PDA

Bekijk de volledige versie : Kerstessay: Tot de vierde macht (1)


Barst
28th December 2009, 16:36
Tot de vierde macht (1): de media-omerta


De media liggen onder vuur, en afgelopen jaar misschien nog meer dan gewoonlijk. Behalve in de media zelf. In een vierdelig kerstessay schetst GEERT BUELENS de pijnpunten van de Vlaamse journalistiek, met veel kritiek, maar ook met concrete aanzetten tot oplossingen. Vandaag: hoe men in alle talen zwijgt over wat iedereen zou moeten weten.


Zo gaat het vandaag in de media. Wanneer een aantal gangsters ontsnapt of er sterke aanwijzingen zijn dat enkele rechters niet functioneren, worden grote woorden niet geschuwd op de voorpagina's: 'Justitie in nooit geziene crisis' (DS 2 september 2009), 'Weer zwarte dag voor justitie' (HN 16 januari 2009), 'Justitie verknoeit weer fraudezaak' (DS 9 december 2009).

Of deze. De Wetstraat loopt weer eens vast in het door haarzelf gespannen net. Opnieuw liegen de koppen op de eerste bladzijde er niet om: 'Crisis nadert hoogtepunt in Wetstraat' (DM 10 juli 2008), 'Het failliet van Leterme' (DM 20 december 2008).

Niet alleen de rechterlijke en de uitvoerende macht, ook de wetgevende macht mag zich geregeld aan forse headlines verwachten. 'Acute nood aan vers bloed,' titelde deze krant over het Vlaams Parlement (DS 25 april 2009). Wanneer de redactie de federale parlementsleden beoordeelt, klinkt het: 'Derde van kamerleden en helft senatoren zakken voor examen' (DS 10 mei 2003).

Vergelijk dat met de berichtgeving die volgde op enkele grote mediaschandalen, -fouten en -controverses van de afgelopen maanden. Na het ontluisterende vonnis over de berichtgeving van Het Laatste Nieuws over vermeend dopinggebruik bij wielerploeg QuickStep ('onzorgvuldig, onjuist en met een duidelijk gebrek aan bewijsmateriaal') moffelt de krant in kwestie het bericht hierover weg in een hoekje, onderaan pagina 35. De kop: '500.000 euro schadevergoeding voor Lefevere' (HLN 31 oktober 2009) Dat de krant zelf veroordeeld werd, blijkt enkel in het stukje, zij het dat daarin vooral benadrukt werd dat Lefevere veel minder kreeg dan hij had geëist en dat het een volstrekt onlogisch vonnis is. Persgroep-genoot De Morgen was iets explicieter in zijn kop, op pagina vier: 'Het Laatste Nieuws moet Lefevere 500.000 euro' (DM 31 oktober 2009). De concurrerende media hielden zich tamelijk op de vlakte. Niet 'Kaakslag voor Het Laatste Nieuws' lazen we, maar 'Morele genoegdoening voor Lefevere' (DS 31 oktober 2009) en 'Patrick Lefevere krijgt gelijk in rechtszaak tegen Het Laatste Nieuws' (GvA 31 oktober 2009). Als eerst de onlinekrant van De Morgen en later ook het persagentschap Belga koningin Fabiola dood verklaren, schrijven de concurrerende media 'Fabiola was even dood' (Knack 4 november 2009) en 'Fabiola alweer doodverklaard' (HN 17 november 2009).

Het is natuurlijk niet onlogisch dat perslui zich hoeden voor nestbevuiling, maar het verschil in toon is opvallend. Waar problemen in de politiek of bij justitie aanleiding geven tot dramatische titels die vaak een hele sector of beroepsgroep mee in bad trekken, berichten de media over hun eigen branche in een heel ander en veel minder veralgemenend register. Stukken krijgen geen veroordelende titels, maar beschrijvende. Het woord 'crisis' kwam ik in een mediagerelateerde kop maar een enkele keer tegen op een Vlaamse voorpagina het afgelopen jaar, als aankondiging voor een stuk binnenin over de economische moeilijkheden waarin de sector zich bevindt (DM 9 januari 2009).


