PDA

Bekijk de volledige versie : Taal is niet gans het volk


Hanne.Broeckx
21st March 2011, 22:06
Jan Goossens e.a. steunen Erwin Mortier in zijn pleidooi voor een federaal cultureel niveau. Goossens is artistiek leider van de KVS. Hij schreef deze brief samen met Bernard Foccroulle, directeur van de Munt 1992-2007 en vandaag directeur van het operafestival van Aix-en-Provence, en Frie Leysen. Zij was van 1994 tot 2006 directrice van het KunstenFestivaldesArts.

*

Al het goeie nieuws over het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap betekent niet dat deze recepten voor eeuwig zaligmakend zijn

Erwin Mortier had blijkbaar gevloekt in de kerk toen hij in deze krant (DM 5/3) pleitte voor een cultuurbeleid op federaal niveau. Op Belgisch niveau dus. Althans, dat viel op te maken uit de vele afwijzende reacties. Allemaal erkenden die expliciet of impliciet dat er zich problemen stellen: met onze federale culturele instellingen, en algemener met culturele initiatieven die niet te herleiden vallen tot een taalgemeenschap. En allemaal weigerden ze mee te denken in de federale richting. Een blok aan het been, een nieuw nationalisme, onzin want tweetalige culturen bestaan niet: een korte bloemlezing uit de tegenwerpingen. Met dat laatste argument negeer je ondertussen de helft van alle Brusselse huisgezinnen waar dagelijks twee of meer talen gesproken worden, en begraaf je ondertussen ook het idee van een natie-overschrijdende Europese cultuur. 'De taal is gans het volk': de romantiek van de stelling blijft bekoorlijk, maar probeer er in onze geglobaliseerde steden en in een geïntegreerd Europa maar een toekomst mee te bouwen.

Nu goed, er valt een en ander te zeggen voor de keuze in dit land: dat het cultuurbeleid toebehoort aan de gemeenschappen. Zeker als je van mening bent that the proof of the pudding is in the eating: die keuze leidde tot sterke resultaten. Enkele generaties van topartiesten, investeringen in wendbare instellingen en gezelschappen, en een pragmatisch beleid onder impuls van competente ministers als Hugo Weckx, Patrick Dewael en Bert Anciaux zetten Vlaanderen op de wereldkaart. Dat is een prestatie van formaat, waarbij artiesten en operatoren veel teruggaven voor de gemeenschapssteun. Naast werkgelegenheid en prestige, vooral artistiek - oftewel immaterieel - kapitaal. Al is cultuur op geen enkele manier een aandachtspunt in het masterplan Vlaanderen In Actie, toch leidt het geen twijfel dat het méér dan een beetje aan Vlaamse artiesten te danken is dat Vlaanderen stilaan een merk op zich is geworden, naast België en Brussel. Al bij al gaat het hier om een stevige return voor een redelijke investment. Zelfs onder de volgens sommigen al te genereuze Anciaux werd er in vergelijking met onze buurlanden immers een inhaalbeweging doorgevoerd.

Niet zaligmakend
Al dat goeie nieuws betekent niet dat deze recepten voor eeuwig zaligmakend zijn. De wereld, dus ook Brussel en Vlaanderen, verandert en wordt steeds meertaliger en gemengder. Intercultureel samenleven is complex, niet zonder problemen, maar wel een onontkoombaar feit. Wie het in die context, wars van ideologische scherpslijperij, om een zo uitgebalanceerd en complementair mogelijk cultuurbeleid te doen is, wie vindt dat geen enkele gemeenschap een monopolie op cultuur mag hebben, moet de pragmatische openheid behouden om te zien waar kansen blijven liggen. En dan kom je algauw tot een stevig lijstje.

Zowat alle co-communautaire initiatieven in dit land staan nog steeds op wankele benen, wat zelden te wijten is aan hun directies. Federale culturele instellingen blijven vaak fragiel en hebben geleden onder de constante pogingen om aan hun statuut te sleutelen. Sommige, zoals Bozar en de Munt, hebben een belangrijke dynamiek ontwikkeld dankzij daadkrachtige directies en nieuwe financieringsmodellen. Het zijn ook prestigieuze etalages geworden voor grote Vlaamse en Waalse artiesten. Maar al gaat het hier om recepten op maat van die huizen, de vraag blijft hoe duurzaam ze zijn en in hoeverre het realistisch is daarmee structurele problemen op te lossen. En Erwin Mortier heeft gelijk wanneer hij zegt dat we in het buitenland kansen laten liggen. Niet om Belgiës glorie te promoten, maar bijvoorbeeld wel om Vlaamse en Franstalige artiesten te steunen en promoten in landen waar de gemeenschappen geen vertegenwoordiging hebben. Het gebeurt geregeld dat er op Belgische ambassades de wil en middelen zijn om culturele initiatieven te steunen. Maar als je voor een Vlaams of Waals cultuurhuis werkt, dan is dat allesbehalve eenvoudig.

