Barst
26th September 2010, 02:43
Erkenning, heling en verzoening
Het pedofilieschandaal in de Belgische katholieke Kerk staat wereldwijd in de belangstelling, zegt LUC HUYSE. Want elders zijn er gelijkaardige problemen, alleen weten ze het meestal nog niet. En ze zullen kijken hoe wij ermee omgaan.
Ambitieus zijn zij wel, de Belgische bisschoppen. Het nieuwe centrum dat het seksueel misbruik in de Kerk verder zal behandelen, mikt op erkenning, heling en verzoening. Het zijn woorden die zo weggelopen lijken uit de opdracht van de tientallen waarheidscommissies die de voorbije decennia aan het werk zijn geweest. Maar, geen van deze zoektochten is erin geslaagd om wat de bisschoppen beogen op een bevredigende en, vooral, duurzame wijze te realiseren. Die vaststelling roept om bescheidenheid. En om terughoudendheid in het wekken van verwachtingen.
Zelfmoord
Wie is slachtoffer? Met die vraag beginnen de moeilijkheden al. Het leed van wie misbruikt werd is meestal uitgezaaid. De commissie-Adriaenssens somt de fall-out op: de partners en de kinderen of, ingrijpender nog, de hele familie van wie zelfmoord heeft gepleegd. Trouwens, slachtoffer word je in twee stappen. Eerst is er de aanslag op je fysieke integriteit en op je psychisch welzijn. Dan volgt, soms toch, de min of meer officiële erkenning dat je geleden hebt. Die tweede stap is een ingewikkeld en vaak onvoorspelbaar proces. Het hangt niet alleen van de daders of van hun broodheren af. Het gebeurt dat mensen radicaal weigeren om slachtoffer genoemd te worden. Zij geven de voorkeur aan 'overlever' als label. Dat klinkt minder hulpbehoevend, meer op de toekomst dan op het verleden gericht. Voor alle anderen duikt een serieuze drempel op. Het zich bekend maken als slachtoffer, bijvoorbeeld bij een onderzoekscommissie, vereist een pak sociale vaardigheden. Je moet wat je is aangedaan een passende naam kunnen geven ('naming'), de dader kunnen aanwijzen ('blaming') en weten hoe je genoegdoening kan krijgen ('claiming'). Een trauma kan zo diep zitten dat mensen niet langer geloven in een of andere vorm van erkenning. Het maakt hen passief. Zij zullen met hun pijn in de schaduw blijven staan. Onbekend, tenzij voor wie hen nabij is.
Indianen
Heling is, zo mogelijk, een nog problematischer opgave. Zeker als het misbruik je op jonge leeftijd is overvallen en je pas veel later hulp vindt. Maar, uiteindelijk geldt voor ieder slachtoffer dat op pijn geen vervaldatum staat. Leed reist zelfs mee, als het ware met de genen, van generatie tot generatie. Canada kan ervan meespreken. Meer dan eeuw lang zijn kinderen van aboriginals gedwongen ondergebracht in kerkelijke internaten en er misbruikt. Een waarheidscommissie (www.trc.ca) moet nu uitzoeken hoe het genezingsproces van de overlevenden, van de indianengemeenschap en, in feite, van de hele Canadese gemeenschap na al die jaren het beste kan verlopen. Ook het Vaticaan is betrokken partij. In een gesprek met national chief Phil Fontaine heeft paus Benedictus XVII vorig jaar in naam van de Kerk schuld bekend. Dat blijkt niet genoeg te zijn. Een openbaar verdict, van een strafrechter of van een onafhankelijke commissie, is nodig om het zelfvertrouwen te herstellen van wie geschonden is. Soms is dat een bijna fysiek gegeven. Hoe kan er vrede ontstaan in het hoofd en het hart van een overlever, als hij of zij het risico loopt om een met rust gelaten dader op straat tegen te komen?
