PDA

Bekijk de volledige versie : 'Ik ben alleen nog dat ongeluk'


Barst
16th May 2009, 14:06
'Ik ben alleen nog dat ongeluk'


De grens tussen dader en slachtoffer in een ernstig verkeersongeval is soms dun. Onoplettendheid, een fout of brute pech, vaak met onnoemelijk leed als gevolg. Voor velen die aan de foute kant van de grens belanden, zijn schuld en schaamte allesoverheersend. Veroorzakers verwerken hun pijn en verdriet in stilte. Of niet.


'Hij sprong tevoorschijn uit een openstaande bestelwagen en wilde de straat op rennen', vertelt Johan. 'Ik raakte hem. Hij vloog vijf, zes meter de lucht in. In de vlucht krulde hij zich op tot een bolletje. Toen viel hij op de grond en rolde nog een tiental meter verder. Hij bleef voor dood liggen in de goot, tussen de afgevallen bladeren.'

Johan is vertegenwoordiger. Hij legt elk jaar tienduizenden kilometers af met de wagen. In oktober vorig jaar reed hij met zijn bestelwagen door een straat die hij als zijn broekzak kent. Totaal onverwacht stak een kind de straat over, het zoontje van kennissen en klanten.

'Ik zag het gezicht van mijn eigen kinderen voor me. Ik zag zijn ouders in paniek naar hem toe lopen. En ik dacht: ik heb die mensen hun leven verwoest. Meteen heb ik de 100 gebeld, en mijn huisarts die vlakbij woont. Een buurman kwam woedend naar me toe gelopen. Dat het mijn schuld was. Dat ik te snel reed. In paniek probeerden we na te gaan of er nog een teken van leven in het jongetje zat: ademhaling, een kloppend hart, íéts. Allemaal tevergeefs. Zijn vader droeg hem naar de garage, ging op zijn knieën zitten met het hoofd van zijn zoontje in zijn schoot, en zei: 'We zijn hem kwijt.' Terwijl we wachtten op de ambulance gaf zijn moeder hem nog mond-op-mondbeademing. Je moet het maar kunnen, op zo'n moment je koelbloedigheid bewaren. De opluchting toen de dokter tien minuten later arriveerde en zei dat hij een hartslag voelde, was enorm.'

'De conclusie van het parket was ondubbelzinnig: ik reed niet te snel, was nuchter en was ook niet aan het bellen met de gsm. Ik had alles volgens het boekje gedaan. Dat was een geruststelling, maar tegelijk drong het niet echt tot me door. Ik zat met mijn gedachten bij dat kind. Zijn moeder liet me weten dat ik die avond gerust mocht langskomen om te horen hoe het met hem ging. Toen ik aanbelde, zat de hele familie daar. Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld als toen. Iedereen probeerde me gerust te stellen, herhaalde keer op keer dat ik er niets aan kon doen. Maar wat kon ik daarmee? Ik wilde me verontschuldigen, alles doen om het goed te maken. De ouders hebben me toen verzekerd dat ze me van dag tot dag op de hoogte zouden houden van de toestand van hun zoontje. Dat heb ik zeer gewaardeerd.'


Oorverdovende stilte

In België komen elk jaar een duizendtal mensen om in het verkeer. Een veelvoud loopt ernstige, soms blijvende letsels op. Het leed van de slachtoffers en hun familie is groot en zichtbaar. Het publieke medeleven is navenant, en terecht.

En dan is er de schaduwgroep: de veroorzakers. Of de daders, als ze schuld hebben aan het ongeluk. In België alleen al moeten ze met vele tienduizenden zijn. Een deel van hen kun je 'hardnekkig' noemen: zij die systematisch dronken of veel te snel rijden en dat ook blijven doen na verschillende ongelukken. Maar de meerderheid zijn mensen die gewoon brute pech hebben. Een kind rent de straat over, een fietser valt. Of ze maken een fout: een onervaren chauffeur drukt het gaspedaal in terwijl hij wilde remmen, een jongeman dommelt in en maait enkele voetgangers van het trottoir. Soms hebben ze net een glas te veel op of rijden ze tien kilometer per uur te snel. Het is herkenbaar. We flirten vaak onbewust met de haarfijne grens tussen wat mag en wat niet mag, tussen brave burger en doodrijder. Wie aan de verkeerde kant van de grens belandt, lijkt zichzelf elk recht op hulp te ontzeggen. De schuld en de schaamte zijn allesoverheersend.

