PDA

Bekijk de volledige versie : 'Ons geheugen lijkt op een regenwoud'


Barst
7th November 2010, 01:27
'Ons geheugen lijkt op een regenwoud'


Hoe werkt ons geheugen? Waarom is vergeten zo belangrijk? Kunnen we bepaalde herinneringen verdringen? Wat is onbewust plagiaat? Zijn er mensen die echt alles kunnen onthouden? Op al deze vragen heeft de Nederlandse psycholoog Douwe Draaisma een antwoord. 'Het geheugen is geen archief. Het leeft.'


'Als wij over ons geheugen spreken, gebruiken we graag metaforen', zegt Douwe Draaisma. 'En die metaforen ontlenen we doorgaans aan de kunstmatige geheugens die we zelf hebben uitgevonden - blijkbaar zijn we nogal onder de indruk van de fotografie, van de dvd-speler, van de computer... Merkwaardig genoeg kiezen we nooit een metafoor die uit de natuur komt, net zoals ons brein zelf. Toch is dat veel beter. Ons geheugen lijkt op een regenwoud. Het leeft. De groei van het ene gaat ten koste van de groei van het andere. Op een harde schijf blijft alles precies bewaard zoals het werd opgeslagen. In het menselijk brein is dat niet het geval, precies omdat het leeft en groeit en rot en afsterft.'

Behalve hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de universiteit van het Nederlandse Groningen is Draaisma de auteur van een aantal voortreffelijke boeken over zijn vakgebied, die ook toegankelijk zijn voor de leek. In De Metaforenmachine schreef hij al over het geheugen. In Vergeetboek, dat deze week verschijnt, doet hij dat weer. 'De afgelopen drie jaar heb ik geprobeerd in herinneringen telkens het vergeten te zien', schrijft hij. 'Juist de moeilijkste vragen die je over het geheugen kunt stellen, lijkt het wel, gaan over vergeten.'


Is vergeten belangrijker dan onthouden?

Douwe Draaisma: Het is in ieder geval het overheersende proces in je geheugen. Pluk maar eens naar willekeur een foto uit je eigen album, en probeer eens te bedenken wat je de dag tevoren deed, of de dag erna, of zelfs maar een uurtje voordat de foto gemaakt werd. Dat is ontzettend moeilijk. Dus ja, in kwantitatieve zin wordt het geheugen meer geregeerd door vergeten dan door onthouden.


Hoe komt dat?

Draaisma: Het voor de hand liggende antwoord zou zijn: ruimtegebrek. Het kan er niet allemaal in. Maar dat klopt niet, het geheugen kan nooit vol raken. Qua capaciteit zouden er duizend levens in een brein gevat kunnen worden. Het kan er wel mee te maken hebben dat informatie die gedateerd is, die we niet meer kunnen gebruiken in ons leven, dat die wel moet vervagen. Ik heb daarnet mijn fiets hier wat verderop neergezet, en dat moet ik nu onthouden, niet waar ik hem vorige week heb neergezet, of de week daarvoor. Ons geheugen heeft de neiging om informatie te updaten, zodat het accuraat en bij de tijd blijft. Door datzelfde mechanisme verdwijnt ook de herinnering aan hoe je kinderen eruitzagen toen ze kleiner waren.


Omdat je die informatie niet meer nodig hebt?

Draaisma: Inderdaad, want zo kun je ze toch niet meer tegenkomen. Je zou dat de evolutionaire agenda van ons geheugen kunnen noemen. Het geheugen houdt er zijn eigen prioriteiten op na. Dat betekent dat we ook dingen kwijtraken die we eigenlijk zouden willen houden. Ik zou graag nog een herinnering aan mijn ouders hebben van toen ze een jaar of veertig waren, los van de foto's. Maar het geheugen is geen archief. Net zoals bij mijn kinderen zijn de oude edities van mijn ouders zoekgeraakt, omdat ze in mijn geheugen telkens vernieuwd zijn.


