PDA

Bekijk de volledige versie : Solidariteit: het woord is ruis geworden


Barst
2nd April 2011, 16:02
Solidariteit: het woord is ruis geworden


Als iedereen eens definieerde wat hij met ‘solidariteit' bedoelt, het zou de solidariteitsdiscussie een stuk zinvoller maken, denkt LUC HUYSE. En het zou duidelijk maken wie het met die solidariteit slecht voor heeft.


Etienne Vermeersch, filosoof, in een recent interview (DS 12 maart): ‘De Vlamingen storten al meer dan twintig jaar zo'n vijf tot zes miljard aan de Walen. Maar omgekeerd zijn de Walen niet solidair. Zeker dertig Nederlandstalige gemeenten zijn de voorbije honderd jaar Franstalig geworden.' De visie op solidariteit die hier verschijnt, is een van de vele die circuleren in het communautaire debat. Dat sleutelbegrip heeft in de lopende discussies een erg variabele inhoud gekregen. Het gevolg daarvan is storende ruis in elk gesprek.


Zieke familieleden

Verklarende woordenboeken zien solidariteit als een gevoel van verantwoordelijkheid voor de noden van anderen. Het is een attitude met een morele grondslag. Soms wortelt die houding in een vanzelfsprekende samenhorigheid, zoals in een familie. Of het gaat om lotsverbondenheid. Zo zijn ruim een eeuw geleden de vakbonden, de ziekenfondsen en de coöperatieven ontstaan. Het kan ook humanitair mededogen zijn, als het gericht is op de miserie in ontwikkelingslanden. Toch is solidariteit in die gevoelsmatige betekenis vandaag een zeldzaam kruid, want heel vaak is er toch ook de nuchtere, zelfs rationele verwachting van wederkerigheid. Groepsgewijs reageren op het individuele noodlot biedt namelijk een zekere garantie dat wie helpt ook hulp mag verwachten. Bovendien heeft de komst van de verzorgingsstaat de gevoelsmatige kant van de solidariteit verregaand aangetast. De zorg om oudere en zieke familieleden is met steun van de overheid grotendeels naar professionele buitenstaanders doorgeschoven. Naamloze ambtenaren behandelen de pijn die door werkloosheid wordt aangericht.

Solidariteit, zoals zij opereert in het kader van het sociale zekerheidsstelsel, is nu dus in hoge mate een abstracte en anonieme bezigheid. Geregeld is er treurnis over de verzwakking van de meer ‘warme' variant van verbondenheid. Generositeit, klaagt men, heeft plaats gemaakt voor een afstandelijke, via de overheid afgedwongen betaling van verzekeringspremies. Toch is die ontwikkeling het natuurlijke en noodzakelijke gevolg van de gedaanteverandering die de samenleving heeft ondergaan. De worsteling met het noodlot, in al zijn moderne gestalten, is voortdurend complexer en duurder geworden. Families kunnen dat al lang niet meer alleen aan. Ook de bijstand die de arbeidersbeweging aanvankelijk zelf organiseerde is noodgedwongen uit handen gegeven. Een integrale transfer ervan naar de marktsector is geen oplossing, want dat veroorzaakt sociale ongelijkheid. Niet elkeen kan bijstand en zekerheid kopen. Overheveling naar de openbare sector is dan de meest voor de hand liggende uitweg gebleken. Ook al omdat bij de brede organisatie van zorg een oplossing nodig is voor het probleem van de ‘zwartrijders', van wie wil meegenieten zonder te betalen. Alleen de overheid kan, via de inning van belastingen en van sociale bijdragen, iedereen, ook de onwillige, in de financiering van het stelsel betrekken. Er speelt trouwens nog iets anders. Tekort en tegenslag zijn bronnen van onzekerheid en van sociale onrust en bijgevolg stoorzenders in een economie waarin voorspelbaarheid van het gedrag van werknemers en consumenten een cruciale voorwaarde is. Dan is het maar beter dat risico niet te lopen en dus beroep te doen op een overheidsapparaat dat de grootste kommer en kwel kan milderen.

