PDA

Bekijk de volledige versie : Groei en langer werken moeten vergrijzing opvangen


Barst
5th July 2010, 14:44
Groei en langer werken moeten vergrijzing opvangen


Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing moet de effectieve leeftijd waarop de Belgen met pensioen gaan omhoog. De kosten van de vergrijzing in ons land komen tussen 2009 en 2060 uit op 6,3% van het bbp, aldus het jaarverslag van de Commissie.


Om de kosten voor de vergrijzing binnen de perken te houden, zijn volgens voorzitter Guy Quaden van de Studiecommissie twee zaken nodig: meer economische groei en meer mensen die langer aan de slag blijven op de arbeidsmarkt. Hoewel het voorbije decennium de werkgelegenheidsgraden voor de 50- tot 64-jarigen gestegen zijn, blijkt de activiteit met de leeftijd sterk af te nemen. Waar in 2008 de werkgelegenheidsgraad bij mannen tussen 55 en 59 jaar nog 64 procent bedroeg, was dat nog slechts 30 procent voor de 60- tot 64-jarige mannen.

De Studiecommissie becijferde dat de vergrijzing tussen 2009 en 2060 een extra hap van 6,3 procent uit het bruto binnenlands product (bbp) zal nemen, vooral door hogere kosten voor pensioenen en gezondheidszorg.

De pensioenen zullen tegen 2060 14,4 procent van het bbp bedragen, waar dat vandaag 9,7 procent is. De gezondheidszorg zal op 11,7 procent uitkomen, tegenover 8,1 procent vandaag.

Lagere uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag en onderwijs moeten de vergrijzingskosten dan weer drukken, staat in het negende jaarverslag van de studiecommissie.

Het referentiescenario gaat uit van een jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,5 procent, maar ook van een effectieve uittredingsleeftijd die in 2060 twee jaar hoger ligt: op 61,7 jaar tegenover 59,7 jaar in 2008. Wanneer de Belgen nog een jaar langer zouden werken tegen 2060, tot een effectieve uittredingsleeftijd van 62,7 jaar, zou volgens studiecommissie-voorzitter Guy Quaden de vergrijzingskost 1,4 procentpunt lager liggen dan de 6,3 procent van het bbp waarvan sprake in het referentiescenario.


Blog DS, 05-07-2010

Barst
7th July 2010, 13:14
Stop met rekenen, begin te hervormen


Iedereen moet drie jaar langer werken, bleek gisteren uit het jaarverslag van de Studiecommissie voor Vergrijzing. MARC DE VOS ergert zich blauw aan die 'amechtige' jaarverslagen.


Voor wie begaan is met welvaart en sociale bescherming in ons land, zijn de jaarverslagen van de 'Studiecommissie voor de Vergrijzing' (DS 6 juli) een terugkerende frustratie. Ieder jaar bezweert de commissie ons met een voorspelling van de kostprijs van de vergrijzing voor de volgende decennia. Ieder jaar verandert de schatting. Ieder jaar krijgt het verslag karige persaandacht. Ieder jaar wordt het politiek verticaal geklasseerd.

Wat is er aan de hand? De Studiecommissie Vergrijzing is het tweelingbroertje van het Zilverfonds. Beide werden in 2001 opgericht met de plechtige belofte tot - verslik u niet - 'waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld'. De formule was ogenschijnlijk al even helder als geniaal. De onafhankelijke commissie zou Madame Soleil doen vergeten en België tot in 2060 voorspellen: op het vlak van demografie, economische groei, productiviteit, werkgelegenheid, evolutie van gezondheidszorg en pensioenen. Aldus kon de rekening van de vergrijzing meteen worden bepaald. Restte ons nog de middelen te vinden. Dat kon dan weer door de afbouw van de historische staatsschuld.