Dat betekent dat onze herinneringen 'niet veilig' zijn, schrijft u.

Draaisma: Over herinneringen denken mensen in het algemeen te veel als over iets dat veilig op de bank staat. Als je jong bent, dan heb je het idee dat je veel moet beleven, nieuwsgierig moet zijn, om al die mooie ervaringen op te slaan en te bewaren. Maar verderop in het leven kan het gebeuren dat je iets meemaakt waardoor die herinneringen een ander karakter krijgen. Herinneringen zijn niet veilig, ze kunnen altijd aangetast worden door iets wat je later te weten komt. Je kunt zelfs met terugwerkende kracht getraumatiseerd worden. Stel dat je als kind misbruikt werd door een priester, en dat je dat als heel verwarrend hebt ervaren. Vandaag, als volwassene, ben je in staat om die ervaring te benoemen als seksueel misbruik. Zo kan een oude herinnering een nieuwe emotionele lading krijgen.


Zijn onze jeugdherinneringen doorgaans betrouwbaar?

Draaisma: Het is vooral de emotionele betekenis van die herinneringen die kan veranderen. Als je zelf kinderen krijgt, veranderen ook de herinneringen aan je eigen ouders. Omdat je je beter kunt voorstellen wat het betekent om bezorgd te zijn over een kind. Dan wordt de herinnering aan iets wat je als zestienjarige nog irritant vond, iets wat milder en met meer begrip wordt bekeken. Doordat de emotionele lading verandert, verandert ook de herinnering zelf. Dat is misschien wel de meest subtiele vorm van vergeten. Onbeantwoorde liefdes zijn een sterk voorbeeld. Je kunt lang in de overtuiging leven dat de ander net zo verliefd is op jou als jijzelf, dan later horen dat daar helemaal geen sprake van is, waardoor je al die herinneringen aan die tijd als het ware moet herzien in het licht van die nieuwe wetenschap. Ook in die zin kunnen herinneringen zo veranderen dat ze als het ware andere herinneringen worden.


Kunnen traumatische herinneringen verdrongen worden, zodat we ze vergeten? Seksueel misbruik, bijvoorbeeld: is het mogelijk dat mensen zich dat pas op latere leeftijd herinneren?

Draaisma: Nee, dat denk ik eigenlijk niet. Dat idee gaat terug op Freud. Sommige dingen zijn te erg om in ons bewustzijn te houden, en die raken dan begraven, dacht hij. En juist omdat die herinneringen begraven liggen, overleven ze zo lang. Misschien wel dertig jaar lang, en als ze dan tevoorschijn komen, hebben ze nog de volle scherpte en detail als toen ze begraven werden. Maar dat idee is dus volkomen achterhaald. Het wat modernere inzicht over seksuele trauma's is dat ze net niet uit het bewustzijn willen verdwijnen. Het slachtoffer heeft voortdurend herbelevingen, flashbacks, nachtmerries. Daarin vergiste Freud zich.


Toch vindt u hem geen kwakzalver, zoals velen vandaag wel doen.

Draaisma: Nee, Freud was een intellectueel belangrijke figuur. Veel van ons denkgereedschap is aan hem ontleend. Als wij praten over projecteren of sublimeren, dan kijken we met zijn ogen en denken we met zijn hersenen. Hij heeft een grote invloed gehad op onze cultuur. Soms een negatieve invloed, dat klopt. Maar hij had bijzondere inzichten. Hij was bijvoorbeeld de eerste om op te merken dat je zelf voorkomt in je eerste herinnering. Je ziet jezelf, en dat kan niet, dus het is een aanwijzing voor het gefabriceerde karakter van het geheugen. Het lijkt simpel om dat op te merken, maar naar mijn idee was het een flits van genialiteit.