Ideologische agenda's
Culturele operatoren hebben zelden een ideologische agenda. Dat artiesten en huizen alle kansen krijgen en politieke niveaus zo goed mogelijk samenwerken: daar is het ons om te doen. Het is dan ook frustrerend dat constructieve suggesties van een schrijver van formaat worden afgeserveerd met argumenten die ideologisch zijn. Nog vervelender wordt het wanneer we alweer worden getrakteerd op zogenaamde oplossingen die er nooit zullen komen, die hun ondeugdelijkheid bewezen hebben of getuigen van onwetendheid over de situatie op het terrein. Over een cultureel samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap horen we al decennia spreken: we zijn er nog geen stap dichterbij. We hebben erop gewacht, er met meer dan 100 Brusselse organisaties zelfs een afgesloten, maar over hun eigen akkoord blijven de politici vooral blaten en zien we weinig wol.

En laat ons een voorspelling doen: in het huidige politieke klimaat zal het er in 2020 nog niet zijn. Ondertussen is er voor geen enkele samenwerking tussen Vlaamse en Franstalige artiesten of organisaties een budgettair kader. Verder is Flagey een voorbeeld van een co-communautair initiatief dat nooit echt van de grond kwam, is zelfs het KunstenFestivaldesArts budgettair nog steeds geen evidentie en moet de Munt zijn heil niet in Antwerpen of Luik zoeken. En dat Vlamingen maar moeten samenwerken met de Nederlanders en Franstaligen met de Fransen, geeft blijk van een verregaande onverschilligheid voor alle kansen die Vlaamse artiesten - van Tom Lanoye, over Josse De Pauw en David Van Reybrouck, tot alle grote Vlaamse choreografen - krijgen in Brussel en Wallonië. We kunnen ons blijven verschuilen achter de stelling dat de Franstaligen op een andere snelheid aan cultuurbeleid doen. Maar wie van nabij volgt wat er gebeurt in het Théâtre National, het Palais des Beaux Arts in Charleroi, op het Festival van Luik, in het Museum voor Hedendaagse Kunst Le Grand Hornu, en wat de plannen zijn voor 'Mons 2015 - Culturele Hoofdstad van Europa', weet dat er veel goeds te melden valt.

Kortom, laat ons niet in een kramp schieten wanneer er wordt gesuggereerd dat niet alleen de gemeenschappen een zinvolle rol kunnen spelen in het cultuurbeleid. Zelfs wanneer die productief samenwerken, dan nog moeten andere beleidsniveaus complementair zijn. In het interculturele Europa van vandaag en morgen zullen al die niveaus een vorm van culturele verantwoordelijkheid moeten opnemen. Nu lijkt het alsof principieel alleen eentalige en monoculturele gemeenschappen dat mogen doen. Brussel, België, Europa: die gefedereerde en identitair complexe entiteiten moeten zich er per definitie buiten houden. Als dat legendarische culturele akkoord tussen onze twee grote gemeenschappen er vervolgens ook niet komt, dan dreigen wij de boot te missen in een wereld waarin artiesten sowieso over het muurtje van hun taal en cultuur zullen heen kijken.

Alle ideologische agenda's lijken ons dus obstakels op weg naar een volwaardig beleid voor federale culturele instellingen enerzijds en productieve samenwerkingen tussen artiesten uit diverse gemeenschappen anderzijds. En laat dat nu net zijn waar artiesten, cultuurhuizen en al hun publieken aan beide zijden van de taalgrens en in heel Europa recht op hebben en klaar voor zijn.

Bron: De morgen

Mening:
Ik vind deze gedacht, mening wel iets waar ik achter kan staan. Dit weerspiegeld eigenlijk ook de problemen die er op politiek vlak heersen. Maar het zou wel een goede aanzet kunnen zijn naar oplossingen, want dit is echt nodig!