wim leenaerts
3rd July 2009, 12:50
De evolutie als dikmaker
Bent je te dik? Eigen schuld, dikke bult! Of nee, sorry, dat is het oude credo. Trek het je niet aan, het is niet jouw schuld! Zo klinkt het nu. Vanaf zowat de jaren zeventig van de vorige eeuw groeide de afslankeconomie gestaag, met massa’s diëten en hun bijbels, die ons een spiegel voorhielden: “Zoveel mag je wegen, anders wordt je gestraft met een dik lijf en alle sociale afkeuringen die daar het gevolg van zijn; die schuld kan afgelost worden door de recepten in onze bijbel te volgen, streng en meedogenloos, tot je onze norm hebt bereikt.” En, zoals dat nu eenmaal gaat met bijbels, had elk strekking zijn volgelingen.
Miljoenen mannen en vooral vrouwen hebben zich in het martelbord van de eettafel gelegd en hun lichaam zoveel mogelijk calorieën ontzegd. De zweep erop! Sla al die kilo’s eraf. Elke bijbel kende een kortetermijneffect, men verloor inderdaad even wat gewicht. Maar over lange termijn is in de westerse wereld tijdens het zwaaien met bijbels het gemiddelde lichaamsgewicht, of correcter de BMI, toegenomen! Niks gewichtsverlies. Dus horen we nu, zeer recent, een ander geluid. Nieuwe goeroes zeggen vandaag dat het niet jouw schuld is. Anders was het percentage obese mensen niet zo fel gestegen. Een nieuwe afslankfilosofie die de verkoop van nieuwe bijbels moet opkrikken. De schuld ligt bij de voedingsindustrie, het verzadigingscentrum in ons brein, ja zelfs de evolutie moet in de beklaagdenbank… Aha, evolutie, dat trekt onze aandacht en dus moeten we daar toch iets over zeggen.
Is de evolutie inderdaad verantwoordelijk voor ons dikzijn? We gaan best wat grasduinen in de kennis van onze evolutie om na te gaan of er inderdaad factoren uit ons verleden à charge kunnen worden ingeroepen. En ja, dan vinden we zeker verklaringen die minstens wetenschappelijk interessant zijn, maar misschien toch ook wel een beetje meer inzicht kunnen geven, wat belangrijk kan zijn in het gevecht met ons lichaamsvet.
Gebakje
Onze voorouders – en we mogen teruggaan vanaf iets meer dan tienduizend jaar geleden tot de eerste mensen, over Homo erectus en habilis tot Australopithecus – kenden een evenwicht tussen de hoeveelheid energie die ze verbruikten in het dagelijks leven en de hoeveelheid energie die ze opnamen via voeding. We hebben uit antropologische vondsten genoeg aanwijzingen dat die voorouders in hun voedsel moesten voorzien door jacht en vooral verzamelen van allerhande eetbare dingen, noten, fruit, knollen, beestjes… Geen slagerij, geen bakkerij, geen ijstent, maar hard werken om voldoende eten te vinden. Geen zitbank of bureaustoel, geen auto of trein, geen internet die de bewegingen beperken. Wat gegeten werd, werd verbrand. Meer nog, soms was er onvoldoende eten en dreigde hongersnood. Wie die hongersnood niet kon overleven, is wellicht niet onze voorouder geworden. Wel diegene die een oplossing had gevonden om die moeilijke periode te overleven, met name een voorraadkast. Dat is geen kast op poten, maar een voorraad die werd meegedragen onder de vorm van lichaamsvet. Wanneer meer voedsel werd gevonden dan echt nodig was voor het dagdagelijks leven, werd dat niet weggegooid maar gestockeerd op een chemisch bijzonder goed doordachte manier: als vet tussen de lichaamsweefsels.
Om te garanderen dat onze overgrootoma en -opa wel degelijk die stockage van overbodige energie zouden bewerkstelligen, voorzag de evolutie hen met een verfijnd mechanisme: sterk aangetrokken worden door zoet en vet, de twee meest krachtige energiebronnen. Het brein werd geprogrammeerd om als bezeten te reageren op alles wat zoet of vet is, zodat elke kans op het aanleggen van een voorraad zeker zou benut worden. Veel zoet en vet kwamen ze toen niet tegen, maar die uitzonderlijke keren dat het wel gebeurde, zorgde het brein ervoor dat de energie werd opgenomen en omgezet in vet. Datzelfde brein laat ons vandaag nog steeds een ijstent binnenstappen: “Zoet! Vet! Onvoorwaardelijk ten aanval!”. Natuurlijk verbruiken we daarbij ook energie. We moeten die ijstent immers binnenstappen, de portemonnee bovenhalen én openen, het ijshoorntje dragen en nog likken ook… Spijtig dat we het ijsje niet kunnen downloaden op iSweets.
