PDA

Bekijk de volledige versie : ‘Je verandert. Je wordt een koel mens'


Barst
7th November 2009, 02:13
‘Je verandert. Je wordt een koel mens'


‘Wat ik mij nog herinner, is dat we geroep hoorden en dat we meteen naar Sonja's vleugel zijn gerend. Toen we bij haar aankwamen, was ze gelukkig al in veiligheid gebracht. Ik heb de drie andere slachtoffers geïsoleerd en om de hulpdiensten gevraagd. Op zo'n moment ga je op automatische piloot, denk je niet meer na. De andere gedetineerden moesten vervroegd op cel. Lesgevers die aanwezig waren, een orkest dat die dag toevallig in de gevangenis was: iedereen moest zo snel mogelijk weg. Pas toen ik ‘snachts thuiskwam, merkte ik dat mijn kleren vol bloed hingen. Pas dan dringt het tot je door.'


Inge (29), een jonge vrouwelijke cipier uit Leuven Centraal, zit nog altijd op automatische piloot. Ze vertelt het verhaal van die tragische donderdagavond precies een week later zonder één keer te haperen, haast emotieloos. Alleen wat gefrunnik aan haar bruine blouse verraadt een zucht van zenuwachtigheid. Inge is trouwens niet haar echte naam, want die houdt ze liever uit de krant. ‘De spanning tussen personeel en directie is er nog altijd. Ook nu we na de staking een aantal beloftes kregen. Het is gewoon beter zo.'


Vreemde vrouw in de bijt

Inge is een van de zowat zeventig vrouwelijke penitentiair beambten die Leuven Centraal telt — naast de 130 mannelijke. Een vrouw in een mannengevangenis: het is nog steeds verre van evident. Al wordt er in Leuven naar een 60-40-regeling gestreefd: 60 procent mannen, 40 procent vrouwen. De praktijk schuift op, maar het heeft tijd en veel moeite gekost, ook voor Inge.

‘Toen ik hier in 2002 begon, waren er amper vrouwen. Nu werk ik ontzettend goed samen met mijn mannelijke collega's, maar toen was dat wel anders. We werden niet au sérieux genomen en zijn uiteindelijk naar de directie gestapt. Als men ons bleef beschouwen als het zwakke geslacht, zou het niet werken, was ons besluit. We hebben misschien niet dezelfde fysieke kracht, maar we hebben evenveel lef en we wilden volledige gelijkwaardigheid. We hebben moeten vechten voor onze plek.'

‘Het heeft voor- en nadelen, vrouwen in een mannengevangenis' zegt Eric Severijns (50) uit Zonhoven. Hij heeft er al een carrière van dertig jaar in het gevangeniswezen op zitten en is ook actief is in de socialistische vakbond ACOD.

Eric begon als penitentiair beambte in Leuven Centraal, trok later naar de strafinstellingen ‘Oud-Hasselt' en ‘Nieuw-Hasselt' en werkt momenteel aan de uitbouw van een nieuwe jeugdgevangenis in Tongeren. ‘In het geval van de Iraniër die door het lint ging in Leuven, speelt het zeker mee dat vrouwen die mannen instructies geven, moeilijk ligt in de Arabische cultuur. Anderzijds zal tachtig procent van de mannelijke gevangenen nooit uithalen naar vrouwelijke bewakers, dus vrouwen zijn ook een meerwaarde.'

‘Van vrouwen en kinderen blijf je af, geldt nog altijd onder de meeste gevangenen, en dat geeft me als vrouw wel een stapje voor in bepaalde situaties' bevestigt Inge. ‘Maar daarnaast heb je met de ene gedetineerde al een betere band dan met de andere. En een zekere afstand moet je sowieso bewaren. Gedetineerden proberen je altijd uit, ze zien hoe ver ze kunnen gaan. Ze willen aandacht, zeker van een vrouw. Maar je kunt die mannen dat ook niet kwalijk nemen. Ze zitten de hele tijd binnen, hé.'


