PDA

Bekijk de volledige versie : De oude cultuur van Danneels


Barst
4th September 2010, 14:20
De oude cultuur van Danneels


Stel nu dat kardinaal Danneels de pedofiele bisschop Vangheluwe meteen de laan uit had gestuurd, zou dat dan zoveel beter geweest zijn? HERMAN DE DIJN twijfelt.


In het debat rond de Danneels-tapes beweren zowel de medestanders als de tegenstanders van kardinaal Danneels - de enen verontschuldigend, de anderen beschuldigend - dat zijn houding te maken zou hebben met het feit dat hij een product is van de oude cultuur die vroeger aanwezig was in vele instellingen en spijtig genoeg nog altijd in de Katholieke Kerk. Indachtig het adagium van Spinoza 'non flere, non ridere, sed intelligere' (niet belamenteren, niet beschimpen, maar begrijpen) probeer ik in wat volgt enigszins afstandelijk wat meer greep te krijgen op wat hier eigenlijk gaande is.

De kardinaal had de nieuwe cultuur moeten volgen: de cultuur van de aandacht en het kiezen voor het slachtoffer; de cultuur ook van de communicatie en de transparantie. Die cultuur lijkt zoveel beter dan de hier en daar nog voortlevende oude manier van reageren, waarin zelfs erge zaken toegedekt worden terwille van de goede naam (en de macht) van de instelling, waarin men zich afschermt tegenover de gevaarlijke of vijandige buitenwereld. Het goede is alleen te vinden in de identificatie met het slachtoffer, met zijn pijn en zijn gevoelens van onmacht en vernedering. Het goede is eveneens te vinden in de openheid en de uitwisseling. Twee vragen dringen zich hier op: ligt het goede inderdaad exclusief in de identificatie met de gevoelens van slachtoffers, ligt het effectief in de radicale openheid voor en uitwisseling met de rest van de maatschappij?

Wat moet die man toch geleden hebben onder die praktijken van zijn schijnheilige oom. Moet niet alles wijken om hem tegemoet te komen, ook de goede faam van een instelling? Hoe diep men ook de gevoelens van het slachtoffer kan respecteren, betekent dat inderdaad dat alles daarvoor moet wijken, dat er geen andere waarden in het spel kunnen zijn? Waarom zou een derde partij, de familie (of een deel ervan) bijvoorbeeld, niet kunnen vinden dat de goede naam van de familie ook een waarde is waarmee rekening moet worden gehouden? Waarom zou een verantwoordelijke niet ook of ten dele begaan mogen zijn met de erge gevolgen voor zijn instelling die te verwachten zijn wanneer men het slachtoffer zonder meer genoegdoening probeert te geven? Zeker wanneer men van oordeel is dat het discrediet van de instelling negatieve gevolgen kan hebben voor vele mensen (priesters en gelovigen)? Wanneer een politieke partij een van haar kopstukken laat vallen, op het moment dat (nog) niet duidelijk is dat die persoonlijk erge schuld treft, is dat toch ook het vrijwaren van de partij ten koste van iemand die wellicht zelf (ten dele) slachtoffer is? Ook al begrijpt men de frustratie en woede van het slachtoffer die er hem toe brachten een vertrouwelijk gesprek stiekem op te nemen en aan de media door te spelen, daarom hoeft men die handelwijze nog niet goed te keuren, of het protest van de in vertrouwen genomen partij compleet wegwuiven?

Wij leven sinds geruime tijd in een cultuur waarin het slachtoffer centraal staat, waarin de empathie met slachtoffers de hoogste deugd is. We voelen ons in zekere zin allemaal slachtoffers. Daarbij gaat het vandaag, zoals Alain Finkielkraut heeft aangetoond, niet zozeer om de erkenning van het slachtoffer als persoon, maar om de identificatie met de gevoelens van het slachtoffer. Dat hangt samen met een nieuwe idee van ethiek. Ethiek bestaat niet langer in het respecteren van de objectieve waarde van de andere persoon, of van zijn leven, of zijn werk, maar in het meeleven met de gevoelens van de ander (zelfs van het dier). Deze nieuwe figuur van de ethiek betekent dat alles wat niet in gevoelsmatige termen te vatten valt niet meer ethisch relevant kan zijn. Het kwaad kan alleen nog bestaan wanneer het iets te maken heeft met pijn en lijden; al de rest is aanvaardbaar.

De kardinaal heeft gefaald in bekwaamheid tot communicatie en bereidheid tot transparantie. Nogal eigenaardig voor iemand die zogezegd heel goed beslagen was in communicatie (maar - noteer hoe erg - veel minder in 'empathie'). Veronderstel dat de kardinaal (nog) beter geleerd had hoe het moest, zou hij dan ethisch juister gehandeld hebben? Managers behorend tot de nieuwe cultuur schatten veel beter dan gezagsdragers van de oude stempel in dat transparantie en open communicatie de beste of zelfs de enige goede weg zijn. Een dergelijke manager zou gezwind Van Gheluwe tot aftreden hebben gedwongen. Wat schuilt er echter achter die bereidheid tot transparantie en communicatie van de manager? Is het echt tegemoet komen aan het slachtoffer, of gaat het niet veeleer om wat men aan de oude cultuur verwijt: het zo goed mogelijk verdedigen van de 'organisatie', eventueel om grotere schade te voorkomen? Zelfs wie de grenzen van de communicatie 'als tool' begrijpt, zoals de communicatie-expert Eric Potier (DS 2 september), en adviseert dat men soms de handdoek in de ring moet gooien en niet reageren, heeft primair het goed van de organisatie op het oog. Dat men, zoals de kardinaal, koppig ook de eigen eer en goede faam wil verdedigen, is iets wat in dat managementdenken haast onbegrijpelijk is geworden.

Transparantie - alles mag gezien worden - lijkt een nieuw ethisch ideaal dat fel contrasteert met de beslotenheid van de vroegere paternalistische instelling. Transparantie is echter doorgaans maar een schijnopenheid, een louter pragmatisch instrument dat toch weer dient om zijn doeleinden te bereiken. Zoals de Britse filosofe Onora O'Neill heeft geargumenteerd is wat we vandaag nodig hebben niet méér transparantie, die immers perfect kan samengaan met subtiel bedrog (deception), maar vertrouwen en ouderwetse eerlijkheid en verantwoordelijkheid.

Het zal wel nooit echt in orde zijn, zeker, met menselijke aangelegenheden?

Herman De Dijn, filosoof en emeritus hoogleraar KU Leuven


DS, 04-09-2010