PDA

Bekijk de volledige versie : Verdriet is als een schaduw


Barst
1st November 2009, 01:06
Verdriet is als een schaduw


In de lente van 2008 stierf de tienjarige Siel Van Campfort. Ze had leukemie. Iedereen was tot het uiterste gegaan om het afscheid zo mooi mogelijk te maken. Sommige kinderen hielden zich opvallend flink; de volwassenen hadden het al zwaar genoeg met hun eigen verdriet. Maar de pijn is nog lang niet over.


Ze schuifelen een beetje afwachtend binnen in hun oude klas, waar alles nog aan toen herinnert: drie prille pubers, die iets uitgesproken vertederends en kwetsbaars over zich hebben. Eerst Seppe, die Siel al kent van in de eerste kleuterklas. Daarna Julie, vriendin van Siel. En ten slotte Kaat, die het van bij het begin van het gesprek erg moeilijk heeft: Siel was haar boezemvriendin. De enige, de beste. Ze wil graag vertellen, maar haar stem breekt wanneer ze het over haar grote gemis heeft: ‘Siel en ik waren altijd samen. Eigenlijk hoefde ik nooit iemand anders, al van toen we kleuters waren. Toen zij ziek werd, voelde ik me ineens heel alleen.'

Gerd Vanherck, onderwijzeres in het vijfde leerjaar van de Vrije Basisschool Trapop in Retie, maakte het allemaal vanop de eerste rij mee: de vragen van de kinderen, het nauwe contact met de ouders, de installatie van de Bednet-computer in de klas — Siel wilde zo weinig mogelijk missen, want ze was vastbesloten om naar het zesde leerjaar te gaan — en ten slotte ook het afscheid. ‘Ook voor mij is dit bijzonder aangrijpend geweest', vertelt ze. ‘Ik heb veel verdriet gezien in de klas, maar door die gedeelde emotie is wel een unieke vriendschap en verbondenheid ontstaan. De kinderen hebben mij evenzeer getroost als ik hen. Ik weet nog hoe moeilijk ik het had bij het invullen van de rapporten: elke keer dat lege vakje bij Siels naam. Kaat — uitgerekend zij — kwam toen naar me toe om te vragen: “Gaat het, juffrouw?” Zelf vertelde ze bijna niets over hoe ze zich voelde. Ze hield zich altijd zo flink.'

De moed erin houden, tegen beter weten in, was wat de juf voor ogen hield: ‘Ik ben altijd positief gebleven als ik het over Siel had. Ik wilde de klas geruststellen, dus vertelde ik over al die ongelooflijk knappe dokters in Leuven, die er wel iets op zouden vinden. Misschien was dat omdat ik het zelf zo graag wilde geloven.' Er sluipt iets van onzekerheid in haar stem: “Vinden jullie dat ik heel hard gelogen heb toen? Vonden jullie dat verkeerd?” Kaat, Seppe en Julie schudden het hoofd. Niemand neemt het haar kwalijk.

Het verhaal komt met horten en stoten, tussen de tranen door, maar de drie zijn verrassend openhartig. Juf Gerd troost en bemoedigt hen als ze het nodig hebben, en wanneer haar stem even stokt, is het Kaat die een hand op haar schouder legt om haar te troosten.


Zwijgen tot het einde

Eind maart 2008 kwam het bericht dat Siel niet meer zou genezen. Nog hooguit een maand gaven de dokters haar. Het was een maand die ze zo zorgeloos mogelijk moest kunnen doorbrengen, vonden haar ouders. Dus werd alles in het werk gesteld om haar de tijd van haar leven te bezorgen: uitstapjes, zoveel bezoek van vriendinnetjes als ze maar wilde — en aankon — en alle zorg en liefde van de wereld. Niemand mocht haar vertellen dat ze zou doodgaan. Het was een publiek geheim, waarmee alle betrokkenen zorgzaam en met een verbazende vanzelfsprekendheid omgingen. Ook Seppe en Julie. ‘Het zwijgen viel best mee', zeggen ze eensgezind. ‘We wilden dat Siel alles uit die laatste maand zou halen, en dat mochten we op geen enkele manier verknoeien.'