Wat in onze maag wordt opgenomen, wordt boekhoudkundig bijgehouden door het lichaam. Er worden signalen naar de hersenen gestuurd, meer bepaald de hypothalamus, om het verzadigingscentrum op de hoogte te brengen dat er voldoende is gegeten. Dat centrum reageert met een verzadigingsgevoel en zet de eetactiviteiten stop. Goed idee van de evolutie om zo een regelsysteem in het leven te roepen, maar slecht idee om dat niet aan te passen aan onze huidige eetgewoonten. Want, het verzadigingscentrum treedt pas 30-45 minuten na de start van de maaltijd in werking. We kunnen ons best voorstellen dat dit bij onze voorouders een goed systeem was. Eten duurde wellicht lang omdat men geen gekookte maaltijd op het bord had liggen, men moest het rauwe vlees en de harde noten en knollen verzamelen en er moest lang op gekauwd worden om het binnen te krijgen. Als men dan op tijd het signaal kreeg dat het genoeg was, was het ook genoeg. Vandaag duren onze maaltijden vaak minder dan vijftien minuten en schrokken we te veel naar binnen omdat het verzadigingscentrum van onze voorouders niet kan volgen. Na een half uur of drie kwartier stellen we vast dat we ons overeten hebben. Kassa kassa voor het lichaamsvet.
Niet alleen zijn de energiebalans en het verzadigingscentrum verstoord, we hebben ook nooit een sterke en automatische logica ontwikkeld om toekomstgericht te denken. Wat bedoel ik daarmee? Er is dat oude grapje van de man die aan de pomphouder vraagt wat één drubbel benzine kost. “Euh, niets natuurlijk!” is het antwoord waarop de man enthousiast reageert: “Druppel mijn tank dan maar vol!” Zo grappig is dit eigenlijk niet, want dat principe passen wij zelf dagelijks toe, zonder ermee te lachen. Stel, er ligt een gebakje op mijn bord. Vermits mijn BMI te hoog is, moet ik “afblijven” zeggen. Maar ik volg een andere logica, punt per punt volledig juist. Dat ene gebakje maakt me niet dikker. Er zal met mijn lichaam niets gebeuren als ik die ene gastronomische schoonheid opeet. Sterker nog, als ik het niet opeet, zal ik niets vermageren. Het komt niet op één gebakje aan, noch positief, noch negatief. Eén drubbel benzine is gratis, één gebakje ook – althans qua lichaamsgewicht. Dus gaat het erin. Diezelfde redenering telt natuurlijk morgen ook voor die hamburger op mijn bord en overmorgen voor die portie friet. Stuk voor stuk onschuldige eeteenheden die niet verantwoordelijk zijn voor mijn lijn. Een gebakje kan er altijd nog bij. Natuurlijk weten we wel dat een benzinetank niet gratis kan volgedruppeld worden, maar diezelfde redenering volgen als het over calorieën gaat is flink wat moeilijker. We druppelen maar voort, tot de tank vol is, en schrikken dan dat we moeten betalen, met overgewicht.
Terzijde, hetzelfde verhaal kunnen we vertellen over stoppen met roken. Eén sigaret maakt geen verschil, daar krijg je geen longkanker van. Maar o wee als de tank volgedruppeld is met sigarettenrook.
Als we wat meer ingebakken logica zouden hebben die ons toekomstgericht laat handelen, zou een dieet veel gemakkelijker zijn. Dan zou dat ene gebak, die ene hamburger of die ene portie friet niet als onschuldig worden ervaren. Maar onze voorouders hadden gedurende miljoenen jaren geen baat bij dit systeem, dus waarom zou de evolutie het dan hebben ontworpen? Vandaag moeten we zo een ingebakken drijfveer vervangen door andere stimulansen, onder de vorm van een bijbel of een dieetgoeroe. En dus doen de weight watchers wat de evolutie niet deed.
Van deze bedenkingen zal je geen gewicht verliezen, integendeel om dit te lezen zat je weer enkele minuten stil, en werd je energiebalans nog maar eens ontwricht. Sorry!
