een Chinese opvoeding een groot succes. Alleen gaat het niet altijd goed. En op dat moment kan de westerse aanpak misschien soelaas bieden.
Chua's boek stemt ook tot nadenken. Ze hekelt onze westerse visie op hoe we met kinderen moeten omgaan, en vraagt zich af hoe het komt dat Chinese ouders zich al die hardheid kunnen veroorloven, zonder dat hun kinderen er grote trauma's aan overhouden. Of toch geen grotere dan westerse. Misschien is dat omdat Chinese ouders uitgaan van de kracht van een kind, zegt ze, en niet van zijn kwetsbaarheid. Hun zelfvertrouwen halen Chinese kinderen niet uit loze complimenten, maar uit de ervaring dat ze dankzij hun doorzettingsvermogen dingen kunnen bereiken die ze nooit dachten te bereiken.
Een boek dat speldenprikken geeft aan onze zelfgenoegzaamheid, maar dat bovenal een pijnlijk kritisch zelfonderzoek inhoudt, verdient het in ieder geval om gelezen te worden.
http://thebattlehymnofthetigermother.com/
DSL, 21-04-2011 (Kathleen Vereecken)
Amy Chua, Strijdlied van de tijgermoeder, Nieuw Amsterdam, 192 blz.
‘Als het de volgende keer niet perfect is, verbrand ik al je knuffels!', krijst Amy Chua tegen haar vijfjarige dochter tijdens de pianoles. Het maakt deel uit van haar ‘Chinese opvoeding'. Maar Strijdlied van de tijgermoeder is meer dan een provocatie. Het boek is ook grappig en eerlijk en het stemt tot nadenken.
Ziedaar, westerse softies die geloven dat applaus voor bedroevend middelmatige prestaties goed is voor het zelfbeeld van kinderen. Overgevoelige moeders en vaders, die vinden dat leren – het woord moet kokhalzend uitgesproken worden – leuk moet zijn. Zullen jullie kinderen op hun veertiende een pianorecital geven in Carnegie Hall? Natuurlijk niet. Die sukkels hebben het al die tijd vast te druk gehad met buiten spelen, verjaardagsfeestjes, schooltoneel, logeerpartijtjes, tv-kijken, computerspelletjes en andere onzin. Allemaal dingen die Sophia en Lulu, de dochters van Amy Chua, nooit gemogen hebben. Wat deden ze dan wel? Werken, studeren, oefenen tot ze erbij neervielen. Voor school en voor piano of viool – thuiskomen met een cijfer lager dan 10 was geen optie.
In Strijdlied van de tijgermoeder maken we kennis met Amy Chua (1962), kind van Chinese immigranten, rechtenprofessor. Wegens haar bijzonder controversieel boek over opvoeding is ze een belaagde vrouw. Op internetfora wordt met scherp geschoten op de ‘feeks', dat mens de naam ‘moeder' onwaardig. Meestal door mensen die het boek niet gelezen hebben, zo blijkt. Sommigen lanceren zelfs een oproep om het boek te boycotten. Anderen stellen laatdunkend dat het met dergelijk extreem gezwets gemakkelijk scoren is. Dat provocatie goed is voor de verkoop, zal ongetwijfeld kloppen. Maar het boek reduceren tot een commercieel gedrocht, doet Chua onrecht.
Het boek zou een soort handleiding worden, een stevig onderbouwd betoog om duidelijk te maken dat Chinese ouders hun kinderen beter opvoeden dan westerse. Maar de werkelijkheid en Lulu, de meest eigenzinnige van Chua's twee dochters, beslisten er anders over. Het boek werd een persoonlijk relaas over kadaverdiscipline, over de weg naar succes, maar ook over twijfels en mislukking.