Knieval
Dan is er de hoop op verzoening. Altijd weer opnieuw zijn het daders die dit woord het eerst in de mond nemen. Maar, meestal lezen slachtoffers 'verzoening' als een codewoord voor goedkoop vergeten en vergeven. De vraag naar vergiffenis, vaak zonder biecht, ligt in dezelfde lijn. Zelfs een knieval van de dader is geen garantie dat wie zwaar onrecht is aangedaan óók een stap zal willen zetten. Er is meer, veel meer nodig. Een boek met de titel When sorry isn't enough (New York University Press, 1999) vertelt dat in vierentachtig verhalen. Bovendien is verzoening een werkwoord, een nooit eindigend proces dat in de handen ligt en moet liggen van het slachtoffer. Het houdt ook niet in dat wie geleden heeft moet vergeten wat er gebeurd is. Er blijft zelfs plaats voor woede. Het verslag van de commissie-Adriaenssens levert tal van mogelijkheden aan om de weg naar ware verzoening te ondersteunen. Een ervan, een jaarlijkse dag van bezinning, is in Australië door een waarheidscommissie ingevoerd. Ook daar zijn, net als in Canada, kinderen van aboriginals in instellingen door priesters misbruikt (het rapport, Bringing them home, is te vinden opwww.humanrights.gov.au). Sinds 2000 is er daarom elk jaar een 'Sorry Day'. Een ander voorstel mikt op verfijning van deskundig onderzoek over en behandeling van seksueel misbruik. Misschien kan de Katholieke Universiteit Leuven met geld van de kerkelijke hiërarchie een speciale leerstoel in het leven roepen. Roger Vangheluwe was als bisschop jarenlang lid van haar inrichtende overheid. Voor wat, hoort wat. Marie Wilson, een van de drie leden van de Canadese commissie, kan de openingsles geven.
Vertrouwelijkheid
Unspeakable truths (Routledge, 2001) is een boek dat in de wereld van de waarheidscommissies het statuut van klassieker heeft verworven. Het ontleedt succes en falen van het zoeken naar de waarheid over schendingen van mensenrechten. Volgende maand verschijnt een geactualiseerde versie waarin in totaal veertig van die zoektochten de revue passeren. Ik sprak met de auteur, Priscilla Hayner, over de commissie-Adriaenssens en over wat er nu verder te doen staat. Wat België meemaakt en hoe het land daarmee omgaat zal, zegt zij, in vele landen met grote belangstelling gevolgd worden. Het schept een uitermate gewichtig precedent. Want wat hier is voorgevallen gebeurde en gebeurt ook elders. Alleen weten ze het daar meestal nog niet. Cruciaal in de verdere verwerking van het seksueel misbruik bij ons, vindt zij, is de absolute voorrang die wie misbruikt is moet krijgen. Dat betekent dat elk nieuw initiatief garandeert dat wat het slachtoffer aan informatie aanbrengt, beschermd is door totale confidentialiteit. Hij of zij is het die beslist of een dossier naar een rechterlijke instantie gaat, niemand anders. Het nieuws van de inval in de kantoren van de commissie-Adriaenssens stoot bij Hayner op volslagen ongeloof. In geen enkele van de waarheidscommissies die zij gevolgd heeft is dat ooit het geval geweest, zelfs niet als de instelling door politieke instanties in het leven was geroepen. Het risico op een doofpotoperatie bestaat, maar is in te dijken door een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de commissie en als haar rapport publiek domein is.
Wat blijft is het probleem van de vergoeding van wie geleden heeft. In de Verenigde Staten is dat, onder impuls van grijpgrage advocaten, ontspoord en dreigen sommige Kerken failliet te gaan. Vandaar ook wellicht dat de Belgische bisschoppen herstel, die andere aspiratie van waarheidscommissies, niet in de naam van het geplande centrum hebben opgenomen. Hayner verwijst naar het Canadese model als een alternatief. Daar kunnen slachtoffers een bedrag krijgen dat vastligt (gemiddeld 25.000 Canadese dollar). Het is de staat die betaalt, omdat de internaten eertijds door de regering zijn opgericht en pas dan in onderaanneming zijn gegeven aan kerkelijke instanties. De afkoopsom houdt wel in dat de weg naar de burgerlijke rechter definitief is afgesloten. In België is dat systeem niet te kopiëren omdat de staat geen verantwoordelijkheid draagt voor het misbruik. Maar misschien kan wat in Canada gebeurt toch inspiratie leveren.
Jeugdclubs
Voor de verdere omgang met seksueel misbruik liggen in ons land momenteel vele mogelijke scenario's op tafel. De katholieke Kerk zet helemaal in op 'haar' centrum. Anderen willen een meer overkoepelende commissie. en/of de reikwijdte van het gewetensonderzoek uitbreiden en meerdere plaatsen van misbruik (jeugdbewegingen, leger, sportclubs, instellingen voor mentaal gehandicapten) in het vizier nemen. Hoe dat te organiseren valt, is nog een open vraag. De minst aantrekkelijke formule is een parlementaire onderzoekscommissie. In België dreigt zo'n operatie vrij snel in partijpolitieke vaarwaters terecht te komen, waardoor de slachtoffers naar de achtergrond verhuizen. En zoals Rik Torfs in deze krant schreef, ook politici past bescheidenheid. Er is toch '… geen hond die hen als de ultieme heelmeesters van onze samenleving ziet' (DS 14 september).
