PDA

Bekijk de volledige versie : Mythos - Logos = 1-0


Barst
21st October 2005, 01:44
Mythen / Nieuw inzicht voor de verloren wereld


In een nieuwe reeks boeken geven hedendaagse auteurs hun versie van klassieke mythen. Karen Armstrong schreef een beknopte geschiedenis van de mythe. „Mythen geven ons het gevoel dat het leven waarde heeft, ondanks alle chaotische bewijzen van het tegendeel."
Met zijn Dafje trok de Friese dichter en wetenschapper Ype Poortinga begin jaren zeventig door Friesland. Van bejaardenhuis tot bejaardenhuis, zocht hij naar verhalen, overgeleverde sagen en vertellingen.


De resultaten waren verrassend. Ouden van dagen met hooguit een paar jaar lagere school kwamen met oeroude legendes over grafgeschenken, ooit van hun moeder of grootmoeder gehoord. Kromgegroeide knechten vertelden over Wodan en andere Germaanse goden die kennelijk nooit waren gekerstend, maar vermomd voortleefden. Dat gold ook voor de dodenschipper Pharon, druk doende de gestorvenen de rivier de Lethe over te varen, en voor Orpheus, die nog steeds zijn Euridice uit de onderwereld probeerde te halen.

We zijn technisch zeer vooruitgegaan, spiritueel is het aanmodderen
De Friese verhalen vertelden, zo schrijft Geert Mak in ’Hoe God verdween uit Jorwerd’, over ons gezamenlijke geheugen. Iedere gemeenschap heeft behoefte aan zo’n collectief geheugen, dat bindt, verklaart en nieuwe dimensies geeft aan het dagelijks leven.

Dertig jaar later is Jorwerd opgegaan in een global village. En opnieuw rijst de vraag: wat is ons collectieve geheugen, uit welke bronnen putten we om zin te geven aan het bestaan, vragen te beantwoorden over leven, dood, oorsprong en doel? In een poging antwoorden op deze vragen te formuleren, werden gisteren tijdens de Frankfurter Buchmesse de eerste drie delen gepresenteerd van ’De mythen’. Dit is een reeks, aldus de uitgever, ’waarin enkele van de beste auteurs ter wereld’ gevraagd is op een ’moderne en memorabele’ manier een mythe opnieuw te vertellen.

Bij het woord ’mythe’ denken we allereerst aan de Grieken. We zien Odysseus in de weer met het paard van Troje en herinneren ons hoe hij vervolgens de zeeën overzwierf op zoek naar zijn vrouw Penelope en zijn woonplaats Ithaka. We zien Atlas versteend de aarde op zijn nek torsen, en we leven mee met de avonturen van Herakles.

Zonder mythen, culten, rituelen en ethiek sterft het besef van het heilige
Mythen zijn ouder dan Odysseus en Penelope, veel ouder, zo maakt Karen Armstrong duidelijk in ’Mythen, een beknopte geschiedenis’, waarmee de reeks opent. ,,Mythen, zijn universele en tijdloze verhalen die ons bestaan weerspiegelen en vormgeven. Ze onderzoeken onze hartstochten, onze angsten en onze verlangens en voorzien ons van vertellingen die ons eraan herinneren wat het betekent mens te zijn.”

Armstrong, bekend van ’Een geschiedenis van God’, stelt dat de mens altijd mythen heeft bedacht. Dat gold al voor de Neanderthalers, zij verzonnen verhalen om zich te verzoenen met hun sterfelijkheid. Mythen geven ons een gevoel dat het leven betekenis en waarde heeft, ondanks alle ontmoedigende en chaotische bewijzen van het tegendeel.