Bron: breinlogs.scilogs.be (http://breinlogs.scilogs.be//index.php?op=ViewArticle&articleId=72&blogId=4), Mark Nelissen, 29/06/09
Bent je te dik? Eigen schuld, dikke bult! Of nee, sorry, dat is het oude credo. Trek het je niet aan, het is niet jouw schuld! Zo klinkt het nu. Vanaf zowat de jaren zeventig van de vorige eeuw groeide de afslankeconomie gestaag, met massa’s diëten en hun bijbels, die ons een spiegel voorhielden: “Zoveel mag je wegen, anders wordt je gestraft met een dik lijf en alle sociale afkeuringen die daar het gevolg van zijn; die schuld kan afgelost worden door de recepten in onze bijbel te volgen, streng en meedogenloos, tot je onze norm hebt bereikt.” En, zoals dat nu eenmaal gaat met bijbels, had elk strekking zijn volgelingen.
Miljoenen mannen en vooral vrouwen hebben zich in het martelbord van de eettafel gelegd en hun lichaam zoveel mogelijk calorieën ontzegd. De zweep erop! Sla al die kilo’s eraf. Elke bijbel kende een kortetermijneffect, men verloor inderdaad even wat gewicht. Maar over lange termijn is in de westerse wereld tijdens het zwaaien met bijbels het gemiddelde lichaamsgewicht, of correcter de BMI, toegenomen! Niks gewichtsverlies. Dus horen we nu, zeer recent, een ander geluid. Nieuwe goeroes zeggen vandaag dat het niet jouw schuld is. Anders was het percentage obese mensen niet zo fel gestegen. Een nieuwe afslankfilosofie die de verkoop van nieuwe bijbels moet opkrikken. De schuld ligt bij de voedingsindustrie, het verzadigingscentrum in ons brein, ja zelfs de evolutie moet in de beklaagdenbank… Aha, evolutie, dat trekt onze aandacht en dus moeten we daar toch iets over zeggen.
Is de evolutie inderdaad verantwoordelijk voor ons dikzijn? We gaan best wat grasduinen in de kennis van onze evolutie om na te gaan of er inderdaad factoren uit ons verleden à charge kunnen worden ingeroepen. En ja, dan vinden we zeker verklaringen die minstens wetenschappelijk interessant zijn, maar misschien toch ook wel een beetje meer inzicht kunnen geven, wat belangrijk kan zijn in het gevecht met ons lichaamsvet.
Gebakje
Onze voorouders – en we mogen teruggaan vanaf iets meer dan tienduizend jaar geleden tot de eerste mensen, over Homo erectus en habilis tot Australopithecus – kenden een evenwicht tussen de hoeveelheid energie die ze verbruikten in het dagelijks leven en de hoeveelheid energie die ze opnamen via voeding. We hebben uit antropologische vondsten genoeg aanwijzingen dat die voorouders in hun voedsel moesten voorzien door jacht en vooral verzamelen van allerhande eetbare dingen, noten, fruit, knollen, beestjes… Geen slagerij, geen bakkerij, geen ijstent, maar hard werken om voldoende eten te vinden. Geen zitbank of bureaustoel, geen auto of trein, geen internet die de bewegingen beperken. Wat gegeten werd, werd verbrand. Meer nog, soms was er onvoldoende eten en dreigde hongersnood. Wie die hongersnood niet kon overleven, is wellicht niet onze voorouder geworden. Wel diegene die een oplossing had gevonden om die moeilijke periode te overleven, met name een voorraadkast. Dat is geen kast op poten, maar een voorraad die werd meegedragen onder de vorm van lichaamsvet. Wanneer meer voedsel werd gevonden dan echt nodig was voor het dagdagelijks leven, werd dat niet weggegooid maar gestockeerd op een chemisch bijzonder goed doordachte manier: als vet tussen de lichaamsweefsels.
Om te garanderen dat onze overgrootoma en -opa wel degelijk die stockage van overbodige energie zouden bewerkstelligen, voorzag de evolutie hen met een verfijnd mechanisme: sterk aangetrokken worden door zoet en vet, de twee meest krachtige energiebronnen. Het brein werd geprogrammeerd om als bezeten te reageren op alles wat zoet of vet is, zodat elke kans op het aanleggen van een voorraad zeker zou benut worden. Veel zoet en vet kwamen ze toen niet tegen, maar die uitzonderlijke keren dat het wel gebeurde, zorgde het brein ervoor dat de energie werd opgenomen en omgezet in vet. Datzelfde brein laat ons vandaag nog steeds een ijstent binnenstappen: “Zoet! Vet! Onvoorwaardelijk ten aanval!”. Natuurlijk verbruiken we daarbij ook energie. We moeten die ijstent immers binnenstappen, de portemonnee bovenhalen én openen, het ijshoorntje dragen en nog likken ook… Spijtig dat we het ijsje niet kunnen downloaden op iSweets.
