PDA

Bekijk de volledige versie : Globalisering, mensrechten en de G20-top


Barst
11th November 2010, 13:21
Globalisering, mensrechten en de G20-top


Er is een verband tussen de aanstaande G20-top in Seoel en de Nobelprijs voor de vrede voor Liu Xiaobo, maar het is minder rechtlijnig dan je zou denken. JOHN VANDAELE legt het uit.


De G20 zag het daglicht toen de wereld van een financiële implosie moest worden gered na de val van de bank Lehman Brothers. Nadat dit min of meer gelukt was, leek het erop dat de groep van twintig belangrijkste economieën, de G8 zou vervangen als de ‘club' die de wereldeconomie stuurt. Die ambitie is er zeker. Of het lukt, is een andere kwestie. De G20 moet nu immers de dieper liggende problemen aanpakken die de financiële crisis veroorzaakten.

In tegenstelling tot het idealistische verhaal uit de jaren negentig over een probleemloze globalisering die iedereen rijker zou maken, zijn in werkelijkheid grote onevenwichten gegroeid in de wereldeconomie.

Zo werd de rijkdom binnen landen zeer ongelijk verdeeld. Zeker in de VS, maar ook in China. Via handel en immigratie zet de globalisering druk op de lonen en arbeidsvoorwaarden van gewone arbeiders in de rijke landen, waardoor die steeds meer vragen stellen bij globalisering.


Goedkope huizen

Om de American dream voor de laagste inkomens levend te houden, zette de Amerikaanse overheid in op goedkoop krediet, zodat ze huizen en andere goederen konden kopen. Dat krediet moest uit het buitenland komen, want de Amerikanen spaarden amper.

De Chinezen ‘spaarden' des te meer. Net als Japan en Duitsland na de Tweede Wereldoorlog organiseerde China zijn razendsnelle groei voor een stuk op basis van export, en dus van buitenlandse koopkracht. Het land bouwde enorme handelsoverschotten op. Om te voorkomen dat dit de Chinese munt te duur zou maken, werden de exportdollars meteen weer uitgeleend aan het buitenland.

Het was de ‘gesofisticeerde' financiële sector van de VS die het geld van China en Duitsland naar de VS sluisde. Die sector ‘bemiddelde' tussen zeer arme Amerikaanse gezinnen en buitenlandse beleggers. De sector kon dankzij zijn ‘innovaties' een tijd lang de schuldproblemen camoufleren, maar niet blijvend. Nu de financiële bom gebarsten is, staan we evenwel nog altijd voor dezelfde onderliggende problemen. Het Chinese handelsoverschot loopt alweer op.

De discussie in Seoel zal zich concentreren op wisselkoersen en handel: het Westen wil dat China zijn munt revalueert en dan komt het allemaal in orde. Dat zou helpen, maar de problemen zitten dieper.

En dan komen we eigenlijk — geloof het of niet — in een mensenrechtendiscussie terecht. Het Westen mag dan wel blij zijn dat de Chinese dissident Liu Xiaobo onlangs de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, maar erg consistent is het nooit geweest in verband met mensenrechten en globalisering. De enige regels van de globalisering zijn immers de regels van de Wereldhandelsorganisatie.

Bekijk het zo: al 20 jaar verplaatsen Westerse multinationals hun productie naar China, en komt een groeiend deel van onze consumptiegoederen uit China. De Chinese arbeid(st)ers hebben evenwel niet het recht hebben om zich te verenigen. Lees: de miljoenen werknemers die onze goedkope gsm's, laptops of schoenen maken, kunnen geen vakbond naar keuze oprichten om zo beter hun belangen te verdedigen. En zo misschien 150 euro in plaats van 130 euro af te dwingen als maandloon.

Nochtans is het recht op vereniging een mensenrecht. Artikel 22 van het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten stipuleert dat ‘eenieder het recht heeft op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht vakverenigingen op te richten en er zich bij aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen. Meer nog: de vrijheid van vereniging behoort tot de vijf fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die alle IAO-leden geacht worden te promoten. Ook toen China in 2001 lid werd van de Wereldhandelsorganisatie, was dit onderwerp amper een punt.


Investeerders ergeren

Zeker, er is in China een vakbond toegelaten, de All China Federation of Trade Unions (ACFTU). Die maakt deel uit van de communistische partij en staat meestal dicht bij de bedrijfsleiding. In sommige bedrijven die ik bezocht, bleek de manager ook de vakbondsverantwoordelijke. Elders wezen arbeidsters schichtig naar de ploegbaas als ik vroeg naar de vakbond. De ACFTU speelde tot voor kort vooral de rol van waakhond die arbeiders erop wees dat het onpatriottisch is om investeerders te irriteren met te veel eisen. China moet groeien en alles wat dat afremt — zoals investeerders ergeren of staken — is slecht. Wie het toch probeerde, riskeerde geweld en gevangenis.

Dit is geen kleine zaak. Het treft niet alleen de levenskwaliteit van miljoenen Chinese werknemers. Als ‘atelier van de wereld' oefent China wereldwijde druk uit op sociale voorwaarden. Het gebrek aan arbeidsrechten ligt mee aan de basis van de onevenwichten die de globalisering bedreigen. Zolang de Chinese werknemers niet kunnen kopen wat ze zelf maken — door hogere lonen en meer sociale bescherming waardoor ze minder moeten sparen voor de dag dat ze ziek of oud worden — blijft China afhankelijk van export. En juist dat is onhoudbaar nu de Verenigde Staten kampen met aanhoudende werkloosheid. Het Congres eist sancties tegen ‘muntmanipulator' China.

Eerder dan het over vrijheid van vereniging te hebben, concentreert de aandacht zich op wisselkoersen. China moet zijn munt sneller in waarde laten stijgen en dan komt het allemaal in orde. Dat klopt maar ten dele. Ook de interne verdeling van de koek in China is relevant en daarin spelen sociale rechten een rol.

Vanwaar die stilte? Is het omdat het ook in de Verenigde Staten soms moeilijk is om een bedrijfsvakbond op te richten. Of is het omdat daarover beginnen de hele globalisering in de problemen kan brengen — voor China zijn andere verenigingen dan de communistische partij immers onbespreekbaar — en we dat een beetje te veel gevraagd vinden als het gaat om mensenrechten? Eigenlijk is het nog erger: toen de Chinese regering werkte aan een arbeidswet, goedgekeurd in 2007, die de positie van de werknemers versterkte, lobbyden Europese en Amerikaanse bedrijfskamers in China tegen die wet.

Veel Westerlingen vinden dat we het knevelen van arbeidsrechten in China tijdelijk moeten aanvaarden — ooit, als China meer ontwikkeld is, komt dat wel in orde. En zie, dat klopt nog ook: de nieuwe arbeidswet lijkt de positie van de werknemers wat te verbeteren. Maar het argument dat je een land tijd moet gunnen, kan je even goed toepassen op andere politieke rechten. In China wordt immers ook onderzocht of en hoe een geleidelijke overgang naar meer democratie mogelijk is.

Een ding is duidelijk: het Westen is nooit voor een globalisering met mensenrechten (en dus arbeidsrechten) gegaan, en doet dat nog steeds niet, zelfs nu het leidt tot economische problemen. Wisselkoersen, daarover zal het in Seoel gaan.

John Vandaele, Journalist Mo en auteur


DS, 10-11-2010