De vele crisissen

Mochten de media over zichzelf berichten zoals over de rest van de wereld, de term 'crisis' zou niet van de lucht zijn. Naast de stilaan structureel te noemen malaise bij de VRT en de sociale conflicten die het afgelopen jaar onder meer bij De Persgroep, Corelio en Sanoma leidden tot protestacties, werkonderbrekingen en bij De Morgen zelfs tot het niet-verschijnen van de krant, kampt de sector ook met een hele reeks andere problemen. Eenzijdige verzoekschriften dwongen Humo, TV-Familie, Dag Allemaal en het VTM-programma Telefacts ertoe een aflevering (of een deel eruit) van de markt te halen of niet uit te zenden. Door de terugvallende advertentie-inkomsten verdampen winstmarges en gelden een hele reeks titels als bedreigd. De regionaal diep verankerde krant Het Volk werd stilaan doodgeknepen, al was ze in 2005 nog goed voor een kleine 80.000 verkochte exemplaren. Ook het maandblad Milo werd stopgezet. Het sinds de lancering in oktober 2000 immer toenemende succes van de gratis krant Metro en de doorlopende gratis nieuwsbevoorrading door steeds beter gestoffeerde internetsites zet het aloude businessmodel van de media onder enorme druk. Kwaliteitsjournalistiek is per definitie duur. Hoe die te financieren wanneer adverteerders andere oorden opzoeken en steeds minder mensen bereid blijken te betalen voor nieuws? Dat probleem doet zich bovendien vooral voor bij jongeren - een groep die de toekomst van de media zou moeten garanderen, maar die, zo blijkt uit internationaal onderzoek, in westerse democratieën systematisch minder nieuws tot zich neemt, ook niet als het gratis en online te vinden is. Als de huidige trend zich verder zet, zo berekende de Amerikaanse onderzoeker Philip Meyer, zal de laatste lezer in april 2040 zijn krant definitief dichtslaan.

Naast deze sociale, juridische, economische en demografische problemen worstelen de media nog met een andere, zij het veel minder besproken crisis: een democratische. Uit alle vertrouwensbarometers blijkt dat de media nauwelijks beter scoren dan die maatschappelijke sectoren (het gerecht, de politiek) waarover dagelijks zo vernietigend wordt bericht. Nog los van de vraag waardoor dit negatieve beeld precies wordt veroorzaakt, gaan steeds meer stemmen op die stellen dat de journalistiek haar primaire taak niet langer op voldoende wijze uitvoert. De vrijheid van meningsuiting die de media grondwettelijk mogelijk maakt, is in wezen bedoeld om een forum te creëren waarop argumenten vrij kunnen worden geventileerd en tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Op die manier worden de burgers geïnformeerd, waardoor ze een weloverwogen keuze kunnen maken in het stemhokje. Steeds vaker lijkt het er echter op alsof de media het democratische proces niet langer ondersteunen, maar het sturen en verstoren.