Er zijn zelfhulpgroepen voor gokverslaafden en voor minnaressen. Incestplegers en seksverslaafden zijn gaarne bereid met hun verhaal naar buiten te komen. Maar rond daders en veroorzakers van verkeersongevallen blijft het oorverdovend stil. Haast niemand wil getuigen. 'Ik schaam me.' 'Laat me alles nu maar vergeten.' 'Ik praat er nog niet eens met mijn vriendin over.' 'Eén ding wil ik kwijt: het is verschrikkelijk.' 'Nu nog niet, bel volgend jaar eens terug'.


Sterke band

Ook zij die 'gewoon pech' gehad hebben, voelen alleen maar schaamte. Dat ze geen fout gemaakt hebben, mogen ze tot vervelens toe gehoord hebben: het schuldgevoel blijft loodzwaar. Ook bij Johan.

'Die eerste tien dagen heb ik 's nachts geen oog dichtgedaan. Werken lukte niet. Ik kon me op niets meer concentreren, beleefde het ongeval telkens opnieuw. Hoe hij overstak, omhoog vloog en in de goot bleef liggen, wel honderd keer op een dag. Hij was het slachtoffer, ik was de dader. Dat ik geen fout gemaakt had, speelde geen rol. Ik voelde me dader.'

'De zondag na het ongeluk heb ik hem voor het eerst bezocht. Het was een schok: zo'n klein ventje, totaal verdwaasd in dat grote bed. Ik had een cadeautje voor hem mee, maar daar reageerde hij niet op. Ik begon te vrezen voor blijvende letsels. De hele tijd vroeg ik me af hoe zijn leven er verder zou uitzien, hoe die ouders het zouden moeten verwerken. Maar ook: hoe ik er ooit mee zou kunnen leven.'

Enkele centra voor Algemeen Welzijnswerk bieden sinds kort ook hulp voor veroorzakers van verkeersongevallen. Johan is daar uiteindelijk te rade gegaan. 'Dat heeft me deugd gedaan: zij konden mijn ervaring kaderen in de ervaring van anderen, en me enig perspectief op verwerking geven. Mijn familie en vrienden gingen het onderwerp niet uit de weg. Ze bleven informeren naar hoe het ging. Met het jongetje, en met mij. Dat verhaal elke keer weer te mogen vertellen, luchtte me op. Dat en de gunstige evolutie van zijn toestand: hij begon te eten, te praten en herkende weer mensen. Hoe ik me voelde, liep volledig parallel met zijn herstel. Ging hij vooruit, dan had ik een goede dag. Ging het eens wat minder, dan voelde ik me miserabel. Pas toen hij na zijn revalidatie weer naar school ging en het goed bleek te doen, nam de spanning een beetje af. En toen ik hem voor het eerst weer op het voetbalveld zag staan en rondrennen en spelen, net zoals de andere kinderen, net zoals vroeger, voelde ik me weer een beetje mens.'

'Hij kent me heel goed. Ik ben die man die hem altijd in het oog houdt en wil weten hoe het met hem gaat. Als hij me ziet, komt hij enthousiast naar me toe gelopen. Ik heb een sterke band met die jongen gekregen. Dat gaat nooit meer weg. Ook mijn band met zijn ouders is veel dieper geworden. Die mensen zaten even erg met mij in als ik met hen. Je kunt het veel slechter treffen.'

'Ik ben nog alerter dan vroeger geworden in het verkeer. Als ik kinderen op het trottoir zie zonder een volwassene in de buurt, komt het haar op mijn armen overeind. Ik mag er niet aan denken dat ik zoiets een tweede keer moet meemaken.'


Zwarte vlek

In 1995 reed Marleen tegen negentig kilometer per uur over een gewestweg toen een fietser vanuit een landwegel kwam aangereden. Ze zag hem, maar was gerust toen ze zag dat hij aanstalten maakte om te stoppen. Op het allerlaatste moment zette de man toch aan en stak de weg over. 'Een fractie van een seconde was het, ik had niet eens de tijd om het rempedaal in te drukken. Het was een vreselijke klap. De man was op slag dood.'

'De zwarte vlek, daar waar de fietser tegen de autoruit terechtkwam, heb ik nog lang voor me gezien. Ook de zware bons heeft nog jaren nagegonsd in mijn hoofd. Mijn eerste reactie was: doorrijden. Niet om te vluchten, maar om aan het eerste het beste huis een ambulance te bellen. Een gsm had ik nog niet in die tijd. Achteraf hebben ze me gezegd dat ik technisch gesproken vluchtmisdrijf gepleegd heb. Je móét ter plaatse blijven bij een ongeval. Maar ik was in paniek, en ik wilde zo snel mogelijk hulp halen. Een buur heeft toen de 100 gebeld. Ik wilde terug naar de plaats van het ongeval, maar een jongeman - de enige getuige van het ongeval, die bevestigde dat ik geen enkele fout gemaakt had - hield me tegen. “Hij ligt in de gracht, een eindje verderop, maar ik denk dat u beter niet gaat kijken. Hij is dood, en het is geen fraai gezicht., Ik heb gehoord dat ze hem op de brancard hebben moeten rollen, omdat alles in zijn lichaam gebroken was'.

