PDA

Bekijk de volledige versie : Mediagebruikers, verenigt u!


Barst
12th January 2010, 17:59
Mediagebruikers, verenigt u!


LUC HUYSE gelooft niet in zelfregulering bij de media: 'geen enkel mediabedrijf geneest zichzelf'. Maar wat de media niet uit eigen beweging doen, daar kan de gebruiker hen toe dwingen.


Het siert de redactie van De Standaard dat zij Geert Buelens de ruimte heeft gegeven om uitvoerig te berichten over de malaise in de pers. Zijn diagnose heeft de discussie over de media in Vlaanderen een flinke adrenalineboost bezorgd. Daarvan getuigen de vele reacties in en buiten deze krant. Dat doet deugd. Toch spookt in mijn hoofd al dagenlang een passage uit een interview met schrijfster Janine De Rop (DS 3 februari 2009): 'Stof doen opwaaien in Vlaanderen is niet zo moeilijk. Maar na twee weken volgt er vaak alweer een doodse stilte'. De vraag is dus hoe het publieke mediadebat continuïteit kan krijgen. Wat volgt, is het relaas van een zoektocht naar wegen waarlangs die rustige vastheid te vinden is.

Een eerste probleem is de pleinvrees van veel mediamensen. Zij schuwen een open gesprek met hun lezers, luisteraars en kijkers. Het begint al, althans bij sommigen, met een viscerale afkeer voor kritiek. Nu en dan is er een collega die dat onomwonden toegeeft. Marc Van de Looverbosch, voorzitter van de journalistenbond: 'Journalisten kunnen inderdaad moeilijk tegen kritiek' (DS 4 januari ). En Gilles De Coster, presentator van De Ochtend op Radio1, schrijft 'dat we niet echt goed kunnen omgaan met commentaar op ons werk. Kritiek op journalistiek werk, ook al is die gefundeerd en onderbouwd, krijgt gewoonlijk een bijtend, ontkennend antwoord' (De Morgen 3 oktober 2009). Maar zelfs waar er bereidheid is om te luisteren, blijft de vliegangst. In een interview met Knack zegt Kris Hoflack, hoofdredacteur duiding van de VRT, dat hij een groot voorstander is van een kritisch debat, maar vijf zinnen eerder lees ik: 'Wat moeten we dan doen? Alle hoofdredacteuren rond de tafel zetten om te discussiëren over de rol van de media? Dat is toch verschrikkelijk navelstaarderig. En zou het een goed programma opleveren? Zo interessant zijn de media toch niet' (23 oktober 2009). In zijn commentaar op het essay van Buelens pleit Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van deze krant, wél voor grotere openheid (DS 2 januari). Hij belooft 'onszelf op de redactie en in onze krant voortdurend ter discussie te stellen; (…) fouten te vermijden en ruimhartig recht te zetten; (…) kritiek op onszelf ernstig te nemen en een bredere plaats te geven'. Als hij het meent, zou hij best afstand nemen van een eerdere uitspraak van hem. Twee jaar geleden schreef hij hier: 'Ernstige media moeten zelf niet het voorwerp zijn van het nieuws. Van ernstige media wordt verwacht dat zij het nieuws verslaan, niet dat zij zelf nieuws zijn' (DS 13 februari 2008).

De pleinvrees heeft nogal wat te maken met de overtuiging dat een publiek debat niet nodig is. Veel redacties gaan ervan uit dat zij tot zelfsanering in staat zijn. Tussenkomst van derden is niet nodig, denken zij. Buelens wees al op de risico's van dat credo: 'De situatie is uiteraard te complex, de manier van werken te ingebakken en de financiële belangen zijn te groot om aan deze situatie iets te kunnen veranderen door een simpel wilsbesluit' (DS 31 december 2009). Er is meer nodig. Dat kan elke mediagebruiker ondervinden. Op 22 februari 2009 bracht deze krant een paginagroot artikel over twee ambtenaren, tweelingbroers, die verdacht werden van medewerking aan criminele praktijken. De betrokkenen werden met naam en toenaam vermeld. Merkwaardig is dat de spilfiguur van het netwerk, Patrick L., blijkbaar wél de gebruikelijke anonimiteit verdiende. Bovendien besprak het artikel, met foto, de vader van de ambtenaren. Die gepensioneerde hoogleraar, schreef de journalist ongevraagd, is een ex-paracommando en stond bij de studenten bekend voor zijn militaristisch optreden. In een mailtje aan de hoofdredacteur zei ik dat ik geschokt was door deze extreme vorm van stemmingmakerij. Er kwam geen antwoord. Enkele dagen later publiceerde De Standaard dan toch de reactie van een collega van de vader. Deze vroeg zich af hoever zijn krant de fatsoensgrenzen nog zou verleggen. Maar in elk volgend bericht over deze zaak heeft De Standaard de anonimiteitsregel toch telkens weer overtreden. Fouten ruimhartig rechtzetten? Een tweede voorbeeld. Op donderdag 4 juni 2009 is er de historische toespraak van president Obama in Cairo, zijn eerste toespraak in de moslimwereld. Het zevenuurjournaal van de openbare omroep opent tien minuten lang met het verhaal over een man die aan een crèche met messteken zou zijn aangerand. Er is, zei de reporter ter plaatse, vermoedelijk een nieuwe Kim D. op pad. Obama krijgt veel minder aandacht. Als blijkt dat het verhaal verzonnen is, zwijgt de nieuwsdienst in alle talen over de ferme misgreep van de eindredacteur. Reageren helpt niet, bleek ook toen.