Scharen en wastafels

Afstand houden is een belangrijke kwaliteit voor cipiers. Enerzijds zijn ze een stukje psycholoog, luisteren ze naar verhalen en problemen, anderzijds moet de hiërarchie duidelijk zijn. Maar precies in die hiërarchie voelen cipiers zich nu aangetast. De nieuwe basiswet voor het gevangeniswezen, de zogenaamde wet-Dupont die gedetineerden sinds 2007 meer rechten geeft, zadelt hen op met een logge manier van werken. Meer nog: ze werkt agressie en onveiligheid in de hand, zo klinkt het.

‘Sinds die wet heeft het personeel de gevangenis uit handen moeten geven' zegt Inge ferm. ‘Vroeger kon je bij agressie meteen ingrijpen, kon je zonder problemen fouilleren als je dat nodig achtte. De deuren konden meteen op slot. Nu moet je voor alles toestemming vragen en een rapport opstellen. Je hebt dus minder vat op wat er allemaal de gevangenis binnenkomt.'

‘Anderzijds: gevangenen hadden bij ons sowieso al scharen in hun cel; die kunnen ze gewoon aankopen. Tot nu toe zijn daar nooit problemen mee geweest. De meeste gedetineerden hebben nu spontaan hun scharen afgegeven. Ook zij gaan niet akkoord met wat er gebeurd is.'

‘Een wet die meer negatieve dan positieve gevolgen had, zowel voor gevangenen als voor het personeel', omschrijft Eric de nieuwe basiswet.

‘Alles moet worden gemotiveerd, overal is er een papier voor nodig. Vroeger konden we gedetineerden op elk ogenblik naakt fouilleren; nu kan het alleen als we een echt vermoedens hebben. Voor tuchtsancties zijn er lange procedures nodig, op veel straffen staan beperkingen. Voeg daarbij de infrastructuur die in sommige gevangenissen verouderd is, plus de bekende overbevolking, en je beseft dat het niet makkelijk werken is.'

Laat die overbevolking nu net de regel zijn in Vorst, waar Pascal De Mol (36) werkt. Pascal is een vlotte dertiger die functioneert als een soort receptionist voor de gevangenen in het arresthuis van Vorst. Hij vindt de wet-Dupont wel een goeie zaak. ‘Door de nieuwe basiswet zijn de omstandigheden net verbeterd: de straffen zijn gestructureerder en getrapter. Vroeger maakten sommige cipiers misbruik van het gebrek aan regels. De zaken zijn er op vooruitgegaan'

Zowel Eric als Pascal hebben al met ernstige agressie te maken gehad. ‘In 1984 hebben we een gijzeling meegemaakt in Leuven Centraal waarbij een gedetineerde is doodgeschoten. Zijn naam staat nog altijd in mijn geheugen gegrift, hij zat op mijn afdeling', vertelt Eric. ‘In 1992 werd ik benoemd tot kwartieroverste in Oud-Hasselt en ook daar kreeg ik te maken met ernstige agressie. Nadat een gedetineerde zijn cel kort en klein had geslagen, viel hij me aan met een stuk wastafel. Resultaat: zes maanden thuis en nog elke dag een bloedneus, omdat het letsel moeilijk te opereren valt.'

‘In Oud-Hasselt hadden we ook enorm veel problemen met overbevolking, maar het contact met de collega's en met veel gedetineerden maakte veel goed', gaat Eric voort. ‘Dat veranderde in 2005, toen Nieuw-Hasselt werd geopend. Veel nieuwe mensen, een andere sfeer en de intrede van de wet-Dupont. Plus: een paar jaar later, in 2008, een klacht tegen mij. Nadat een bezoekster mijn vriendin had aangevallen — die ook cipier was in Hasselt — heb ik ze bij de kraag gevat en buitengezet. Gevolg: een klacht voor slagen en verwondingen. Maar mijn vriendin zit al wel twee jaar thuis door haar verwondingen.'

Severijns werd door de directie van de Hasseltse gevangenis verplicht met verlof gestuurd en spande daarom een kort geding aan tegen de gevangenisdirectie en de federale overheidsdienst Justitie. Dat liet hij in februari varen en hij ging aan de slag in Tongeren.


Niet zoals in de film

Terugkijkend op hun loopbaan blijkt vooral hoe vreemd cipier zijn in het begin wel was voor de drie. Hoe anders dan het zich voorgesteld hadden. Want wie ‘buiten' zit weet duidelijk niet wat er binnen gebeurt. En wat we kennen ‘van televisie', komt al helemaal niet overeen met de realiteit.