'Die hele verdere dag heb ik me totaal verdwaasd gevoeld. De paniek was weg, maar niets drong tot me door. “Heb ik dat gedaan?, vroeg ik me de hele tijd af. Het was zo onwezenlijk. Ik huilde ook niet. Toen ik later in de politiecombi zat voor ondervraging, voelde ik me een wrak. Ik kreeg het koud. Door en door koud, tot in het putje van mijn ziel. En intussen moest ik de hele procedure doorlopen: ik moest blazen, vertellen wat er gebeurd was. Toen het parket uren later ter plaatse kwam, moest ik de hele reconstructie doormaken, keken ze of de schoenen die ik droeg wel geschikt waren om te rijden. Van enige opvang was geen sprake: alles was kil en technisch. Ik was de dader.'

'Na een week of twee volgde de klap, en die was uitgesproken fysiek: mijn hele lichaam werd stram, zo hevig dat het pijn deed.'


Angst voor contact

'Achteraf ben ik te weten gekomen wie de fietser was: een veertiger die bij zijn moeder inwoonde en voor haar zorgde. Vrouw en kinderen had hij niet. Dat was mijn enige troost, al blijft het natuurlijk verschrikkelijk. Stel je voor dat ik een kind doodgereden had, of een jonge moeder. Daar zou ik het nog veel moeilijker mee gehad hebben.'

'Ik heb nooit iets aan de familie laten horen, neen. Dat durfde ik niet. Soms hoorde ik dorpsgenoten van de man vertellen over wat er gebeurd was, en over de oude moeder die nu gelukkig door haar dochters opgevangen werd. Dan herademde ik.'

'Ik kan niet zeggen dat het nog steeds mijn leven beheerst. Maar af en toe krijg ik een dreun. Neem nu die verkeerscampagne met die verschrikte kinderogen in het hoofd van een man: verschrikkelijk vond ik dat. Ik wéét dat het in je hoofd blijft zitten, ze hoeven het er echt niet in te rammen. Als ik die affiche twintig keer na elkaar gezien heb, tussen West-Vlaanderen en Antwerpen, dan ben ik compleet van slag.'

'Ik heb bijna nooit gepraat over wat het met mij gedaan heeft. Ik heb het geprobeerd, jawel. Maar iedereen sneed me altijd de pas af door te zeggen dat ik geen schuld droeg. Wel honderd keer hebben ze me dat gezegd, maar ze mogen het nog duizend keer zeggen, dat verandert niets aan hoe ik me voelde. Aan hoe ik me vandaag nog altijd voel: schuldig.'


DS, 16-05-2009 (Kathleen Vereecken)

MinkeVanHoof
25th May 2009, 17:21
[QUOTE=Barst]
Zwarte vlek


'De zwarte vlek, daar waar de fietser tegen de autoruit terechtkwam, heb ik nog lang voor me gezien. Ook de zware bons heeft nog jaren nagegonsd in mijn hoofd. Mijn eerste reactie was: doorrijden. Niet om te vluchten, maar om aan het eerste het beste huis een ambulance te bellen. Een gsm had ik nog niet in die tijd. Achteraf hebben ze me gezegd dat ik technisch gesproken vluchtmisdrijf gepleegd heb. Je móét ter plaatse blijven bij een ongeval. Maar ik was in paniek, en ik wilde zo snel mogelijk hulp halen.

[/QUOTE]

Ik ben theorie voor rijbewijs en aan het leren en dit is volgens wat ik moet leren niet juist. Ik las dit in mijn theorie en moest direct aan dit artikel denken.

Wie pleegt geen vluchtmisdrijf?

Iemand die zich kortstondig van de plaats van het ongeval verwijdert om de hulpdiensten of de politie te gaan verwittigen, pleegt geen vluchtmisdrijf.
http://www.gratisrijbewijsonline.be/


Het zou natuurlijk kunnen dat ze het sinds dat ongeval aangepast hebben maar dat zou me verbazen. Hulp halen is toch logisch en beter dan die persoon daar gewoon te laten liggen en er naast gaan zitten omdat je er zogezegd MOET blijven. Je moet natuurlijk wel terugkomen ;)

(Al moet je volgens de theorie ook eerste zorgen toedienen, iets wat toch niet logisch is wanneer je geen EHBO cursus gedaan hebt. :doh: )