PDA

Bekijk de volledige versie : Orthoxe islam kan de kritiek niet verhinderen


Barst
4th June 2009, 02:11
De orthoxe islam kan de kritiek niet verhinderen

Eildert Mulder en Thomas Milo: De omstreden bronnen van de islam. Meinema, Zoetermeer. ISBN 9789021142104; 438 blz.


Trouwredacteur Eildert Mulder en Thomas Milo spraken met kritische islamgeleerden over de bronnen van deze godsdienst. Zij willen graag een debat met orthodoxe islamologen. Maar die zitten daar niet op de wachten.


Drie eeuwen deed het christendom er over om van een onbeduidende joodse sekte uit te groeien tot staatgodsdienst. Een knappe prestatie. Toch zinkt ze in het niet bij wat de islam presteerde door zich in een paar decennia te ontwikkelen tot een wereldreligie in een rijk dat zich uitstrekte van de Indus tot Algerije.

De waarheid van dat verhaal over onoverwinlijke Arabische legers heb ik nooit in twijfel getrokken. Ook al wist ik dat de schriftelijke vastlegging ervan pas stamt van eeuwen later. Uit de tijd zelf zijn geen schriftelijke bronnen. Merkwaardig is dat wel. De Arabieren hadden een bloeiende schriftcultuur en normaal weten overwinnaars niet hoe gauw ze hun overwinning moeten boekstaven.

Maar nee, de moslimgeschiedschrijvers moesten het twee eeuwen later doen met de mondelinge traditie. Zoiets als wanneer je in deze tijd de Napoleontische bezetting van ons land zou beschrijven alleen op basis van mondelinge overlevering.

Onwaarschijnlijk dat daar een betrouwbaar verhaal uit komt.
En toch, bij mij geen twijfel aan de wijze waarop de islam zijn eigen triomf beschreef. Vreemd. Hoe vreemd ben ik me pas gaan realiseren door een artikelenreeks in deze krant van Trouwredacteur Eildert Mulder en Thomas Milo. Die artikelen zijn nu gebundeld in een boek. In een nawoord zeggen de schrijvers dat ze schreven uit plezier en nieuwsgierigheid. Ik kan me beide goed voorstellen. De verbazing over wat ze te horen kregen, weten ze goed op de lezer over te brengen.

Die verbazing betreft niet het geloof van de moslims. Moslims geloven dat de Koran rechtstreeks, aus einem Gusz, aan de Profeet is geopenbaard. Dat Mohammeds leven een tot in de details bekende historische gebeurtenis is. Dat de religie ’islam’ in één keer, zonder voorgeschiedenis, is vastgelegd. Dat het moslimrijk in dertig jaar uit het niets gestalte kreeg. Mag allemaal. Gelovigen mogen geloven wat ze willen geloven.

Nee, de verbazing betreft de westerse islamologen, christelijk of postchristelijk, die in hun werk uitgaan van die zelfde geloofswaarheid. Stel je voor: niet-christelijke godsdienstwetenschappers, die de christelijke religie in de orthodoxe variant bestuderen, inclusief een fundamentalistische kijk op de Bijbel en de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel, zonder daar kritische vraagtekens bij te zetten. Onvoorstelbaar.

Het wordt nog onvoorstelbaarder doordat er ook islamgeleerden zijn, die wél uitgaan van wetenschappelijke scepsis. Een van hen, de Duitser Gerd-Rüdiger Puin, zoekt naar teksten die ook zo, of met een lichte variatie, in de Koran voorkomen, maar waarvan vaststaat dat ze ouder zijn dan de Koran. Hij vond die teksten in Jemen en beschouwt ze als een van de bronnen van de Koran. Wat erop zou wijzen dat de Koran, overigens net als de Bijbel, uit verschillende bronnen is geconstrueerd.

Een ander, de muntdeskundige Volker Popp, bestudeert oude munten en hanteert als stelregel dat als een munt de ’gelovige’ geschiedschrijving tegenspreekt – zoals wanneer op de munt een naam staat van een vorst, die op dat moment al verslagen had moeten zijn – dat dan de munt gelijk krijgt en niet de officiële geschiedschrijving. Zijn munten krijgen nogal eens gelijk.

