Charlotte.Smekens
24th October 2009, 16:37
Iedereen schrijft nu voor de lol
• donderdag 22 oktober 2009
• Auteur: Carola Houtekamer, © NRC Handelsblad
TAALKUNDE — ROTTERDAM - Sms'en is niet slecht voor de spellingvaardigheid. En het is juist goed voor de taalvaardigheid.
Fervent gebruik van sms-taal (jargon, losse letters, fonetische spelling, emoticons, afkortingen) houdt nauwelijks verband met spellingvaardigheid. Dat concludeerden Canadese onderzoekers, die sms-gedrag van veertig tieners tussen twaalf en zeventien jaar bestudeerden. Hun onderzoek wordt binnenkort gepubliceerd in het vakblad Reading and Writing (maar staat nu al online).
Met andere woorden: hoe onbegrijpelijk jongeren ook sms'en, het zegt niets over spelling op school. Wie had dat verwacht?
Wie dat niets verbaast, is Andrea Lunsford, hoogleraar Engels en retoricus aan Stanford University. Digitaal schrijven is de grootste revolutie in geletterdheid sinds de Grieken, zegt ze. 'De verandering is groter dan die van een orale traditie naar schrift. We zitten er middenin, iedereen doet mee en het verandert per jaar.'
Internet verbetert de schrijfvaardigheid. Echt? Maar hoe dan?
Het belangrijkste, zegt Lunsford aan de telefoon, is dat mensen nu schrijven. Voor internet kwam, schreef je in de klas of als je baas erom vroeg. Sporadisch hield je een dagboek bij of schreef je een brief of een gedicht. Maar dat is in omvang niets vergeleken met de eindeloze twitterstreams, blogposts, reacties op fora en hyves-updates.
Lunsford (zelf geen blog, want geen tijd) coördineert de Stanford Study of Writing. Ze verzamelde tussen 2001 en 2006 bijna 15.000 schrijfsels van 189 studenten, van e-mails tot essays. In die tijd, zegt ze, nam het bloggen en schrijven op sociale netwerksites erg toe. Maar liefst 38 procent van het verzamelde werk was self-sponsored writing: niet in opdracht geschreven. Dat is een revolutie, zegt ze. Mensen zijn uit zichzelf gaan schrijven.
Lunsford krijgt steun van Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut dat de Nederlandse taal en cultuur onderzoekt (die niet eens een mobiele telefoon heeft). Niet alleen schrijven mensen meer, maar veel meer mensen doen nu aan schrijven. Bennis ziet dat sinds de komst van nieuwe media 'schrijven op een veel prominentere plek is beland' en daar is hij enthousiast over.
Hij zegt: 'De timmerman, de stratenmaker, waarom moesten die vroeger schrijven? Nu sms'en en twitteren ze ook.' En ja, doordat niet alleen de hoogopgeleiden schrijven, zie je meer spelfouten. 'Maar op fora word je daar niet meer op afgerekend.' Dus blijft iedereen in the game.
Veel meer mensen schrijven, voor de lol. Dat is één. Twee is dat schrijven op internet retorische vaardigheden verbetert. Dat komt doordat een blogpost, een reactie op een forum of een bericht op Facebook een publiek heeft, in tegenstelling tot een paper voor één docent.
In het artikel Performing Writing, Performing Literacy (in het tijdschrift College Composition and Communication, december 2005) gaf Lunsford de eerste bevindingen uit de schrijfstudie. Studenten, zo bleek, vonden schrijven in opdracht van docenten formeler en saaier. Het ging vaak over onderwerpen die abstract waren en hen niet aan het hart lagen. En het maakte toch niet uit; wat ze schreven had geen effect.
'Self-sponsored writing', waar veel van op het web te vinden is, noemden ze persoonlijker, directer, emotioneler, en leuker. Het ging vaker over iets waar ze gepassioneerd over waren en er was een publiek dat overtuigd moest worden.
Persoonlijk schrijven is vast leuker, maar eindigt niet per se in een coherent betoog, werpen critici tegen. Direct, emotioneel en snel is iets anders dan doordacht, helder, logisch, beknopt. Schrijven op internet nodigt daar niet toe uit, het werkt het wellicht zelfs tegen.
'Op internet is het moeilijk een lang betoog te houden', geeft Lunsford toe. 'Het web is ongenadig wat lengte betreft. Maar er worden wel degelijk argumenten gegeven.'