Deze evolutie gaf in het buitenland al aanleiding tot boeken met bepaald niet ondramatische titels als 'Breaking the news. How the media undermine American democracy' (1996), 'Rich media, poor politics' (2000), 'What the media are doing to our politics' (2004) en 'Média-paranoïa' (2009). In oktober 2003 riep Ignacio Ramonet van Le Monde Diplomatique op om een vijfde macht op te richten - een waakhond die de burger moet beschermen tegen de globaal opererende commerciële mediaconglomeraten die 'onze geest vergiftigen, ons brein vervuilen en ons manipuleren'. Deze kritiek afdoen als het geblaat van een neogauchistische revolutionair is al te gemakkelijk. De kritiek komt van links, maar vooral op het internet ook van rechts. En hij werd op het allerhoogste niveau uitgesproken door Tony Blair, in een van zijn afscheidstoespraken als Brits premier in 2007. Blair mag dan al een spijtoptant zijn (weinigen dankten hun politieke successen zozeer aan een samenspel met en manipulatie van de media), het feit dat hij deze analyse maakt als ervaringsdeskundige vergroot alleen maar haar relevantie. Blair wees onder meer op de onverzadigbare vraatzucht van de media. Beleidsvoerders op alle mogelijke domeinen van de maatschappij zijn soms meer tijd kwijt aan hun omgang met de pers dan aan het bedenken en uitvoeren van het beleid waarover ze geacht worden te communiceren. Die gigantische hoeveel informatie die wordt uitgestrooid heeft de burger echter bepaald niet beter geïnformeerd gemaakt. En dat niet alleen omdat niemand door de bomen het bos nog kan zien, maar vooral omdat de toon waarop er gecommuniceerd wordt alleen maar het cynisme in de hand werkt. In de moordende concurrentie waarin journalisten vandaag moeten opereren, voelen ook kwalititeitsmedia zich verplicht te focussen op het choquante in plaats van het interessante. Gewone menselijke fouten worden opgeblazen en - onder meer omdat journalisten zich graag de nieuwe Nixon-onthoofders Woodward en Bernstein wanen - gepresenteerd als een samenzwering. De interpretaties die de media geven van wat politici zeggen, worden door een soortgelijke vorm van paranoia gevoed. Ook daarin steken politici al te veel tijd: 'het weerleggen van claims over wat ze hebben gezegd, vooral wanneer er weinig of geen verband is met wat er bedoeld wordt'. Blairs conclusie loog er niet om: 'Ik ben ervan overtuigd dat de relatie tussen het publieke leven en de media zo zwaar beschadigd is dat ze gerepareerd moet worden. De schade hakt fel in het zelfvertrouwen van het land; het ondermijnt de zelfevaluatie en de beoordeling van de instellingen; en bovenal: het reduceert onze bekwaamheid om de juiste beslissingen te nemen, in de geest van de toekomst.'


Een lang en pijnlijk zwijgen

In Vlaanderen hebben onder meer academici als Mark Elchardus, Luc Huyse en Jan Blommaert zich de afgelopen jaren in scherpe bewoordingen uitgelaten over zorgwekkende evoluties in de media maar systematische bezinning vanuit de sector zelf bleef uit. Elchardus' term 'dramademocratie' wordt doorlopend gebezigd, maar een beschouwing over de strenge mediaparagrafen in dit boek uit 2002 kwam ik in de archieven niet tegen. In de kolommen van vakblad De Journalist wordt weliswaar doorlopend gedebatteerd over problemen in de eigen branche, maar naar buiten geeft de Vlaamse Vereniging van Journalisten al te vaak de indruk het eigen volk per definitie te verdedigen. Toen Het Laatste Nieuws veroordeeld werd in de vermelde zaak QuickStep sprak de VVJ enkel haar ontzetting uit over de grootte van de schadevergoeding. Over de 'gegrondheid op zich van de veroordeling' wenste de vereniging zich niet uit te spreken. Toen een rechter TV-Familie verbood een artikel over de Pfaffs te publiceren, noemde de VVJ dat 'platte censuur en dat is zeer, zeer fout'. Tom Naegels wees er toen al op dat dit een opmerkelijke opstelling is voor een vakvereniging aangezien het blad in kwestie zich niet aan de wezenlijke deontologische regels van de journalistiek houdt ('Ze zijn de vetsmelters Verkest van het bedrukte papier', DS 24 september 2009).