Op uw website www.vergeetboek.nl hebt u heel wat eerste herinneringen van bekende Nederlanders verzameld. Wat hebt u daaruit geleerd?

Draaisma: Als je schrijvers naar eerste herinneringen vraagt, krijg je verhalen over de onbetrouwbaarheid van het geheugen. Zij weten dat het geheugen geen harde schijf is. Maar als je de vraag stelt aan gewone mensen, dan valt het op dat eerste herinneringen vaak erg negatief emotioneel geladen zijn. Mensen herinneren zich ongelukjes, dat ze verdwaald zijn, gebeten worden, gevallen zijn, zich aan de kachel verbrand hebben, dat hun amandelen worden geknipt, dat ze naar het ziekenhuis moeten... Misschien wijst dat ook weer op de evolutionaire agenda van ons geheugen: eerste herinneringen gaan over dingen die je niet opnieuw wilt meemaken, juist daarom moeten ze zo goed worden opgeslagen. Het tweede wat opvalt, is de enorme spreiding in leeftijd. Sommige mensen hebben al een eerste herinnering van toen ze anderhalf waren, anderen pas van toen ze zeven waren.


Anderhalf, is dat wel realistisch? Gaat het dan meestal niet om verhalen die door je ouders werden verteld, waar je dan als het ware een herinnering van hebt gemaakt?

Draaisma: Dat kan, je moet het altijd afwegen tegen die mogelijkheid. Maar er bestaan goed gedocumenteerde gevallen van mensen wier eerste herinnering dateert van voor hun tweede verjaardag. Al is dat niet de regel. Meestal duurt het toch tot ongeveer het derde levensjaar voor kinderen zich echt gebeurtenissen kunnen herinneren. Dat is het weemoedig stemmende van het ouderschap, de wetenschap dat het misschien tot zijn derde verjaardag duurt voor je kind een eerste herinnering zal hebben. De paradox is dus dat het geheugen al op zeer jonge leeftijd volop werkt - een kind van twee herkent mensen, weet wie het leuk vindt en wie niet, weet wat het betekent om naar de dierentuin te gaan, en noem maar op - maar dat je je later toch vrijwel niets herinnert van die periode.


Hoe betrouwbaar zijn ooggetuigen?

Draaisma: Er is veel onderzoek dat uitwijst dat er allerlei vertekeningen in een ooggetuigenverslag sluipen. Daarom is het zo belangrijk om, bij een misdaad bijvoorbeeld, meerdere ooggetuigen te hebben. Laat twee mensen hetzelfde beleven en ze houden er verschillende herinneringen aan over. Niet omdat het geheugen van de een onbetrouwbaar is en dat van de andere wel betrouwbaar, maar omdat ze om te beginnen al verschillende personen zijn, die op verschillende dingen letten. In die zin kun je bijna zeggen dat twee mensen nooit hetzelfde kunnen beleven. Zelfs met gedeelde herinneringen ben je dus in zekere zin alleen.


Op welke vraag over het geheugen zou u graag ooit het antwoord kennen?

Draaisma: Ik ben al heel lang geïntrigeerd door het verschijnsel dat sommige mensen die in acute doodsnood raken de ervaring hebben dat allerlei beelden uit hun jeugd terugkomen. Wat ze dan beschrijven als de film van hun leven die ze aan zich zien voorbijtrekken. Ik zou graag weten hoe dat kan ontstaan en waarom dat niet iedereen in doodsnood dat meemaakt. Mensen die een zelfmoordpoging ondernemen zien zo'n film niet. Het doet zich alleen voor als de doodsnood onverwacht is, en acuut.


Is er al een begin van verklaring?

Draaisma: Nee. Kennelijk gaat het om herinneringen die altijd bewaard zijn gebleven in het geheugen, maar die in normale omstandigheden niet toegankelijk zijn. Het lijkt wel alsof in ons geheugen allerlei dingen onder embargo liggen opgeborgen. Alsof de zegels alleen maar onder heel bijzondere omstandigheden worden verbroken, zodat die herinneringen toegankelijk worden. Ik zou willen weten hoe dat kan.