In haar inleiding laat Armstrong zien hoe die verhalen veranderen als de samenlevingen veranderen. In het tijdperk van de jacht, van 20000 tot 8000 voor Christus, hielp de mythologie de jagers in het reine te komen met de moord op dieren, toch hun medeschepselen. De mythologie van de boeren ten tijde van het Neolithicum (8000 tot 4000 voor Christus) richtte zich veel sterker op het zaaien, oogsten, op de goddelijke energie van moeder aarde. De eerste boeren beschouwden de oogst als de vrucht van een heilig huwelijk. „De grond was vrouwelijk, het zaad was goddelijk sperma en de regen was seksuele vereniging van hemel en aarde.”

De volgende grote stap was de bouw van steden en de uitvinding van het schrift, waardoor verhalen een duurzame literaire vorm kregen. Er ontstonden indrukwekkende beschavingen die spectaculaire bloeitijden doormaakten en nog spectaculairder in verval raakten. Langzamerhand kreeg de mens het idee zijn lot in eigen hand te hebben, wat ertoe leidde dat hij zijn ideeën over het mensdom en over het godendom aanpaste. „De verstedelijking had de mythologie veranderd. De afstand tot de goden leek groter te worden. De oude rituelen en verhalen slaagden er steeds slechter in mannen en vrouwen mee te voeren naar het godenrijk, dat ooit zo dichtbij had geleken.”

Hoewel we nu pas in de tijd van Homerus zijn beland, toen Odysseus nog probleemloos zijn vrouw Penelope kon bedriegen terwijl zij het echtelijke bed rein moest houden, naderen we onze eigen tijd. Deze zogenoemde Spiltijd, schrijft Armstrong, „markeert het ontstaan van religie zoals wij die kennen”. Nooit eerder was de mens zich zo sterk bewust van zijn eigen tekortkomingen, en in alle verhalen uit die tijd spreekt een sterk besef van het lijden als onontkoombaar onderdeel van het leven. Oude mythen werden opnieuw verteld, maar kregen nu een meer verinnerlijkte en ethische interpretatie.

Grote uitzondering waren de profeten van Israël. Zij bestempelden de oude verhalen als onwaar: hun God Jahweh was de enige God. Daarom begonnen zij een polemiek tegen de oude religie. Zij stelden Jahweh voor als een God die het hard moest spelen toen hij naar het leiderschap van de Goddelijke Vergadering dong en erop wees dat zijn medegoden de deugden rechtvaardigheid en medeleven veronachtzaamden.

Het monotheïsme raakte in zwang, maar tegelijkertijd diende zich een geduchte concurrent aan: de logos, die op een ander niveau van de geest werkte. Terwijl de mythen pas betekenis krijgen als er sprake is van emotionele betrokkenheid, „zoekt de logos de waarheid door middel van het zorgvuldig soort onderzoek dat alleen een beroep doet op de kritische intelligentie”.

De logos was onstuitbaar. In de grote westerse transformatie, die plaatsvond tussen 1500 en 2000, leken mythen het onderspit te delven. Zinloos werden ze genoemd en onwaar en achterhaald. In 1882 kon de filosoof Friedrich Nietzsche dan ook verklaren dat God dood is. „Hij had in zekere zin gelijk. Zonder mythen, culten, rituelen en ethiek sterft het besef van het heilige.”

Dat leidde, meent Armstrong, in de afgelopen eeuw tot een hoeveelheid nihilistische beelden zonder weerga. De ondergang van de Titanic, de Eerste Wereldoorlog, Auschwitz, de Goelag en Bosnië – dankzij de logos zijn we technisch sterk vooruitgegaan, maar in spiritueel opzicht is het aanmodderen.

Het heeft geen zin nostalgisch te lonken naar vroeger. De tijd is veranderd, dus moet onze mythologie veranderen. „Als professionele religieuze leiders ons niet kunnen onderwijzen in de mythische traditie”, zegt Armstrong, ,,kunnen kunstenaars en romanciers misschien de herderlijke rol overnemen en onze verloren en beschadigde wereld nieuwe inzichten geven”.