En ze zag in de Stanford Study niet dat de kwaliteit van academische teksten achteruitging. 'Het één vervangt niet het ander, het is een extra capaciteit.'
Lunsford laat in het artikel uit 2005 student Paolo aan het woord over die capaciteit: 'Persoonlijk schrijven heeft meer mijn stijl en gaat vrijer om met grammatica.' Lunsford verduidelijkt: 'Dat is niet omdat het schrijven zonder conventies of regels is. Paolo maakt zijn keuzes opzettelijk en gepland, met een duidelijk idee van zijn publiek en retorisch doel.'
Dat publiek wisselt bovendien, en dat vereist flexibiliteit in schrijfstijl. Een mail aan je moeder stel je anders op dan een woedende reactie op een blog of een wervende uitnodiging voor een feestje.
Die flexibiliteit zag Bennis van het Meertens Instituut vroeger niet, toen hij in een postkamer werkte. 'Daar kreeg je brieven met: “geachte... als dat ik u zou willen zeggen dat..., Dat waren van die bezwerende, mysterieuze formules. Schrijftaal kwam niet los van de formele taal.'
Bron: www.standaard.be
Persoonlijk heb ik mijn twijfels bij de standpunten in dit artikel. Langs de ene kant ben ik het er volledig mee eens dat steeds meer mensen “schrijven” door de uitvinding van de GSM en het internet. Langs de andere kant denk ik wel dat dit invloed heeft op de spellingvaardigheid. Het is namelijk bewezen dat mensen vaak d/t-fouten maken doordat ze de meest frequente vorm van het werkwoord gebruiken. Bijvoorbeeld “het gebeurd” in plaats van “het gebeurt”, omdat “gebeurd” nu eenmaal veel vaker gebruikt wordt. Op het internet en in sms’en wordt er veel minder aandacht aan spelling besteed, dus lees je hierbij veel fouten. Volgens mij sla je deze onbewust sowieso op en ga je nadien veel meer de neiging hebben om foute vormen van woorden en werkwoorden te gebruiken, omdat je deze zo al vaak gelezen hebt. Men heeft bij dit onderzoek ook maar op 40 studenten gefocust, wat wel erg weinig is om algemene besluiten te trekken. Ondanks het gegeven dat sms en internet aanzetten tot taalgebruik, ben ik het dus niet eens met de inhoud van dit artikel.
• donderdag 22 oktober 2009
• Auteur: Carola Houtekamer, © NRC Handelsblad
TAALKUNDE — ROTTERDAM - Sms'en is niet slecht voor de spellingvaardigheid. En het is juist goed voor de taalvaardigheid.
Fervent gebruik van sms-taal (jargon, losse letters, fonetische spelling, emoticons, afkortingen) houdt nauwelijks verband met spellingvaardigheid. Dat concludeerden Canadese onderzoekers, die sms-gedrag van veertig tieners tussen twaalf en zeventien jaar bestudeerden. Hun onderzoek wordt binnenkort gepubliceerd in het vakblad Reading and Writing (maar staat nu al online).
Met andere woorden: hoe onbegrijpelijk jongeren ook sms'en, het zegt niets over spelling op school. Wie had dat verwacht?
Wie dat niets verbaast, is Andrea Lunsford, hoogleraar Engels en retoricus aan Stanford University. Digitaal schrijven is de grootste revolutie in geletterdheid sinds de Grieken, zegt ze. 'De verandering is groter dan die van een orale traditie naar schrift. We zitten er middenin, iedereen doet mee en het verandert per jaar.'
Internet verbetert de schrijfvaardigheid. Echt? Maar hoe dan?
Het belangrijkste, zegt Lunsford aan de telefoon, is dat mensen nu schrijven. Voor internet kwam, schreef je in de klas of als je baas erom vroeg. Sporadisch hield je een dagboek bij of schreef je een brief of een gedicht. Maar dat is in omvang niets vergeleken met de eindeloze twitterstreams, blogposts, reacties op fora en hyves-updates.
Lunsford (zelf geen blog, want geen tijd) coördineert de Stanford Study of Writing. Ze verzamelde tussen 2001 en 2006 bijna 15.000 schrijfsels van 189 studenten, van e-mails tot essays. In die tijd, zegt ze, nam het bloggen en schrijven op sociale netwerksites erg toe. Maar liefst 38 procent van het verzamelde werk was self-sponsored writing: niet in opdracht geschreven. Dat is een revolutie, zegt ze. Mensen zijn uit zichzelf gaan schrijven.