Luc Huyse, emeritus hoogleraar sociologie
DS, 25-09-2010
Het pedofilieschandaal in de Belgische katholieke Kerk staat wereldwijd in de belangstelling, zegt LUC HUYSE. Want elders zijn er gelijkaardige problemen, alleen weten ze het meestal nog niet. En ze zullen kijken hoe wij ermee omgaan.
Ambitieus zijn zij wel, de Belgische bisschoppen. Het nieuwe centrum dat het seksueel misbruik in de Kerk verder zal behandelen, mikt op erkenning, heling en verzoening. Het zijn woorden die zo weggelopen lijken uit de opdracht van de tientallen waarheidscommissies die de voorbije decennia aan het werk zijn geweest. Maar, geen van deze zoektochten is erin geslaagd om wat de bisschoppen beogen op een bevredigende en, vooral, duurzame wijze te realiseren. Die vaststelling roept om bescheidenheid. En om terughoudendheid in het wekken van verwachtingen.
Zelfmoord
Wie is slachtoffer? Met die vraag beginnen de moeilijkheden al. Het leed van wie misbruikt werd is meestal uitgezaaid. De commissie-Adriaenssens somt de fall-out op: de partners en de kinderen of, ingrijpender nog, de hele familie van wie zelfmoord heeft gepleegd. Trouwens, slachtoffer word je in twee stappen. Eerst is er de aanslag op je fysieke integriteit en op je psychisch welzijn. Dan volgt, soms toch, de min of meer officiële erkenning dat je geleden hebt. Die tweede stap is een ingewikkeld en vaak onvoorspelbaar proces. Het hangt niet alleen van de daders of van hun broodheren af. Het gebeurt dat mensen radicaal weigeren om slachtoffer genoemd te worden. Zij geven de voorkeur aan 'overlever' als label. Dat klinkt minder hulpbehoevend, meer op de toekomst dan op het verleden gericht. Voor alle anderen duikt een serieuze drempel op. Het zich bekend maken als slachtoffer, bijvoorbeeld bij een onderzoekscommissie, vereist een pak sociale vaardigheden. Je moet wat je is aangedaan een passende naam kunnen geven ('naming'), de dader kunnen aanwijzen ('blaming') en weten hoe je genoegdoening kan krijgen ('claiming'). Een trauma kan zo diep zitten dat mensen niet langer geloven in een of andere vorm van erkenning. Het maakt hen passief. Zij zullen met hun pijn in de schaduw blijven staan. Onbekend, tenzij voor wie hen nabij is.
Indianen
Heling is, zo mogelijk, een nog problematischer opgave. Zeker als het misbruik je op jonge leeftijd is overvallen en je pas veel later hulp vindt. Maar, uiteindelijk geldt voor ieder slachtoffer dat op pijn geen vervaldatum staat. Leed reist zelfs mee, als het ware met de genen, van generatie tot generatie. Canada kan ervan meespreken. Meer dan eeuw lang zijn kinderen van aboriginals gedwongen ondergebracht in kerkelijke internaten en er misbruikt. Een waarheidscommissie (www.trc.ca) moet nu uitzoeken hoe het genezingsproces van de overlevenden, van de indianengemeenschap en, in feite, van de hele Canadese gemeenschap na al die jaren het beste kan verlopen. Ook het Vaticaan is betrokken partij. In een gesprek met national chief Phil Fontaine heeft paus Benedictus XVII vorig jaar in naam van de Kerk schuld bekend. Dat blijkt niet genoeg te zijn. Een openbaar verdict, van een strafrechter of van een onafhankelijke commissie, is nodig om het zelfvertrouwen te herstellen van wie geschonden is. Soms is dat een bijna fysiek gegeven. Hoe kan er vrede ontstaan in het hoofd en het hart van een overlever, als hij of zij het risico loopt om een met rust gelaten dader op straat tegen te komen?