‘Ik ben militair van opleiding maar in 1980 deed ik mee aan het toegangsexamen voor penitentiair beambte omdat ik wou weten hoe een gevangenis werkte.' vertelt Eric. ‘Ik werd toegelaten in Leuven Centraal, maar dat was toch een schok. Hoe gemoedelijk er daar alles aan toeging! Toen was er nog maar één vleugel met een open-celsysteem, maar toch. Wat een verschil met de dril van het leger.'

Ook voor Inge was het wennen in het begin, en niet alleen omdat ze een vrouw was. ‘Ik wou altijd al bijdragen tot meer rechtvaardigheid in de wereld, mijn droom was politieagente worden. Op mijn 21ste las ik in de krant dat er cipiers werden gezocht. Ik ben ingegaan op die advertentie, met het idee: wie weet zie ik wel eens de binnenkant van een gevangenis. Maar voor ik het goed en wel besefte, werd ik aangenomen. Ik wist niet waar ik aan begon.'

Inge kwam op haar 22ste terecht in een bizarre wereld die ze dacht te kennen uit de film maar die er in de praktijk heel anders uitzag. Leuven Centraal houdt immers aan een open-celsysteem: veel gevangen lopen een aantal uren van de dag vrij rond in hun vleugel. ‘Die eerste dagen waren heel confronterend. Zeven, acht deuren voorbijgaan voor je op je werkvloer bent: dat is vreemd. En dan plots al die gevangenen zien rondlopen, daar was ik echt niet op voorbereid. Ik kende zelfs het verschil niet tussen een aalmoezenier en een gedetineerde.'

Pascal was vroeger carrosseriewerker maar zocht een job die ‘properder' was, vast werk en iets waarmee hij meer kon verdienen. ‘Ik moest wel in ploegen werken, maar de eerste maand verdiende ik al 15.000frank meer. Bovendien kon ik werken met mensen. Al heb ik het de eerste dagen wel moeilijk gehad. De kilte van de cellen, dat koude ijzerwerk. In Vorst zit iedereen vast in zijn cel, tot 23 van de 24 uur. Je moet dus meteen weten wat je doet en hoe je met de gedetineerden omgaat. Als je ze iets belooft, denken ze er 23 uur lang aan. Als jij dan het 24ste uur de cel opendoet en zegt dat je het vergeten bent: tja, dan wordt het moeilijk'.


Liefde tussen de tralies

Bijzonder in de drie gevallen is dat zowel Inge als Eric en Pascal een relatie hebben met een andere cipier. Liefde op het werk, het komt wel vaker voor, maar bij cipiers lijkt het moeilijk anders te kunnen. Eric leerde zijn huidige vriendin kennen na een echtscheiding, die indirect het gevolg was van zijn werk. De man van Inge is ook cipier in Leuven Centraal en het lijkt haar moeilijk om met iemand ‘van buiten' samen te zijn. ‘Je kunt je werkbeleving moeilijk aan iemand van buiten uitleggen. Plus: je hebt natuurlijk zwijgplicht tegenover buitenstaanders. En ik ga thuis gewoon door met mijn baan: ze houdt me 24 uur op 24 bezig. Mijn man is daar beter in, die kan alles van zich afzetten.'

Pascal vindt zijn job best wel zwaar, vooral mentaal ‘omdat je met zoveel miserie van de gevangenen wordt geconfronteerd: scheidingspapieren die toekomen, ouders van een gevangene die sterven terwijl hij binnenzit... Dat neem je mee naar huis. Je verandert, je wordt koeler. Als je drie zelfmoorden hebt gezien, dat laat sporen na. Bij de eerste ophanging heb ik het lijk moeten lossnijden met een broodmes. De job heeft me ook mijn eerste huwelijk gekost; ik ben nu samen met een criminologe. Zij begrijpt me.'

‘Maar ondanks alles doe ik mijn werk graag', voegt hij er aan toe. ‘Het ligt me en ik hou van het contact met de gedetineerden. Misschien had ik nog eerder cipier moeten worden.'


Blog DS, 07-11-2009 (Filip Salmon)