Lunsford krijgt steun van Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut dat de Nederlandse taal en cultuur onderzoekt (die niet eens een mobiele telefoon heeft). Niet alleen schrijven mensen meer, maar veel meer mensen doen nu aan schrijven. Bennis ziet dat sinds de komst van nieuwe media 'schrijven op een veel prominentere plek is beland' en daar is hij enthousiast over.
Hij zegt: 'De timmerman, de stratenmaker, waarom moesten die vroeger schrijven? Nu sms'en en twitteren ze ook.' En ja, doordat niet alleen de hoogopgeleiden schrijven, zie je meer spelfouten. 'Maar op fora word je daar niet meer op afgerekend.' Dus blijft iedereen in the game.
Veel meer mensen schrijven, voor de lol. Dat is één. Twee is dat schrijven op internet retorische vaardigheden verbetert. Dat komt doordat een blogpost, een reactie op een forum of een bericht op Facebook een publiek heeft, in tegenstelling tot een paper voor één docent.
In het artikel Performing Writing, Performing Literacy (in het tijdschrift College Composition and Communication, december 2005) gaf Lunsford de eerste bevindingen uit de schrijfstudie. Studenten, zo bleek, vonden schrijven in opdracht van docenten formeler en saaier. Het ging vaak over onderwerpen die abstract waren en hen niet aan het hart lagen. En het maakte toch niet uit; wat ze schreven had geen effect.
'Self-sponsored writing', waar veel van op het web te vinden is, noemden ze persoonlijker, directer, emotioneler, en leuker. Het ging vaker over iets waar ze gepassioneerd over waren en er was een publiek dat overtuigd moest worden.
Persoonlijk schrijven is vast leuker, maar eindigt niet per se in een coherent betoog, werpen critici tegen. Direct, emotioneel en snel is iets anders dan doordacht, helder, logisch, beknopt. Schrijven op internet nodigt daar niet toe uit, het werkt het wellicht zelfs tegen.
'Op internet is het moeilijk een lang betoog te houden', geeft Lunsford toe. 'Het web is ongenadig wat lengte betreft. Maar er worden wel degelijk argumenten gegeven.'
En ze zag in de Stanford Study niet dat de kwaliteit van academische teksten achteruitging. 'Het één vervangt niet het ander, het is een extra capaciteit.'
Lunsford laat in het artikel uit 2005 student Paolo aan het woord over die capaciteit: 'Persoonlijk schrijven heeft meer mijn stijl en gaat vrijer om met grammatica.' Lunsford verduidelijkt: 'Dat is niet omdat het schrijven zonder conventies of regels is. Paolo maakt zijn keuzes opzettelijk en gepland, met een duidelijk idee van zijn publiek en retorisch doel.'
Dat publiek wisselt bovendien, en dat vereist flexibiliteit in schrijfstijl. Een mail aan je moeder stel je anders op dan een woedende reactie op een blog of een wervende uitnodiging voor een feestje.
Die flexibiliteit zag Bennis van het Meertens Instituut vroeger niet, toen hij in een postkamer werkte. 'Daar kreeg je brieven met: “geachte... als dat ik u zou willen zeggen dat..., Dat waren van die bezwerende, mysterieuze formules. Schrijftaal kwam niet los van de formele taal.'
Bron: www.standaard.be
Persoonlijk heb ik mijn twijfels bij de standpunten in dit artikel. Langs de ene kant ben ik het er volledig mee eens dat steeds meer mensen “schrijven” door de uitvinding van de GSM en het internet. Langs de andere kant denk ik wel dat dit invloed heeft op de spellingvaardigheid. Het is namelijk bewezen dat mensen vaak d/t-fouten maken doordat ze de meest frequente vorm van het werkwoord gebruiken. Bijvoorbeeld “het gebeurd” in plaats van “het gebeurt”, omdat “gebeurd” nu eenmaal veel vaker gebruikt wordt. Op het internet en in sms’en wordt er veel minder aandacht aan spelling besteed, dus lees je hierbij veel fouten. Volgens mij sla je deze onbewust sowieso op en ga je nadien veel meer de neiging hebben om foute vormen van woorden en werkwoorden te gebruiken, omdat je deze zo al vaak gelezen hebt. Men heeft bij dit onderzoek ook maar op 40 studenten gefocust, wat wel erg weinig is om algemene besluiten te trekken. Ondanks het gegeven dat sms en internet aanzetten tot taalgebruik, ben ik het dus niet eens met de inhoud van dit artikel.