De media bekritiseren per definitie alles en iedereen, behalve zichzelf. Een veelbetekende stilte volgde dit najaar op het verschijnen van het boek 'Media & journalistiek in Vlaanderen. Kritisch doorgelicht' onder redactie van Johan Sanctorum en Frank Thevissen. Enkel de alternatieve website Indymedia ging er echt op in. Niet alle bijdragen in dit boek overtuigen, maar deze eerste poging om in boekvorm kwesties aan te roeren die ook in dit kerstessay aan de orde worden gesteld, verdient beslist een discussie. Hetzelfde geldt voor 'De macht van de media. De markt is de baas' (2009) van oud-VRT-topman Cas Goossens. Een nauwelijks opgepikt Belga-bericht, een kort BV-interview in Het Laatste Nieuws en welgeteld één inhoudelijk stuk (in het christelijke opinieblad Tertio) - op meer aandacht mocht dit boek niet rekenen. Wat twee dingen kan betekenen: ofwel vinden collega's de markthegemonie in hun sector intussen een volstrekt onproblematische gemeenplaats ofwel heeft Goossens hier een onderwerp aangeraakt waarover men, wegens te delicaat, maar liefst gewoon zwijgt. Ik weet niet meteen welke van de twee reacties het ergst is.

Het debat komt hier dus maar niet van de grond, ook niet naar aanleiding van buitenlandse publicaties die in eigen land of taalgebied veel stof deden opwaaien. Het ontluisterende 'Flat Earth News' (2008) van de Britse topjournalist en klokkenluider Nick Davies kon in het eerste jaar na verschijnen rekenen op slechts enkele zijdelings vermeldingen in de Vlaamse media en één diepgravend stuk, van Bart Eeckhout in De Morgen (27 juni 2008). Pas toen de auteur door het alternatieve festival Het Andere Boek naar Vlaanderen werd gehaald, kreeg Davies' boek een recensie in De Standaard der Letteren (25 september 2009). Tot een grote discussie over zijn stellingen kwam het echter niet. Davies is een bekroond journalist, zijn analyse gaat elke burger aan. Een ideale gast voor het Canvas-programma Spraakmakers, Terzake of een weekendbijlage-interview, zou je denken. Niets edoch. Enkel de onafhankelijke nieuwssite De Werktitel had een gesprek met hem. Deze nieuwssite - een van de weinige lichtpunten van mediajaar 2009 - werd opgericht door journalisten die ontslagen werden bij De Morgen of anderszins onzacht met de mediawetmatigheden van deze tijd in aanraking zijn gekomen.


Incident, accident, voddenvent

Het uitblijven van een grondige bezinning is al helemaal onbegrijpelijk in het licht van het annus horribilis dat de media doormaakten. Al meteen in januari kwam er forse kritiek op onder meer de VRT-berichtgeving over de steekpartij in Dendermonde. De journalisten in kwestie bleken zich van geen kwaad bewust. Dat de media nadien ostentatief geweerd werden op de begrafenissen had een bel kunnen doen rinkelen. Niet elke dag zegt een burgemeester: 'Onze cellen staan open voor de pers' (DM 30 januari 2009). En daarmee bedoelde hij dus niet dat hij graag enkele journalisten wilde rondleiden in het plaatselijke huis van bewaring. Ook de volgende maanden kwamen burgers (al dan niet BV's) doorlopend in conflict met bladenmakers. Een reeks rechtszaken en inbeslagnames bracht ook justitie in botsing met de vierde macht. Bekende Vlamingen Marcel Vanthilt en Helmut Lotti keerden zich af van Dag Allemaal, Story, TV-Familie en Het Laatste Nieuws. Dat ook de grootste krant van het land in de klappen deelde, had veel te maken met haar berichtgeving over de dood van Yasmine en de als 'heksenjacht' bestempelde stukken over haar ex (DS 17 oktober 2009). De kritiek op de media kwam ook uit andere hoeken. Uit protest met de manier waarop de hoofdredactie en directie van De Morgen de ontslagronde had aangepakt, gingen 28 columnisten van die krant een maand lang in staking. En ook politici durven af en toe de omerta te doorbreken. Senator Patrik Vankrunkelsven botste in Phara frontaal met Knack-directeur Rik Van Cauwelaert.