Knieval
Dan is er de hoop op verzoening. Altijd weer opnieuw zijn het daders die dit woord het eerst in de mond nemen. Maar, meestal lezen slachtoffers 'verzoening' als een codewoord voor goedkoop vergeten en vergeven. De vraag naar vergiffenis, vaak zonder biecht, ligt in dezelfde lijn. Zelfs een knieval van de dader is geen garantie dat wie zwaar onrecht is aangedaan óók een stap zal willen zetten. Er is meer, veel meer nodig. Een boek met de titel When sorry isn't enough (New York University Press, 1999) vertelt dat in vierentachtig verhalen. Bovendien is verzoening een werkwoord, een nooit eindigend proces dat in de handen ligt en moet liggen van het slachtoffer. Het houdt ook niet in dat wie geleden heeft moet vergeten wat er gebeurd is. Er blijft zelfs plaats voor woede. Het verslag van de commissie-Adriaenssens levert tal van mogelijkheden aan om de weg naar ware verzoening te ondersteunen. Een ervan, een jaarlijkse dag van bezinning, is in Australië door een waarheidscommissie ingevoerd. Ook daar zijn, net als in Canada, kinderen van aboriginals in instellingen door priesters misbruikt (het rapport, Bringing them home, is te vinden opwww.humanrights.gov.au). Sinds 2000 is er daarom elk jaar een 'Sorry Day'. Een ander voorstel mikt op verfijning van deskundig onderzoek over en behandeling van seksueel misbruik. Misschien kan de Katholieke Universiteit Leuven met geld van de kerkelijke hiërarchie een speciale leerstoel in het leven roepen. Roger Vangheluwe was als bisschop jarenlang lid van haar inrichtende overheid. Voor wat, hoort wat. Marie Wilson, een van de drie leden van de Canadese commissie, kan de openingsles geven.
Vertrouwelijkheid
Unspeakable truths (Routledge, 2001) is een boek dat in de wereld van de waarheidscommissies het statuut van klassieker heeft verworven. Het ontleedt succes en falen van het zoeken naar de waarheid over schendingen van mensenrechten. Volgende maand verschijnt een geactualiseerde versie waarin in totaal veertig van die zoektochten de revue passeren. Ik sprak met de auteur, Priscilla Hayner, over de commissie-Adriaenssens en over wat er nu verder te doen staat. Wat België meemaakt en hoe het land daarmee omgaat zal, zegt zij, in vele landen met grote belangstelling gevolgd worden. Het schept een uitermate gewichtig precedent. Want wat hier is voorgevallen gebeurde en gebeurt ook elders. Alleen weten ze het daar meestal nog niet. Cruciaal in de verdere verwerking van het seksueel misbruik bij ons, vindt zij, is de absolute voorrang die wie misbruikt is moet krijgen. Dat betekent dat elk nieuw initiatief garandeert dat wat het slachtoffer aan informatie aanbrengt, beschermd is door totale confidentialiteit. Hij of zij is het die beslist of een dossier naar een rechterlijke instantie gaat, niemand anders. Het nieuws van de inval in de kantoren van de commissie-Adriaenssens stoot bij Hayner op volslagen ongeloof. In geen enkele van de waarheidscommissies die zij gevolgd heeft is dat ooit het geval geweest, zelfs niet als de instelling door politieke instanties in het leven was geroepen. Het risico op een doofpotoperatie bestaat, maar is in te dijken door een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de commissie en als haar rapport publiek domein is.
Wat blijft is het probleem van de vergoeding van wie geleden heeft. In de Verenigde Staten is dat, onder impuls van grijpgrage advocaten, ontspoord en dreigen sommige Kerken failliet te gaan. Vandaar ook wellicht dat de Belgische bisschoppen herstel, die andere aspiratie van waarheidscommissies, niet in de naam van het geplande centrum hebben opgenomen. Hayner verwijst naar het Canadese model als een alternatief. Daar kunnen slachtoffers een bedrag krijgen dat vastligt (gemiddeld 25.000 Canadese dollar). Het is de staat die betaalt, omdat de internaten eertijds door de regering zijn opgericht en pas dan in onderaanneming zijn gegeven aan kerkelijke instanties. De afkoopsom houdt wel in dat de weg naar de burgerlijke rechter definitief is afgesloten. In België is dat systeem niet te kopiëren omdat de staat geen verantwoordelijkheid draagt voor het misbruik. Maar misschien kan wat in Canada gebeurt toch inspiratie leveren.
Jeugdclubs
Voor de verdere omgang met seksueel misbruik liggen in ons land momenteel vele mogelijke scenario's op tafel. De katholieke Kerk zet helemaal in op 'haar' centrum. Anderen willen een meer overkoepelende commissie. en/of de reikwijdte van het gewetensonderzoek uitbreiden en meerdere plaatsen van misbruik (jeugdbewegingen, leger, sportclubs, instellingen voor mentaal gehandicapten) in het vizier nemen. Hoe dat te organiseren valt, is nog een open vraag. De minst aantrekkelijke formule is een parlementaire onderzoekscommissie. In België dreigt zo'n operatie vrij snel in partijpolitieke vaarwaters terecht te komen, waardoor de slachtoffers naar de achtergrond verhuizen. En zoals Rik Torfs in deze krant schreef, ook politici past bescheidenheid. Er is toch '… geen hond die hen als de ultieme heelmeesters van onze samenleving ziet' (DS 14 september).
Luc Huyse, emeritus hoogleraar sociologie
DS, 25-09-2010