PDA

Bekijk de volledige versie : Bressen in de cybermuur


Barst
30th January 2010, 16:33
Bressen in de cybermuur


‘Er is een digitale koude oorlog in de maak. En er staat meer op het spel dan de rivaliteit tussen de supermachten van oost en west', schrijft TIMOTHY GARTON ASH.


Hoera voor Google. Op het gevaar af enorme winsten op de Chinese internetmarkt te verliezen, is het opgekomen voor een van de grote waarden van onze tijd: de wereldwijde informatievrijheid. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zegt dat iedereen het recht heeft om ‘inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen en ongeacht de vorm'. In de praktijk kan het grootste gedeelte van de wereldbevolking nog altijd geen gebruik maken van dat recht, deels als gevolg van verlammende armoede en een gebrek aan onderwijs, maar ook omdat hun regeringen het beletten.

De triomf van de fantastische nieuwe communicatie- en informatietechnologieën komt niet vanzelf. Wij moeten blij zijn met elke kleine overwinning van de digitale David op de autoritaire Goliath, van de betoger in Iran met zijn gsm tot de Chinese blogger die een VPN (geavanceerd netwerksysteem, red.) gebruikt. Maar Goliath heeft zich tot nu toe goed verweerd. Misschien zal er zelfs een andere Goliath nodig zijn om hem te verslaan. Daarom is het conflict tussen Google en China zo fascinerend.

Of is dit in werkelijkheid een conflict tussen de Verenigde Staten en China? Hillary Clinton, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, heeft vorige week in een toespraak klaar en duidelijk de positie van de VS uiteengezet. Technologieën kiezen geen partij in de strijd voor vrijheid en vooruitgang, zei ze, maar de Verenigde Staten doen dat wel: ‘Wij staan voor één enkel internet dat heel de mensheid op gelijke voet toegang geeft tot kennis en ideeën.' En ze was niet mals met haar kritiek op de censuur en de vervolging van internetgebruikers in landen als Iran, Saudi-Arabië, Vietnam, Egypte en, jawel, China.


Censuur omzeilen

De Verenigde Staten hebben zelfs de daad bij het woord gevoegd — of toch een beetje. Het State Department heeft nu een bescheiden programma voor de financiering van initiatieven die de wereldwijde informatievrijheid bevorderen. Een deel van de dollars gaat naar mensen die oplossingen zoeken om de virtuele censors te slim af te zijn. Hun technologieën omzeilen de traditionele websites en hun vrij gemakkelijk te blokkeren IP-adressen. Ze gebruiken moeilijker te vatten technieken zoals peer-to-peer, mobiele telefonie of satelliettelevisie.

Maar er is een probleem: elke opening in de cybermuur voor idealistische, op informatie beluste burgers van het net, is een potentieel achterpoortje voor kinderpornografen, terroristen, haatpredikers en cybercriminelen. Clinton erkende in haar toespraak dat er gevaren zijn waar vrije maatschappijen zich tegen willen beschermen. Ze verwees naar het verdrag over cybercriminaliteit van de Raad van Europa, dat de verspreiding van kinderporno criminaliseert en de uitwisseling van computergegevens toelaat om die kwaal te bestrijden. Maar daar steekt het probleem de kop weer op: hoe kun je beletten dat de technologieën en de wetten die een democratie gebruikt om pedofielen te identificeren, te censureren en gevangen te zetten, door een dictatuur gebruikt worden om hetzelfde te doen met dissidenten?

We mogen evenmin vergeten dat voor mensen als Li Changchun, die in het Permanente Comité van het Politbureau verantwoordelijk is voor de media, discussies over wat de Amerikanen ‘vrijheid' noemen of over een ‘bloedbad' op het Plein van de Hemelse Vrede, het politieke equivalent van kinderporno kunnen zijn. Het zijn vormen van ‘decadent denken' die door ‘vijandige krachten' bevorderd worden om de spirituele gezondheid van de Chinese maatschappij te ondermijnen. Het beleid van de Verenigde Staten wordt veroordeeld als ‘informatie-imperialisme'.

Dit is niet zomaar een digitale koude oorlog tussen de VS en China. Er speelt een ruimer ideologisch conflict, dat je zou kunnen samenvatten als een bokswedstrijd tussen het spook van Samuel Huntington en de geest van Google. Volgens Huntington kan een ‘botsing van beschavingen' alleen voorkomen worden wanneer de ‘kernstaten' van rivaliserende ‘beschavingen', zoals Amerika en China, elkaar binnen hun respectieve invloedssfeer de vrije hand geven. De geest van Google zegt dat er universele rechten bestaan die een staat of ‘beschaving' niet mag inperken, en dat het recht op informatievrijheid er daar een van is.

Informatievrijheid is natuurlijk niet absoluut. Er zijn altijd grenzen. Wat wij nu nodig hebben, is een wereldwijd debat over wat die grenzen precies moeten zijn. Over sommige beperkingen zal iedereen het eens zijn — wie zou beweren dat kinderporno vrij verspreid mag worden? - maar over andere niet.

Er bestaan niet alleen meningsverschillen tussen landen of beschavingen maar ook binnen elke maatschappij zelf. Sommige Chinezen zijn het met Google eens, andere niet. Sommige Amerikanen vinden dat Google en Clinton gelijk hebben, andere niet (en dat geldt dubbel voor bedrijven met belangen in China).

Laat het debat beginnen. En trek het open, zodat het niet alleen in het westen wordt gevoerd. Er is een ernstige discussie over de grenzen van de informatievrijheid nodig. Maar we moeten ons ook afvragen waarom autoritaire regeringen zo terughoudend zijn om daar openlijk over te spreken. Als zij hun systeem beter vinden, waarom verdedigen ze het dan niet? Als ze weigeren om erover te praten, zullen zelfs hun eigen burgers het gevoel krijgen dat er iets te verbergen is.

De enige vooronderstelling die voorstanders van een progressief universalisme niet kunnen aanvaarden, is dat het debat zelf niet legitiem zou zijn. Met andere woorden, dat elke regering op eigen houtje mag beslissen waar de legitieme grenzen van de informatievrijheid liggen. En dat is precies wat dat de sterkste tegenstanders van de vrije meningsuiting willen. Het eerste debat dat we dus moeten winnen, gaat over het recht op het debat. En dat zou wel eens het moeilijkste van de twee kunnen zijn.


DS, 30-01-2010 ( © The Guardian, Timothy Garton Ash, Professor Europese studies aan de Universiteit van Oxford en columnist van The Guardian)