PDA

Bekijk de volledige versie : Aandeelhouder heeft ook burgerplicht


Barst
22nd December 2009, 16:02
Aandeelhouder heeft ook burgerplicht


De toegenomen macht van aandeelhouders schept verplichtingen. Jos Streppel vindt dat zij zich niet klakkeloos op winstbejag kunnen richten.


Al veroorzaakte de opsplitsing van ABN Amro volgens Jos Streppel ’een wond in het hart van Nederland die voorlopig niet geheeld is’, de voorzitter van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code ziet deze ook als een ’aardig incident’.

Deze opsplitsing toont namelijk hoe aandeelhouders het lot van een bank kunnen bepalen, en daarmee het lot van duizenden klanten, werknemers en leveranciers. Het winstbejag van de aandeelhouders heeft gevolgen voor de gehele economie. Daarvan zouden aandeelhouders zich rekenschap moeten geven, vindt Streppel. „Met macht komen verantwoordelijkheden. Aandeelhouders moeten burgerschap betrachten.”

Dat burgerschap zit ’m er volgens Streppel vooral in dat aandeelhouders zich niet klakkeloos door financieel gewin laten leiden. „Als de overname van een grote onderneming jou een euro extra per aandeel oplevert, maar wel het ontslag van tienduizenden mensen tot gevolg heeft, mag je nog steeds vóór de overname stemmen. Maar je moet het wel bewust doen.”

Want dat er bij ABN Amro bedrijfsonderdelen werden afgestoten onder druk van de activistische beleggers, was volgens Streppel op zichzelf niet verkeerd. Ook de beleggers die zich bij TNT hebben gemeld en het postbedrijf zouden willen opsplitsen, vervullen de voormalige financieel directeur van Aegon niet meteen met wantrouwen. „Het probleem ontstaat als aandeelhouders, vaak internationale beleggers, zich niets gelegen laten liggen aan de cultuur binnen een bedrijf of de bedrijfssituatie. Als ze hun stem op een aandeelhoudersvergadering louter laten afhangen van een externe adviseur, zonder zich nader te informeren. Iedere belegger zou zelf zijn afweging moeten maken over het bedrijf waarin hij aandelen bezit.”

De belegger worstelt nog met zijn pas verworven macht en bijbehorende verantwoordelijkheden. De ervaringen met Ahold, Enron of Parmalat leidden tot wetgeving die de macht binnen ondernemingen meer van de raad van bestuur en de commissarissen naar de aandeelhouders verschoof. De reden daarvoor was dat aandeelhouders als risicodragers meer te zeggen moesten hebben over hun eigendom. Keerzijde is wel dat, terwijl het bestuur en de commissarissen zich in het belang van de onderneming richten op bijvoorbeeld goed werkgeverschap, maatschappelijk verantwoord ondernemen of burgerschap, aandeelhouders vooral geïnteresseerd zijn in rendement op hun belegging.

Ze weten zich niet altijd raad met hun nieuwe rol. Zo is het goedkeuren van de veelbesproken beloningen en vertrekpremies van bestuurders een taak van de aandeelhouders. „Maar zij krijgen onvoldoende uitgelegd hoe die beloningen zijn opgebouwd”, zegt Streppel. „Wat is het basissalaris, wat zijn de prestatiecriteria, wat gebeurt er met de bonus als de onderneming fuseert, overgenomen wordt of failliet gaat? De raden van bestuur en commissarissen moeten daar open over zijn. Dat gebeurt nog te weinig.”

Streppel wijt dit gebrek aan transparantie aan de Nederlandse cultuur. „Wij vonden altijd dat niemand iets te maken had met wat we verdienen. Maar als je op een bepaald niveau komt, kun je je daar niet meer aan onttrekken. Ik moest er ook aan wennen dat mijn buren eind jaren negentig in de krant lazen hoeveel ik bij Aegon verdiende. Nu, tien jaar later, hoor je ze er niet meer over.”

Wat het betrachten van burgerschap er ook niet makkelijker op maakt, is dat de ideeën daarover telkens veranderen, meent Streppel. „Neem de beloningen. In crisistijd zijn mensen minder bereid te accepteren dat falende bestuurders er met een hoge vertrekpremie vandoor gaan dan in tijden dat zij het zelf ook goed hebben. Inmiddels is het een maatschappelijke norm dat op falen geen premie mag staan.”

Dat de volkswoede zich richt op bonussen vindt Streppel begrijpelijk, maar niet altijd terecht. „Er waren excessen, ook al trof je die in Nederland in veel geringere mate aan dan in andere landen. Maar er zijn in de goede jaren arbeidscontracten opgesteld met topbestuurders die nu wel nageleefd moeten worden. In de praktijk krijgen bestuurders die zijn aangesteld sinds 2003, het jaar van de invoering van de Code Tabaksblat, niet meer mee dan één tot twee jaarsalarissen. Alleen de oudere bestuurders krijgen meer. Wil je er meteen al vanaf, dan moet je de wet veranderen. Doe je dat niet, dan is het slechts een kwestie van tijd tot de topinkomens beteugeld zijn.”


© Trouw, 22-12-2009