PDA

Bekijk de volledige versie : Het internaat


Barst
20th March 2010, 16:43
Het internaat


Omdat mijn humanioratijd maar niet wilde vorderen, deels te wijten aan mijn ledigheid en de weinig toeschietelijke reacties daarop van het lerarenkorps, besloot ik me te laten interneren. Mijn ouders wisten waarlijk niet wat ze hoorden. 'Naar het internaat?' vroeg vader. 'Op amper een kilometer van ons huis?'


Mijn voornemen was inderdaad ongezien. Intern werd je niet uit eigen beweging, maar alleen omdat je ouders dat wilden. Bijvoorbeeld als ze ver van de school woonden of als je aanwezigheid thuis niet meer te harden was, of ook als je meer tijd bij je lief doorbracht dan in je studeerkamer. Dat laatste gold trouwens bijkomend in mijn geval, maar mijn ouders verzetten zich daar nauwelijks tegen, overtuigd stilaan dat mijn talenten, als die er al waren, zich pas na hun dood zouden manifesteren.

Waarom ik het deed, wist ik eigenlijk zelf niet heel precies. Zeker speelde een element van wanhoop mee. Als ik het roer niet omgooide, zo overwoog ik, zou ik op den duur ouder zijn dan de jongste, pas afgestudeerde leraars, en dat leek me voor beide partijen een pijnlijke zaak. Bovendien worstelde ik met een redelijk overweldigend gevoel van nutteloosheid, in vlagen zelfs van zinledigheid. Als ik niets uitrichtte, wat liep ik hier dan eigenlijk te doen? Had ik nog een toekomst? Even dacht ik: ik trouw en leef vervolgens van het inkomen van mijn vrouw. Vandaag word je in zo'n geval minimaal tot huisman gepromoveerd, maar dat concept bestond toen nog niet. En mijn onzalige nietsdoen bekostigen zou mijn vrouw ongetwijfeld maar kort zien zitten, tot de liefde haar blindheid had verloren. Ik voelde me, kortom, verplicht om de school zonder verder verlet te doorstaan. En wat daarna komen zou, dat zagen we dan wel weer.

Het internaat bleek de meest adequate noodrem van mijn leven. Tot verbazing van mijn ouders en andere toeschouwers kreeg ik mijn hormonen schijnbaar in de pas, borg ik mijn laat-puberale protesten tegen het gezag goeddeels op, genoot ik nu zelfs van beperkte vormen van discipline en haalde ik ineens punten boven het klasgemiddelde, zelfs in vakken waarvan ik het bestaan even tevoren nog glashard ontkend had.

De internen van de hoogste twee klassen, samen een dozijn jongens, genoten logement in aparte kamertjes op de hoogste verdieping van de school. Nu nog, als ik van op de autosnelweg (die er toen nog niet lag) een glimp opvang van het schuine venster van mijn kamertje van toen, slaat die wonderlijke combinatie van tevredenheid en verdriet toe die een mens kan hebben als hij, in een zekere staat van redeloosheid, terugkijkt naar de dingen die voorgoed voorbij zijn en toch hun patina bewaard hebben op de ziel. Soms, als ik naar dat venster kijk, heb ik het gevoel dat ik daarachter een beetje geboren ben, een mens wordt een beetje hier en daar geboren.

Op een koele lentenacht stond ik er, de armen geleund op het raamkozijn, een sigaret te roken. Roken was weliswaar niet toegestaan op de kamer, maar met open venster wisten we daar een mouw aan te passen. Vlak voor de strook waar nu de autostrade ligt, stonden toen nog huizen. Het was rond middernacht, donker in de meeste huizen. Plots ging, in mijn ooghoek links, het licht aan in een kamer. Nu gaan ook die gordijnen dicht, dacht ik, maar ze bleven open. Naast haar bed begon een vrouw zich uit te kleden. Ik trok heftig aan mijn sigaret, leunde verder uit het raam, ik schatte haar een jaar of veertig. Ze was niet gehaast. Onder haar hemd droeg ze een bleek onderlijfje. Ook dat legde ze over de leuning van een stoel. Onder haar lamp leek ze me zo wit als haar beha. Ze keek rond alsof ze iets vergeten was, ging zitten op de rand van het bed, schudde het hoofdkussen op, deed haar schoenen en nylons uit. Ze stond op, schudde de nylons weer lang en schikte ze over de beide leuningen van de stoel. Nu droeg ze niets meer, haast.

Met de ene sigaret stak ik een andere aan, ik zoog eraan alsof ze van zuurstof was. Toen werd zachtjes op mijn deur geklopt. Een van mijn buren stak zijn verhitte kop binnen. 'Je moet eens kijken, links.' Hij kwam naast mij staan, we leunden zo ver mogelijk uit het raam en zagen verbijsterd hoe de vrouw, in slipje en beha, naar het venster van haar slaapkamer stapte en traag de gordijnen dichtschoof. Ik schoot mijn sigaret tussen duim en middenvinger hoog boven de straat, ze flikkerde even alsof ze een lont was en zo dadelijk in een wolk van vuurwerk zou exploderen.

Laurens De Keyzer is oud-journalist van De Standaard.


DS, 20-03-2010