Van de drie werd alleen Kaat in het ongewisse gehouden over Siels naderende einde: ‘Mijn mama wilde het me liever niet zeggen, maar toch kreeg ik heel sterk het gevoel dat Siel het niet zou overleven. Ik mocht vaak bij haar gaan spelen, die laatste weken. Maar ik was bang. Op een avond vroeg Martine, de mama van Siel, of ik langs wilde komen. Het ging heel slecht met haar. Ik ben er meteen naartoe gegaan. Ik ben bij Siel gaan zitten. Ik heb nog iets gezegd tegen haar. Ze keek naar me en wilde iets terugzeggen. Maar er kwam niets meer. Haar ogen draaiden weg en werden helemaal wit. En toen was Siel dood.'

Seppe hoorde het nieuws over Siels dood van zijn stiefvader. ‘Ik dacht eerst dat het een grap was, omdat hij altijd grapjes tegen me maakt. Maar dit was geen grap, het was echt. Ik ben meteen naar mijn kamer gerend en ben op mijn bed gaan liggen. Om aan Siel te denken. Ik wilde alleen zijn.'

‘Mijn mama belde die dag toevallig naar Martine om te vragen of Siel mocht komen spelen', zegt Julie, ‘maar dat kon niet meer omdat ze op sterven lag. En toen ging ze echt dood. Ik kon het maar niet geloven. Het heeft een hele tijd geduurd voor het tot me doordrong. Toen ik het goed en wel besefte, heb ik het er vreselijk moeilijk mee gehad.'

Op school werd er alles aan gedaan om de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. In de voormiddag werd er gepraat, een beetje lesgegeven — al was dat niet gemakkelijk — en na de middag was er keuze uit vijf activiteiten, naargelang de behoeften van elke leerling: een stille ruimte, een wandeling, schilderen of kleien. Er was ook een leeshoek, met boeken over doodgaan, over verdriet en rouw. De herinneringen aan die dag lijken ver weg te zitten, maar ze weten nog wel precies hoe ze zich voelden, hoe vreemd alles was. Er was meer dan het verlies van een vriendinnetje. Iedereen leek anders.

‘Ik weet nog hoe raar ik het vond mijn ouders te zien huilen', zegt Julie. ‘Dat was nog niet vaak gebeurd. Ik vond het normaal dat ze verdriet hadden, maar ik vond het tegelijk best moeilijk. Met mijn mama kon ik altijd praten over mijn verdriet, maar als ze dan begon te huilen, stortte ik zelf ook weer in. Het is vreemd. Aan de ene kant doet het me verdriet als ik het verdriet van andere mensen zie. En aan de andere kant geeft het me het gevoel dat ik er niet alleen voor sta. Er stond toen ook altijd wel iemand klaar om me te troosten. Dat was wel fijn.'

De dood van Siel mocht tastbaar zijn voor iedereen. Betuttelende kreten als ‘dat is niks voor kinderen' of ‘laat ze gewoon spelen en hou ze ver weg van al dat verdriet', bleven achterwege. En dus ging de klas kijken naar het overleden klasgenootje. Wie liever buiten bleef, mocht dat. Maar iedereen ging mee. Een laatste groet, veel kruisjes en af en toe een kus.

De uitvaartplechtigheid was groots en sereen. Seppe mocht de voorbeden lezen en Kaat las een zelfgeschreven tekst voor, zonder haperen of bibberen.


Schaduw

Manu Keirse, klinisch psycholoog en auteur van onder andere Helpen bij verlies en verdriet en Kinderen helpen bij verdriet, is ondubbelzinnig over hoe diep de sporen van rouw kunnen zijn: ‘Ook al slijt verdriet, vaak gaat het nooit helemaal over, een leven lang niet. Verdriet is als een schaduw: soms zie je hem niet, omdat hij achter je ligt, soms loert hij ergens van opzij. En soms loop je de hoek van de straat om en doemt hij levensgroot voor je op. De kleinste voorvallen kunnen de pijn in alle hevigheid weer oproepen: een stem, een geur, een liedje, de eerste krokus die uitkomt na de winter.'

Dat verdriet trager slijt dan ze gedacht hadden, beamen ze alledrie.

‘Laatst hoorde ik “Walk on water” van Milk Inc.', vertelt Julie. ‘Dat was Siels lievelingsliedje, en ik voelde me op slag triest. Ik kan eigenlijk nog altijd niet zo goed tegen droevige liedjes. Dan denk ik aan haar. En dan probeer ik troost te vinden in de berichtjes op Siels blog.'