In haar abstracte en anonieme verschijningsvorm veroorzaakt solidariteit een omvangrijke belastingdruk. Zij leidt ook tot een, zij het beperkte, herverdeling van de inkomens. Dat is niet niets en vraagt om een zo stabiel mogelijk draagvlak voor het systeem. Het ideaal is een situatie waarin een bevolking vanuit een stevig gemeenschapsgevoel stilzwijgend instemt met het stelsel van sociale zekerheid: ‘wij Belgen' of ‘wij Vlamingen' zijn solidair met wie bij ons hoort en dat mag gerust wat geld kosten. Dergelijke gevoelens bestaan wel degelijk, maar of zij bij zeer velen te vinden zijn? Hoogstwaarschijnlijk is er bij de meesten veeleer sprake van solidariteit uit welbegrepen eigenbelang. Je betaalt je sociale bijdragen omdat je weet dat je het vangnet misschien ooit wel eens nodig kan hebben. Toch zijn er ook mensen die hun relatie met dat stelsel helemaal anders ervaren, namelijk als het product van onafwendbare overheidsdruk. Hun solidariteit is er een uit dwang en dat is een erg onbetrouwbare component in de fundering van het stelsel. Want ontsnappingsroutes zijn gegeerd. Dat kan heel ver gaan. In zijn eerste Burgermanifest (1991) wijdde Guy Verhofstadt (Open VLD) een volle paragraaf aan het recht om uit de staat te stappen. De burger zou (en ik citeer nu letterlijk): ‘de mogelijkheid moeten krijgen vitale kwesties zoals het onderwijs voor zijn kinderen, zijn oude dag of zijn gezondheid, te vrijwaren zonder tussenkomst van de staat en de politiek'. Dat zou inhouden dat die burger geen belastingen meer betaalt voor, bijvoorbeeld, gezondheidszorg en pensioen en de klus op eigen krachten klaart. In zijn extreem neoliberale accenten is dit pleidooi grotendeels uit circulatie verdwenen. Het is wel in een mildere vorm opnieuw opgedoken in de confrontatie met de kosten van de vergrijzing. Voor pensioenvorming en gezondheidszorg worden stilaan alternatieve routes aangelegd. Onontkoombaar, zeggen de voorstanders, en die wegen lopen noodgedwongen in de richting van de markt.


Solidair uit eigenbelang

Al sinds dat eerste Burgermanifest is er gezegd en geschreven dat de verzorgingsstaat in gevaar komt als solidariteit uit eigenbelang of, erger nog, uit dwang als draagvlak moet dienen. Er is opgeroepen om de steun voor daadwerkelijke solidariteit weer te koppelen aan impulsen van hulpvaardigheid en samenhorigheid. Want deze zachte waarden, liet VUB-socioloog Mark Elchardus in 1993 optekenen, ‘zijn de uiteindelijke, harde grondslag van de solidariteit' (De Nieuwe Maand). Het ziet er niet naar uit dat deze wens in de jaren die volgden werkelijkheid geworden is.

Terug naar de transfers van Vlaams geld naar Wallonië. In het debat daarover lopen de verschillende vormen waarin solidariteit kan ontstaan elkaar voortdurend voor de voeten. In allerlei acties (‘Red de solidariteit', ‘Niet in onze naam', ‘Shame') zit een pleidooi voor de warme versie, verankerd in taalgrensoverschrijdende gevoelens van verantwoordelijkheid. In interviews noemt Bart De Wever (N-VA) die solidariteit een hol woord. Hij heeft wellicht gelijk. De maatschappelijke humus voor zo'n gevoelsmatige lotsverbondenheid met de Walen is in Vlaanderen te zwak. Aan de andere kant, wat De Wever zelf predikt is het verzet tegen een solidariteit die in zijn ogen als (federale) dwang moet worden ervaren en bijgevolg geen reden tot bestaan mag hebben. Het is de Vlaams-nationalistische variant van Verhofstadts ‘recht om uit de staat te stappen'. Hoe moet het dan wel? Misschien moeten zij, Vlamingen én Walen, die de transfers willen behouden hun pleidooien in Vlaanderen minder op samenhorigheid en meer op welbegrepen eigenbelang bouwen. Daar is toch niets mis mee. Argumenten? De geldstromen van vandaag kunnen dienen als wisselgeld bij federale onderhandelingen. Bijvoorbeeld, zoals Etienne Vermeersch suggereert, om respect voor de integriteit van het Vlaamse grondgebied af te dwingen. En wie weet, in de toekomst kan de richting van het traject omkeren en hier voor geldelijke bijstand zorgen. Maar het belangrijkste argument is van een andere orde. Elke keer dat een poging lukt om een groep te weren uit het stelsel van de abstracte en anonieme solidariteit gaat de deur naar een geleidelijke ontmanteling van het sociale zekerheidssysteem, óók in Vlaanderen, weer een ietsje meer open staan. Tenzij dat, zoals Elchardus schreef, juist de onuitgesproken bedoeling is van al wie, als hij zijn belangen koel afweegt, tot het besluit kan komen dat hij ‘baat heeft bij de uitsluiting van de sociaal zwakkeren'.

Luc Huyse, emeritus hoogleraar sociologie KU Leuven


DS, 02-04-2011