Zouden we niet op een andere manier toegang kunnen krijgen tot zulke herinneringen, zónder dat we in onverwachte doodsnood moeten komen?

Draaisma: Sommigen claimen dat hypnose een weg is, dat je zo teruggebracht kunt worden naar de tijd dat je nog een kind was, en dat je zelfs die hele belevingswereld opnieuw kunt oproepen. Maar ik denk niet dat die techniek betrouwbaar is. Dat blijkt uit experimenten waarbij mensen onder hypnose werden gebracht en gevraagd werden een kindertekening te maken. Die tekeningen leken helemaal niet op de tekeningen die ze echt als kind hadden gemaakt. Los daarvan lijkt het weinig waarschijnlijk dat we alles opslaan wat we meemaken. Dat idee is niet te verenigen met de wetenschap dat herinneringen opgeslagen liggen in organisch weefsel, dat kan afsterven.


Hoeveel weten we al over de biologische werking van het geheugen?

Draaisma: Betrekkelijk veel. We weten welke chemische stoffen erbij betrokken zijn. We weten dat herinneringen opgeslagen liggen in de verbindingen tussen hersencellen. Dat betekent dat als er hersencellen verdwijnen, ook bepaalde associaties verdwijnen. Wij verliezen allemaal miljoenen hersencellen per jaar. Daardoor worden associaties geleidelijk aan vager.


Die cellen die verdwijnen, zijn dat geen cellen waar we toch niets mee doen?

Draaisma: Nee, zo werkt het helaas niet. Elke cel in onze hersenen doet iets. Er zijn geen cellen die werkeloos toekijken. Het brein is geen machine, maar een organisme. Dingen sterven af, verbindingen vallen uit, nieuwe dingen beginnen te woekeren. Een regenwoud, dus.


Wat betekent dat voor het onderzoek naar kunstmatige intelligentie?

Draaisma: Dat betekent dat zoiets niet makkelijk zal zijn. Een computer waarmee we kunnen praten, bestaat nog altijd niet. Er is zelfs niets wat er nog maar op lijkt. Laat staan een computer met oordeelsvermogen. Men zegt wel dat zo'n machine een geheugen heeft, maar niemand zal zeggen dat een computer zich iets herinnert. Computers kunnen goed omgaan met informatie. Maar informatie is nog wat anders dan emotioneel geladen herinneringen, en het is toch dat waarmee ons geheugen voor een groot deel gevuld is.


Waarom is het zo moeilijk om je je dromen te herinneren?

Draaisma: Ons geheugen is gebouwd op het in voorwaartse richting kunnen onthouden van dingen. Als u mij zou vertellen hoe u vandaag hier in Groningen bent geraakt, zou u mij de treinreis van voor naar achter vertellen. Als ik u zou vragen om mij die reis van achter naar voor te vertellen, zou dat niet meevallen. En dat is precies wat we met dromen proberen te doen. Je wordt wakker met het slotbeeld - je zit in een kelder. Dan probeer je te bedenken hoe je in die kelder terechtkwam - je werd achtervolgd. Door wie ook alweer? Enzovoort. Die reconstructie is een moeizaam, tijdrovend proces. En tijd is cruciaal bij het onthouden van dromen. Het begin van je droom is allang verdwenen op het moment dat jij daar tijdens je reconstructie bent aanbeland. Een andere reden waarom het moeilijk is om dromen te onthouden, is het gebrek aan logica.


Een chaotisch verhaal is moeilijker te onthouden?