‘Ik ook', valt Seppe in. ‘Vroeger kwamen er veel mensen op de blog, maar nu is dat fel verminderd. Ik lees hem nog steeds, en soms schrijf ik er zelf iets op. Dan voel ik me beter.'

Voor Kaat was 1 september een van de moeilijkste dagen van de afgelopen maanden. ‘We zouden samen naar het eerste middelbaar gaan, Siel en ik. Samen naar school fietsen. En toen besefte ik eens zo hard: het zal nooit gebeuren. Siel gaat niet met me mee. Ze is er niet meer. Vanaf die dag ben ik de blog helemaal opnieuw gaan lezen, vanaf het begin. Bij alles wat ik lees, denk ik: wat heeft ze toch allemaal moeten doormaken? Waarom heeft ze zoveel pijn gehad?

Soms gebeurt het dat iedereen om me heen vrolijk is. Er wordt veel gepraat en gelachen, en dan kan ik me ineens zo eenzaam voelen. Was Siel hier maar, denk ik dan. Maar huilen durf ik niet op zulke momenten, want dan verpest ik het alleen maar voor de anderen. En eigenlijk wil ik niet meer huilen.'

‘Waarom niet?' komt juf Gerd tussen. ‘Ik huil toch ook?'

‘Ik wil het gewoon niet', zegt Kaat. ‘Ik wil niet meer verdrietig zijn, maar het lukt me niet. Ik heb zo vaak gedacht: waarom kon ik het niet zijn? Waarom ben ik niet doodgegaan in de plaats van Siel?'


Keilekkere koekjes

Geloven ze in het hiernamaals? In een leven na de dood? Is Siel echt helemaal weg? Toch niet, zo blijkt. Kaat, Julie en Seppe hebben elk voor zichzelf een invulling gegeven aan de dood van Siel.

‘Vroeger geloofde ik niet in de hemel', zegt Julie, ‘maar nu Siel dood is wel. Ik denk dat zij ergens daarboven is.'

‘Bij mij is het anders', zegt Seppe. ‘Het was toen een erg moeilijk jaar, want enkele weken na Siel is ook mijn grootmoeder gestorven. Ik weet niet of er een hemel is, maar Siel en mijn grootmoeder zitten in mijn hart. Dat gaat nooit voorbij.'

‘Voor mij is ze er nog steeds', zegt Kaat. ‘Toen ze pas dood was, had ik een Siel-doos op mijn kamer. Soms wilde ik haar iets vertellen of vragen. Dan schreef ik mijn vraag op een briefje en stopte het in die doos. Toen ik insliep, droomde ik altijd over Siel: zij praatte tegen me en gaf het antwoord op mijn vragen. Ik denk graag terug aan alle fijne dingen die we samen gedaan hebben. Mijn beertje helpt me daarbij, het beertje dat we gekregen hebben tijdens onze uitstap met Make-a-Wish.'

‘Weet je waaraan ik graag terugdenk?' zegt Seppe. ‘Aan die keer toen Siel de klas binnenkwam met van die keilekkere koekjes, die ze zelf gemaakt had! We kregen toen het recept mee naar huis, en nu maken we die koekjes ook soms thuis.'

‘Ik ben nog altijd blij als ik denk aan een grote picknick bij haar in de tuin', zegt Julie. ‘Vier meisjes mochten met haar in de boomhut, en ik was erbij.'

‘Op een erg hete dag ging ik bij haar spelen', herinnert Kaat zich. ‘Iedereen wilde zwemmen, en ik ook. Maar Siel mocht er niet in, en dat vond ik zo jammer voor haar. Dus bleef ik aan de kant zitten. En toen heeft ze me gewoon het water in geduwd.'

Juf Gerd herinnert zich vooral een bijzondere uitstap met de klas, op een heldere februaridag. ‘Het leek die dag wel lente. We zijn toen met zijn allen naar Siel gefietst voor een verrassingsbezoek. We gingen voor haar huis staan, en we riepen in koor…'

Kaat (voorzichtig glimlachend): ‘Surprise!'