Weer een ander, Christoph Luxenberg, stelt dat sommige woorden in de Koran alleen te verklaren zijn via een oorspronkelijk Syrisch-Aramese betekenis (het Aramees werd in die tijd meer gesproken dan het Arabisch). Waarmee de befaamde maagden die de martelaren in het paradijs op zouden wachten ineens veranderen in druiventrossen. Ook smakelijk, maar toch wat anders.

Hun ’orthodoxe’ collega-islamologen moeten van al die bevindingen niks hebben. Tussen hen en de ’kritische’ islamologen zit een spanning die sterk doet denken aan die tussen dissidente en orthodoxe marxisten voor de val van het communisme. Compleet met de uit die tijd bekende orthodoxe reacties als negeren en het leven en wetenschappelijk werk zuur en liefst onmogelijk maken.

Mulder en Milo noemen deze kritische islamgeleerden dan ook terecht dissidenten. Hun schrijfplezier ontleenden ze aan gesprekken met vier, Duitse, dissidenten. Vrijdenkers, die niet bang zijn voor porseleinkasten en behalve studeren ook reizen, archeologie bedrijven en theorieën ontwikkelen waarvan ze hopen dat die wetenschap en debat verder zullen brengen.
Maar zit de officiële, ’orthodoxe’ islamologie op dat debat te wachten? Mulder en Milo vertellen van Duits onderzoek, gesponsord door de Duitse regering, met als doel een kritische editie van de eerste algemeen aanvaarde Korantekst, de zogenaamde Cairokoran uit 1923.

In deze kritische editie mogen alleen mondelinge overleveringen een rol spelen. Oude teksten, zoals Puin in Jemen heeft gevonden, komen niet in aanmerking.

Er zijn nogal wat onduidelijke teksten in de Koran. Komt dat door de mondelinge overlevering, waardoor de één bepaalde medeklinkers anders las dan de ander? Of komt dat doordat achter de Korantekst een andere, oudere, bijvoorbeeld Aramese tekst ligt, met daarin een woord dat qua schrijfwijze lijkt op het Arabisch maar dat toch een andere betekenis heeft? Laat je die teksten toe in je kritische editie, dan geef je daarmee impliciet toe dat de Koran het product is van redactionele bewerking en niet van mondelinge overlevering.

Voor de orthodoxie is het eerste onaanvaardbaar. Ze hoeven niet bang te zijn. Het Duitse Cairoproject legt zichzelf dezelfde beperking op. Hoe kritisch, hoe wetenschappelijk is dat project dan wel, vragen Mulder en Milo zich af. Waarom mag de tekst van de Koran niet op dezelfde wijze onderzocht worden als met de Bijbel al eeuwen gebeurt?

Er is iets met de islam, merk ik als ik zo’n boek lees. De godsdienst wordt me sympathieker als blijkt dat ze net zo menselijk tot stand gekomen is als het christendom. Met vallen en opstaan, door overname van elementen uit andere godsdiensten, door het over elkaar heen schilderen van verschillende lagen in de traditie.

Maar de orthodoxe islam zit niet te wachten op die sympathie. De grens tussen belediging en kritische vraag is er vloeiend.

De meerderheid van de westerse islamologen vindt de orthodoxie daarbij aan haar zijde. Op grond waarvan? Angst, paternalisme, te ver doorgeschoten sympathie, groepsdenken?
En toch, de orthodoxie kan geweldig vertragen, maar verhinderen dat kritische standpunten doordringen kan ze niet. Overigens ook een geloofsstandpunt. Geloof in de kracht van de kritische rede. En in de lol, de vreugde die het werken daarmee geeft.

Die vreugde bespeur ik ook bij Mulder en Milo. Goede journalisten ruiken nieuwe ontwikkelingen en een goede krant geeft ze ruimte. Voor iedereen uit en zonder angst voor de consequenties. Het is het zout in de pap.


Trouw, 04-06-09 (Jan Greven)