Draaisma: Ja. Dromen lijken samengesteld uit losse beelden die in willekeurige volgorde aan mekaar zijn geplakt. Dat gebrek aan logische structuur, die afwezigheid van bruikbare associaties, speelt ons parten bij de herinnering. Het omgekeerde doet zich voor als je ergens in gespecialiseerd bent. Stel je bent geraakt door Proust en begint alles van en over hem te lezen. Hoe meer je over hem leert, hoe makkelijker het zal zijn om nieuwe informatie op te slaan.


Wat gebeurt er als er iets op het puntje van onze tong ligt, een naam bijvoorbeeld, maar we er toch niet kunnen opkomen?

Draaisma: Als je een naam probeert te vinden, loop je langs een aantal vaste associatiepaden, in de hoop bij die naam uit te komen. Maar soms lukt dat niet. Als je er dan een tijdje niet meer aan denkt, maken andere associatiepaden een kans. En dan kan die naam je alsnog te binnen schieten. Er bestaat ook een fenomeen dat bekend staat als the ugly sister. Je zoekt een woord, maar krijgt in de plaats daarvan altijd een ánder woord, dat er sprekend op lijkt, maar toch niet is wat je zoekt. Je klopt aan bij je geheugen, maar er wordt opengedaan door het lelijke zusje.


Een merkwaardige vorm van vergeten waar u over schrijft, is cryptomnesie, een soort onbewust plagiaat: je hebt een idee van iemand, maar gelooft dat je het zelf hebt bedacht.

Draaisma: Dat kan iedereen overkomen. Ik kan in alle oprechtheid verklaren dat ik het al twee keer heb meegemaakt. Zo heb ik eens een titel bedacht waarvan later bleek dat ik die bij iemand anders had gevonden. Die ervaring geeft mij iets meer geduld met mensen die zeggen dat ze dachten helemaal origineel te zijn, terwijl ze het van iemand anders hadden.


Hoe verklaar je die vorm van gedeeltelijk geheugenverlies?

Draaisma: Die verklaring is eigenlijk simpel. We hebben een zogeheten semantisch geheugen, dat is het geheugen waarmee we feiten en betekenissen kunnen onthouden. Dat Oslo de hoofdstad van Noorwegen is, bevindt zich in ons semantisch geheugen. Zonder context: niemand weet nog hoe of waar of wanneer hij geleerd heeft dat Oslo de hoofdstad van Noorwegen is. Het is een geïsoleerd taalfeit. Cryptomnesie ontstaat wanneer een feit wel onthouden wordt, maar de context zoekraakt. Je onthoudt iets, maar vergeet dat je het van iemand anders hebt. Cryptomnesie is een wonderlijke mix van iets heel goed onthouden en iets vergeten zijn.


Zijn er mensen die zo'n sterk geheugen hebben dat ze niets kunnen vergeten?

Draaisma: Die bestaan. De Russische neuropsycholoog Alexander Luria heeft zo iemand onderzocht. Het ging om een man, een journalist trouwens, die niets hoefde te noteren omdat hij alles onthield. Maar voor die man was dat tegelijk een handicap. Hij had voortdurend het gevoel dat zijn hoofd te vol zat. En 's nachts lag hij vaak wakker, omdat hij bestormd werd door herinneringen die hij maar niet kon vergeten.


Hoe is zoiets mogelijk?

Draaisma: In dit geval betrof het een man met synesthesie, iemand van wie de zintuigen als het ware vermengd worden. Hij onthield woorden op verschillende manieren, met hun betekenis, op hun klank... - elk woord werd bij hem dus verschillende keren opgeslagen. In de Verenigde Staten is het verhaal bekend van een vrouw die van elke dag dat ze geleefd heeft weet op welke datum die viel, wat ze deed, wat ze gegeten heeft, etcetera. Ook die vrouw smacht naar vergeten, terwijl wij zo goed mogelijk proberen te onthouden.


Maar vergeettechnieken bestaan helaas niet, schrijft u.

Draaisma: Nee.


Is dat niet jammer?