Wat in onze maag wordt opgenomen, wordt boekhoudkundig bijgehouden door het lichaam. Er worden signalen naar de hersenen gestuurd, meer bepaald de hypothalamus, om het verzadigingscentrum op de hoogte te brengen dat er voldoende is gegeten. Dat centrum reageert met een verzadigingsgevoel en zet de eetactiviteiten stop. Goed idee van de evolutie om zo een regelsysteem in het leven te roepen, maar slecht idee om dat niet aan te passen aan onze huidige eetgewoonten. Want, het verzadigingscentrum treedt pas 30-45 minuten na de start van de maaltijd in werking. We kunnen ons best voorstellen dat dit bij onze voorouders een goed systeem was. Eten duurde wellicht lang omdat men geen gekookte maaltijd op het bord had liggen, men moest het rauwe vlees en de harde noten en knollen verzamelen en er moest lang op gekauwd worden om het binnen te krijgen. Als men dan op tijd het signaal kreeg dat het genoeg was, was het ook genoeg. Vandaag duren onze maaltijden vaak minder dan vijftien minuten en schrokken we te veel naar binnen omdat het verzadigingscentrum van onze voorouders niet kan volgen. Na een half uur of drie kwartier stellen we vast dat we ons overeten hebben. Kassa kassa voor het lichaamsvet.
Niet alleen zijn de energiebalans en het verzadigingscentrum verstoord, we hebben ook nooit een sterke en automatische logica ontwikkeld om toekomstgericht te denken. Wat bedoel ik daarmee? Er is dat oude grapje van de man die aan de pomphouder vraagt wat één drubbel benzine kost. “Euh, niets natuurlijk!” is het antwoord waarop de man enthousiast reageert: “Druppel mijn tank dan maar vol!” Zo grappig is dit eigenlijk niet, want dat principe passen wij zelf dagelijks toe, zonder ermee te lachen. Stel, er ligt een gebakje op mijn bord. Vermits mijn BMI te hoog is, moet ik “afblijven” zeggen. Maar ik volg een andere logica, punt per punt volledig juist. Dat ene gebakje maakt me niet dikker. Er zal met mijn lichaam niets gebeuren als ik die ene gastronomische schoonheid opeet. Sterker nog, als ik het niet opeet, zal ik niets vermageren. Het komt niet op één gebakje aan, noch positief, noch negatief. Eén drubbel benzine is gratis, één gebakje ook – althans qua lichaamsgewicht. Dus gaat het erin. Diezelfde redenering telt natuurlijk morgen ook voor die hamburger op mijn bord en overmorgen voor die portie friet. Stuk voor stuk onschuldige eeteenheden die niet verantwoordelijk zijn voor mijn lijn. Een gebakje kan er altijd nog bij. Natuurlijk weten we wel dat een benzinetank niet gratis kan volgedruppeld worden, maar diezelfde redenering volgen als het over calorieën gaat is flink wat moeilijker. We druppelen maar voort, tot de tank vol is, en schrikken dan dat we moeten betalen, met overgewicht.
Terzijde, hetzelfde verhaal kunnen we vertellen over stoppen met roken. Eén sigaret maakt geen verschil, daar krijg je geen longkanker van. Maar o wee als de tank volgedruppeld is met sigarettenrook.
Als we wat meer ingebakken logica zouden hebben die ons toekomstgericht laat handelen, zou een dieet veel gemakkelijker zijn. Dan zou dat ene gebak, die ene hamburger of die ene portie friet niet als onschuldig worden ervaren. Maar onze voorouders hadden gedurende miljoenen jaren geen baat bij dit systeem, dus waarom zou de evolutie het dan hebben ontworpen? Vandaag moeten we zo een ingebakken drijfveer vervangen door andere stimulansen, onder de vorm van een bijbel of een dieetgoeroe. En dus doen de weight watchers wat de evolutie niet deed.
Van deze bedenkingen zal je geen gewicht verliezen, integendeel om dit te lezen zat je weer enkele minuten stil, en werd je energiebalans nog maar eens ontwricht. Sorry!
Bron: breinlogs.scilogs.be (http://breinlogs.scilogs.be//index.php?op=ViewArticle&articleId=72&blogId=4), Mark Nelissen, 29/06/09