‘De jongens hebben gevoetbald in de tuin, en de meisjes gingen samen met Siel op de trampoline zitten', gaat juf Gerd verder. ‘Siel straalde. Ze heeft er 's avonds een stukje over geschreven op de blog.'

Of ze nog iets willen toevoegen aan alles wat ze verteld hebben? Voor Kaat is het goed geweest, maar Seppe en Julie willen nog iets kwijt.

Seppe: ‘Toen Siel nog leefde, werd er een benefiet voor haar georganiseerd. Ik moest die dag naar de Chiro, en mijn moeder dacht dat we in groep naar dat benefiet zouden gaan. Dat was niet het geval. Ik heb alles gemist, en dat kan ik mezelf maar niet vergeven.' Er volgen enkele troostende woorden van de juf, en daarna luidt Julies verzuchting: ‘Siel is gecremeerd en de urn staat bij haar thuis. Dat is mooi, maar ik mis een plek om naartoe te gaan. Er is geen graf, er is helemaal niets.'

Alles is gezegd. Voor ze de klas verlaten, zegt Seppe met een zucht die van diep lijkt te komen: ‘Eigenlijk doet het wel deugd dat we dit allemaal eens mogen vertellen.'

Die avond mailt Gerd Vanherck het tekstje dat Siel op de blog schreef na het verrassingsbezoek:

Ze zijn stiekem naar hier gekomen met de fiets. Alle kinderen van het vijfde leerjaar zijn mij komen bezoeken. Keiplezant om iedereen nog eens in 't echt te zien. Het mocht nog veel langer duren. Ik ben héél blij met deze verrassing. Dank u, leerlingen van het vijfde leerjaar.


Mag dat wel, lachen?

Martine Van Lieshout, de moeder van Siel, herinnert zich hoe overmand door verdriet ze zich die eerste tijd voelde. En hoe moeilijk het daardoor was om troost te bieden aan haar twee andere kinderen.

‘Als je kind sterft, verandert je hele leven', zegt ze. ‘Bij kinderen horen toekomstplannen, en van de ene dag op de andere was dat allemaal voorbij. We hadden zoveel werk met onszelf, maar ik besefte goed dat het voor de kinderen ook hard was. Rune, de jongste, heeft alles op een heel speelse manier verwerkt. Ze begon meteen spulletjes van Siel te verzamelen: een balpen, kledingstukken en zoveel meer. Alles heeft een plaats gekregen op haar kamer. Ze babbelde ook vaak over Siel, haalde herinneringen op aan grappige voorvallen, waar wij dan moesten om glimlachen.'

Talle, nu veertien, beleefde alles al veel bewuster.

‘Siel was een vrolijke zus. Een doorzettertje', vertelt ze. ‘Ze was ook heel slim, slimmer dan ik. Maar minder sportief. Haar dood was een enorme schok. Ik wist dat het zou gebeuren, maar al die tijd ben ik blijven hopen dat het toch goed zou komen met haar. Toen ze stierf, kon ik alleen maar heel hard huilen. Liefst alleen, op mijn kamer, want mijn ouders hadden het al zwaar genoeg. Dan praatte ik tegen het knuffelbeestje dat Siel me gegeven had, en stelde ik me voor dat ze me zou horen.'

Talle praatte met niemand over haar verdriet. ‘Ik wist niet hoe ik dat moest doen, over zoiets ergs praten. Het is niet dat ik me niet begrepen voelde, maar ik wist me geen blijf met alles wat ik voelde. Ik ben toen een tijdlang bij een psycholoog geweest, en die gesprekken hebben me heel veel deugd gedaan.'

Ook Talle heeft — een ideetje van haar moeder — een Siel-doos op haar kamer. Het is een doos vol herinneringen. ‘Telkens wanneer me iets te binnen valt over Siel, schrijf ik dat op en verdwijnt het in de doos. Er komen nog steeds herinneringen bij. Ik bewaar alles voor later.'

Vandaag vindt Talle het nog steeds moeilijk om met leeftijdgenoten te praten over de dood van haar zusje. Ze leidt het leven van een tiener, zoals alle anderen. En ze lacht soms, net als iedereen, al voelt ze zich daar meteen schuldig over: ‘Ik vraag me dan af: mag ik dat wel, lachen?'


DS, 31-10-2009 (Kathleen Vereecken)