Een mooiere opmaat tot de nu gepresenteerde serie kon de uitgever zich niet wensen. Maar hoe geven deze ’topauteurs’ onze verloren wereld nieuwe inzichten?

Schrijvers gebruiken mythen al eeuwen in hun werk, maar meestal zijn de oude verhalen nauwelijks herkenbaar vervlochten met de nieuwe. Denk aan het werk van T.S. Eliot, Italo Calvino, James Joyce, Louis Borges, en bij ons Simon Vestdijk en Harry Mulisch. Dat ligt ook voor de hand, het gaat om thema’s als hebzucht, egoïsme, wraak, wanhoop, niet om de poppetjes. Wat bij de nu gepresenteerde herschreven mythen opvalt is de expliciete aanwezigheid van het oorspronkelijke verhaal. Dat is waarschijnlijk ook de opzet van de serie, maar het levert in ieder geval bij Margaret Atwood een gedrocht van een anachronisme op.

In ’Penelope’ schrijft Armstrong dat zij altijd gefascineerd is geweest door één detail van het verhaal: het moment dat de ’listige Odysseus’ na zijn terugkeer op Ithaka twaalf dienstmeiden van zijn vrouw Penelope laat ophangen, omdat ze te vrijpostig zijn geweest. Die gebeurtenis heeft Atwood onder een modern vergrootglas gelegd, wat leidt tot een tamelijk hilarische rechtspraak waarbij Odysseus’ handelwijze veroordeeld moet worden. Deze keukenmeidenroman, die namen en gebeurtenissen uit de oude mythe gebruikt, staat tamelijk ver af van het ’universele, tijdloze verhaal’ dat volgens Armstrong ons bestaan ’weerspiegelt en vormgeeft’.

’Zwaarte’ van Jeanette Winterson bereikt dit doel beter. Haar verhaal over Atlas en Herakles is minder eenduidig dan Atwoods aanklacht. Winterson onderzoekt wat het betekent dat Atlas de aarde op zijn schouders moet torsen. Wat betekent verantwoordelijkheid, eenzaamheid, isolement? En wat gebeurt er als Atlas op een dag de wereld neerlegt?

Toch is ook dit verhaal een vreemde mix van oude feiten en nieuwe fictie. Is dit een moderne mythe die ons eraan herinnert wat ’het betekent mens te zijn’? In tegenstelling tot de oude verhalen, die voortkwamen uit een gemeenschappelijk, min of meer onbewust geheugen, zijn de nu gepresenteerde hervertellingen hyperbewuste geïndividualiseerde verzinsels van schrijvers die toevallig gefascineerd zijn door een detail, of door een bepaald facet van een verhaal. Alsof de samenlevingen waaruit de mythen voortkwamen, en waarin ze veranderden nauwelijks ter zake doen. Alsof de veranderingen die de verhalen in de afgelopen millennia ondergingen nauwelijks ter zake doen.

Zou de mythe niet meer gebaat zijn bij dat Dafje van de Friese dichter Poortinga? De moderne dichter, schrijver, wetenschapper, hoeft niet meer door Friesland te trekken, maar door de global village, in de hoop restanten te vinden van verhalen, die kennelijk zo veelzeggend waren, zozeer het dagelijks leven hielpen te overstijgen, dat een samenleving ze eeuw na eeuw opnieuw vertelde, in telkens gewijzigde vorm. Wie die verhalen opnieuw oprakelt, aanvult en vervormt, vertelt werkelijk een mythe.


Karen Armstrong: Mythen. Een beknopte geschiedenis. De Bezige Bij, Amsterdam. ISBN 9023418018; € 14,90.

Margaret Atwood: Penelope. De mythe van de vrouw van Odysseus. De Bezige Bij, Amsterdam. ISBN 9023418026; € 14,90.

Jeanette Winterson: Zwaarte. De mythe van Atlas en Herakles. De Bezige Bij, Amsterdam. ISBN 9023418034; € 14,90.


Trouw, 21-10-2005