Bitter weinig zilver

Het varkentje van de vergrijzing was gewassen: we stonden alleen voor een budgettaire uitdaging, die daarenboven bijna pijnloos zou kunnen verlopen door uitgaven voor schuldafbouw te vervangen door uitgaven voor vergrijzing, met het Zilverfonds als medium. Die budgettaire logica is intussen al verschillende keren door de realiteit achterhaald. Het Zilverfonds bevat bitter weinig zilver en de staatsschuld werd jarenlang onvoldoende afgebouwd. Door de crisis gaan we opnieuw door de grens van 100procent van ons bruto binnenlands product. Men rekende trouwens op een schuld van 60procent tegen 2014, een verschil van om en bij de 140 miljard euro. Na 2015 - het eerste jaar waarbij we officieel opnieuw een begroting in het zwart beogen - wacht ons gegarandeerd een volgende ronde van besparingen om dat gat te dichten, althans als we de sociale zekerheid niet willen afschrijven.

Niet gehinderd door deze budgettaire nachtmerrie, blijven we ieder jaar slaafs voorspellingen spuien over de verwachte totaalkosten van de vergrijzing. Per saldo verwacht de commissie nu dat de sociale zekerheid uiteindelijk minstens één vierde meer zal kosten dan vandaag. Let wel: het gaat hier om terugkerende kosten, niet om een eenmalige crisisrekening. Daarenboven zal die moeten opgehoest worden in een samenleving met relatief minder werkers. Voor elke zieke of gepensioneerde waren er in 1990 vier personen met een 'arbeidsleeftijd' die konden bijdragen. We evolueren tegen 2060 naar drie jongeren voor twee zieken of gepensioneerden, zijnde een inkrimping van de klassieke financieringsbasis van de sociale zekerheid met maar liefst 60procent. Veel meer behoeften en veel minder potentieel, daar hoeft geen tekening bij.

Maar het strafste komt nog voor wie zich de moeite getroost om de glazen bol van de commissie nader te bekijken. Ziedaar een land waar de werkloosheid drastisch daalt, de economische groei aanhoudend goed presteert, honderdduizenden werklozen en inactieve personen miraculeus actief worden, de uitgavengroei in de gezondheidszorg permanent en drastisch daalt en zowat alle andere beleidsdomeinen dan de sociale zekerheid een uitgavenbevriezing kennen. Deze premissen zijn zonder meer utopisch zolang we dit krakkemikkige landje niet structureel kunnen opkrikken.


Anciënniteit

De echte uitdaging van de vergrijzing is dus niet de budgettaire kostprijs: het zijn de hervormingen die nodig zijn om de kostprijs te kunnen betalen. We zullen permanent het budget moeten bewaken. We zullen onvermijdelijk moeten besparen om de opgelopen achterstand in schuldafbouw te compenseren. Maar we moeten bovenal strategische hervormingen doorvoeren die meer economisch potentieel opleveren, meer met minder bereiken in de publieke sociale zekerheid en meer bescherming genereren buiten de publieke stelsels.

Eén voorbeeld: langer werken. De Studiecommissie Vergrijzing berekent nu netjes hoeveel dat wel kan besparen. Maar hoe maken we het realiteit? Het Generatiepact had hetzelfde doel, maar het kost te veel en bereikt te weinig. We moeten dus gaan voor een ander loopbaanmodel, met een kader voor vorming, opleiding, mobiliteit en een flexibele combinatie van leven en werken. Het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden zou ook het ontslag zelf tot een doorgroeimoment kunnen maken. De automatische band tussen anciënniteit en loon, die jongere werknemers onderbetaalt en oudere werknemers uit de markt prijst, moet geleidelijk veranderen. Verlofstelsels en vervroegd pensioen kunnen geïntegreerd worden in een loopbaanrekening op maat, die werken stimuleert.

Eigenlijk moeten we ophouden met het amechtige ritueel van kostprijsberekeningen van de vergrijzing. De voorbereiding van de vergrijzing is gewoon mislukt. De rekening klopt niet. Alleen daadkrachtige hervormingen en een doordachte groeistrategie kunnen ons redden. We hebben geen nood aan commissies die budgetten berekenen, maar aan commissies die hervormingen adviseren.

Marc De Vos, Hoofddocent UGent


DS, 07-07-2010