Geen enkel mediabedrijf geneest zichzelf. Waar de markt de dominante speler is, werkt zelfregulering niet of nauwelijks. Hoe kan het dan wel? Waarom, om te beginnen, geen onafhankelijke ombudsman of -vrouw voor elke krant, elk weekblad, elke omroep? Die kan de klachten bespreken, bundelen en omzetten in gepubliceerde adviezen aan de redacties en de commerciële directies. In het buitenland is deze formule met succes toegepast. Er is nóg meer nodig. Voor tal van goederen en diensten kan de verbruiker terecht bij een alerte en assertieve consumentenbeweging. Kranten, radio en televisie zijn de leveranciers van een product dat sprongsgewijze in belang is toegenomen. En toch ontbreekt elke vorm van mobilisering van de consumenten ervan. De kern van het probleem vandaag is dat de media bij falen alleen in de wereld van de markt een echte sanctie kunnen oplopen. En bijgevolg vooral in dat verband grote gevoeligheid ontwikkelen. Activisme van de lezer, de luisteraar en de kijker zou dat kunnen counteren. Maar het gebeurt niet of nauwelijks. Is het dan niet aan de politici om de belangen van de mediagebruiker te verdedigen? Zeker, de openbare omroep staat wel eens op de agenda van het Vlaams parlement. Het gaat dan wel in de eerste plaats om de centen. Over de kranten valt er parlementair nog minder te signaleren.


Raad voor de Journalistiek

En ja, er is de Vlaamse Raad voor de Journalistiek. Hij behandelt individuele vragen en klachten over de beroepspraktijk. Er zetelen journalisten, vertegenwoordigers van de uitgevers en enkele externe juristen. De mediagebruikers zijn afwezig, want de Raad is bedoeld als platform voor journalistieke zelfregulering. Geen echt forum dus. Annelies Verdoodt is aan de KU Leuven gepromoveerd met een proefschrift waarin de Raad op de weegschaal is gelegd. Dit is haar besluit: deze instelling geeft vandaag geen antwoord op fundamentele vragen als de vervlechting van politiek en media en de leemtes in de berichtgeving. In Vlaanderen zijn er nu wel, godzijdank, enkele gespecialiseerde websites (www.mediakritiek.be;www.mediaonderzoek.be;www.getbasic.be en www.indymedia.be) die stilaan de nieuwsgierige consument systematisch van voedzame debatinformatie voorzien.

De bouw van een beweging van mediaconsumenten is maar mogelijk als tegelijkertijd de geletterdheid van de lezer, de luisteraar en de kijker kan toenemen. De Vlaamse minister van Media, Ingrid Lieten (SP.A), liet onlangs weten dat zij het publiek makkelijker, vlotter, veiliger en wijzer met de media wil leren omgaan (DS 5 januari). Mooi! Maar hoe maak je van passieve toeschouwers wakkere mediagebruikers? Ik aarzel om die opdracht naar de scholen toe te schuiven. Zij zijn al overbevraagd. Maar dat zij een rol kunnen spelen, bewijzen de acties van de Nederlandse site http://mediawijs.kennisnet.nl. Hier zijn allerlei lespakketten, tips en ideeën over mediawijsheid te downloaden. Toch lijkt de nieuwe alfabetiseringscampagne in de allereerste plaats een opdracht voor het Vlaamse middenveld, al heeft dat vooralsnog in deze materie forfait gegeven. Waarop wachten organisaties als de KWB, de Socialistische Vooruitziende Vrouwen, het Davidsfonds en al die anderen in dat kleurrijke landschap van verenigingen?

Luc Huyse, emeritus hoogleraar sociologie aan de KU Leuven.


DS, 12-01-2010