In deel een en twee beschrijft Chua de opmars van haar opvoedingsmethode. Haar relaas is soms behoorlijk schokkend. Ze scheldt haar dochters uit voor ‘stuk vuil'. De kinderen moeten zelfs op vakantie musiceren – er wordt naar hotels met een piano gezocht. Wanneer haar jongste dochter haar voor haar verjaardag een zelfgemaakt kaartje geeft met liefdevolle felicitaties gooit ze het terug: ze heeft er niet genoeg moeite voor gedaan, het is te simpel. Een westers moederhart breekt bij het lezen van dat verhaal – en bij de gedachte aan de ogen van dat kind. Toch blijft het allemaal verteerbaar, omdat uit alles blijkt dat Chua zielsveel van haar kinderen houdt en er heilig van overtuigd is dat haar manier op termijn het beste voor ze is. ‘Jullie hoeven me niet aardig te vinden', zegt ze, wanneer ze haar dochters giechelend hoort fluisteren dat ze hun moeder gek vinden, ‘als ouder wil ik jullie alleen maar op de toekomst voorbereiden'.
Sympathie
Vreemd genoeg ga je als lezer gaandeweg sympathie koesteren voor de voortvarende, eigengereide Chua. Dat heeft met drie dingen te maken. Het eerste is humor. De schrijfster is een meester in zelfrelativering en heeft een scherp oog voor situatiehumor. Wanneer een gedreven pianoleraar een van de dochters rustig vertelt dat haar pianospel het beste zal zijn wanneer ze zich ontspant en ze haar vingers op het klavier laat rusten als was ze een lappenpop, dan herhaalt Amy Chua thuis zijn instructies. ‘ONTSPANNEN!', schreeuwt ze. ‘Een LAPPENPOP, zei meneer Shugart!'
Soms schurken haar verhalen tegen de slapstick aan, bijvoorbeeld wanneer ze vertelt hoe ze een verlegen hondje in huis neemt, en beslist hem – overtuigd als ze is dat ook hij verborgen talenten heeft – op te voeden volgens de Chinese methode. Ze mislukt faliekant: het beest wordt baas over haar, en gaat met haar aan de haal tijdens wandelingen.
Behalve grappig is Chua ook hartveroverend eerlijk. Ze spaart zichzelf niet, vertelt niet alleen over haar successen, maar ook over haar twijfels en mislukkingen. In het derde deel wordt die eerlijkheid ronduit pijnlijk, wanneer blijkt dat Lulu in opstand komt tegen haar moeder. De bittere verwijten vliegen heen en weer. Lulu zorgt voor de ergste vernedering die een Chinese moeder zich maar kan voorstellen: in een restaurant, voor het oog van tientallen vreemden, slingert ze haar moeder luidkeels in het gezicht dat ze haar haat. Chua is er kapot van, maar neemt een moedig besluit: hoezeer het ook indruist tegen alles wat ze ooit geloofd heeft, ze geeft Lulu de vrijheid om vanaf dat moment eigen keuzes te maken. Haar conclusie? Als alles goed gaat, is een Chinese opvoeding een groot succes. Alleen gaat het niet altijd goed. En op dat moment kan de westerse aanpak misschien soelaas bieden.
Chua's boek stemt ook tot nadenken. Ze hekelt onze westerse visie op hoe we met kinderen moeten omgaan, en vraagt zich af hoe het komt dat Chinese ouders zich al die hardheid kunnen veroorloven, zonder dat hun kinderen er grote trauma's aan overhouden. Of toch geen grotere dan westerse. Misschien is dat omdat Chinese ouders uitgaan van de kracht van een kind, zegt ze, en niet van zijn kwetsbaarheid. Hun zelfvertrouwen halen Chinese kinderen niet uit loze complimenten, maar uit de ervaring dat ze dankzij hun doorzettingsvermogen dingen kunnen bereiken die ze nooit dachten te bereiken.
Een boek dat speldenprikken geeft aan onze zelfgenoegzaamheid, maar dat bovenal een pijnlijk kritisch zelfonderzoek inhoudt, verdient het in ieder geval om gelezen te worden.
http://thebattlehymnofthetigermother.com/
DSL, 21-04-2011 (Kathleen Vereecken)