Draaisma: Het zou ook een zegen kunnen zijn. Zolang er geen vergeettechnieken bestaan, zit je ook niet met het morele dilemma of je bepaalde herinneringen nu wel of niet zou mogen wissen. Laat ik een voorbeeld geven: er bestaat een therapeutische techniek waarmee je de negatieve betekenis van traumatische herinneringen kunt weghalen. De cliënt wordt gevraagd de herinnering zo goed mogelijk te herbeleven, terwijl hij of zij oogbewegingen maakt van links naar rechts - vandaar de naam van de techniek: eye movement desensitization and reprocessing of EMDR. Het is bewezen dat die techniek werkt, maar we weten alsnog niet hoe. Het is een therapie op zoek naar een theorie. Maar men kan er traumatische herinneringen dus mee neutraliseren, als het ware. Dat zou interessant zijn voor mensen die getuige zijn geweest van een zwaar ongeluk, of voor mensen die verkracht zijn.


Kan de herinnering aan een verkrachting geneutraliseerd worden?

Draaisma: In ieder geval kan de emotionele belasting worden teruggebracht zodat er beter mee te leven valt. Maar hier ziet u meteen het morele dilemma, want stel nu eens dat de verkrachter naar een therapeut gaat, omdat hij spijt heeft van zijn daden en de herinnering zou willen neutraliseren. Mag je daar als therapeut op ingaan? Lastige vraag. Nare herinneringen hebben een duidelijke functie bij onze gewetensvorming. In de film Eternal sunshine of the spotless mind laten twee ex-geliefden alle onaangename herinneringen aan hun relatie met elkaar uit hun hersenen wissen. Maar doordat de waarschuwing wat er is misgegaan, werd weggenomen, herhaalt dezelfde fout zich: ze worden opnieuw verliefd op elkaar.


U hebt het in uw boek merkwaardig genoeg niet over dementie, toch de geheugenziekte bij uitstek.

Draaisma: Dat komt omdat ik het vooral wilde hebben over vormen van vergeten die wij allemaal kennen, niet zozeer over medische aandoeningen.


Beseffen mensen met dementie wat hen overkomt?

Draaisma: In de beginfase duidelijk wel. Dan zien ze als het ware aan de omtrek op de muur dat er een schilderij heeft gehangen - mensen beginnen de gaten in hun eigen geheugen te merken. Dementie wordt vaak vastgesteld door middel van een eenvoudige test. Tien minuten lang moet de patiënt heel directe vragen beantwoorden. Hoe laat is het? In welk jaar leven wij? Hoe heet de koningin? Mensen die op die manier getest worden, beseffen dat ze de antwoorden makkelijk zouden moeten kennen. Maar ze kennen ze niet. En dat is heel erg confronterend. Pas later beginnen dementerende patiënten als het ware te vergeten dat ze steeds meer vergeten. Dan begint de genadige fase, waarin het besef van de handicap verdwijnt.


Tot slot: hebt u het proces-Clottemans gevolgd?

Draaisma: Jazeker. Dat proces is mij bekend. Jef Vermassen is na afloop zelfs te gast geweest op de Nederlandse televisie, bij Pauw & Witteman.


Wat vond u van de manier waarop werd omgesprongen met psychiatrische diagnoses?

Draaisma: Het schokkende vond ik dat allerlei psychiatrische labels werden aangevoerd als bewijsmiddelen om de jury ervan te overtuigen dat ze schuldig was. In Nederland is het ook al voorgekomen, hoor. Ik herinner mij een verdachte die als autistisch werd beschouwd, omdat het anders niet te verklaren was hoe hij zo'n bizar misdrijf had gepleegd. Dat is de omgekeerde wereld natuurlijk. In een ideale wereld zou een gerechtspsychiater niet mogen weten van welk misdrijf een verdachte wordt beschuldigd. Want de huidige manier van werken is eigenlijk krankzinnig.


Knack, 03-11-2010 (Joël De Ceulaer)