En dan waren er - ingegeven door voor buitenstaanders moeilijk te ontwarren combinaties van beroepseer, kinnesinne en concurrentiedrift - de botsingen tussen de media zelf. De strijd tussen Dag Allemaal en TV-Express kan wellicht nog worden afgedaan als een afrekening in het milieu. Maar wat te denken van de manier waarop eind vorig jaar Knack en De Standaard elkaar via hun beider topmannen in de haren vlogen? Toen zijn blad Story onder vuur kwam te liggen, verdedigde Thomas Siffer zich door erop te wijzen dat De Tijd net zozeer over de schreef gaat wanneer zij bonussen van bankiers onthullen of De Standaard wanneer interne SP.A-mails worden gepubliceerd (DS 17 oktober 2009). In zijn als satire gepresenteerde rubriek in Knack probeert Koen Meulenaere systematisch de legitimiteit van de VRT-nieuwsredactie, De Morgen en De Standaard te ondergraven. De pot verwijt de ketel, maar tot structureel overleg kwam het niet. Er is in dit land nochtans al voor veel minder opgeroepen tot een breed maatschappelijk debat. Wanneer de media op hun werking worden aangesproken, volgen veelal lichtgeraakte zelfverdedigingen. Die teneur alleen al geeft aan hoezeer iedereen onder een enorme spanning staat. Niets bewijst, ten slotte, zozeer dat er in de Vlaamse media een omerta heerst op zelfkritiek dan het feit dat de twee belangrijkste sites waar systematisch aan mediakritiek wordt gedaan, volgeschreven worden door insiders die zich, allicht noodgedwongen, bedienen van een pseudoniem (Radio Plasky en De Minister van Media).


Een vreselijke moordgeschiedenis

Vanzelfsprekend was het vroeger niet noodzakelijk beter. De menselijke honger naar sensatie dateert bepaald niet van gisteren. Al kort na het ontstaan van de drukpers gingen vele riemen papier op aan het drukken van zogenaamde 'Murder Ballads'. Die voorliefde voor het extreme, het gore en het gewelddadige stond relevante berichtgeving overigens niet in de weg. In de van revolutionaire sensatie gistende jaren 1840 ontstonden in Nederland de zogenaamde Lilliputters, bladen die zo klein waren dat ze konden ontsnappen aan de zegelbelasting die de vrije pers in wezen aan banden legde (als nieuws te duur is, bereikt het immers enkel de elite). In een tijd waarin de NRC maar 1.800 abonnees had, haalden deze bladen opgeteld een oplage die vijf tot acht keer zo groot was en, bovenal, gretig werd doorgegeven. Iedereen die kon lezen, las ze. 'Zij beginnen doorgaans met eene vreeselijke moordgeschiedenis,' aldus een gezagsgetrouwe tijdgenoot die het moeilijk kon verkroppen dat deze lokkers verderop in de krant gevolgd werden door stukken die lezers opstookten tegen de koning en zijn regering. Later zorgde de verzuiling en de sterke politisering van de openbare omroep ervoor dat de berichtgeving onvrij was. Een al te ambitieus volksopvoedend ideaal van veel journalisten ging bovendien aan grote delen van de bevolking volslagen voorbij. En net toen de kwaliteitsmedia zich ook van deze klem bevrijd leken te hebben, kwamen ze helemaal in de greep van de commercie, eerst omdat conglomeraten veel geld roken, intussen in toenemende mate om te kunnen overleven.

Dat er nu echter sprake moet zijn van een acute crisis komt doordat al de eerder genoemde problemen van en met de media vandaag op een vernietigende manier op elkaar inwerken. In een context waarin elke lezer telt, niet om - zoals vroeger - de winstmarge van het mediabedrijf op te trekken van 20 naar 25 procent, maar om het bedrijf überhaupt rendabel te houden, wordt de druk op redacties en hoofdredacties gigantisch. De luxe om zich af te vragen of ze de democratie nog wel dienen, kunnen ze zich niet altijd meer permitteren. En toch moet het, want democratie en persvrijheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Geert Buelens is schrijver, DS-columnist en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht.


DS, 28-12-2009