PDA

Bekijk de volledige versie : 'Haram': gesubsidieerde segregatieverpampering


Barst
29th September 2005, 17:09
Alles is verboden


Als juf op een islamitische basisschool hoopte Fenny Brinkman de integratie van moslimkinderen te bevorderen. Een naïeve gedachte, constateert ze zes jaar later. "Deze kinderen groeien volkomen geïsoleerd op."


Brinkman (46) hield het tot 1998 vol op de omstreden Amsterdamse basisschool As Siddieq. Pas achteraf realiseerde ze zich hoe extreem deze school is. Ze besloot haar ervaringen op te schrijven in een boek, opdat ook anderen, binnen en buiten het onderwijs, kunnen lezen hoe gevaarlijk zo'n school kan zijn.

"Ik besefte dat ik kennis heb waar andere mensen geen weet van hebben. Ik voelde een sterke drang om te vertellen. Niet om onrust te zaaien, maar om te waarschuwen. Er is een aantal moslims dat niets liever wil doen dan Nederland in een islamitische staat veranderen."

Brinkman benadrukt dat ze één islamitische school beschrijft. Ze weet dat niet alle islamitische scholen zich tegen de westerse samenleving afzetten. Ze is ook niet tegen de islam, of tegen islamitische scholen. "Ik ben tegen alle vormen van extreme geloofsovertuigingen, of die nou christelijk, joods of islamitisch zijn."

'Haram' heet haar boek, dat sinds gisteren in de winkel ligt. Dit is het Arabische woord voor zondig en daarmee ook, betreurt Brinkman, het meest gebruikte woord op school. Niet alleen kerst en sinterklaas zijn haram, maar ook lessen over de holocauast, knutselwerkjes waarin mensen of dieren worden afgebeeld en Nederlandse kinderliedjes.

Brinkman beschrijft hoeveel plezier haar kinderen - groep 1 en 2 - hadden toen ze het bekende liedje Osewiesewose leerden. De gezichtjes straalden bij de abstracte woorden: osewiesewo, sewiese walla kristalla, kristo sewiesewo, sewiese wies, wies, wies, wies.

Juist zo'n fantasietekst, dacht Brinkman, kan onmogelijk aanstoot geven. De volgende dag hoorde ze stomverbaasd hoe een van haar leerlingen thuis van zijn vader op zijn kop gekregen had omdat hij de naam van Allah in het woord 'kristalla' meende te hekennen.

Elke keer weer was Brinkman verbaasd over wat er nou weer 'haram' was volgens ouders, collega's of bestuursleden. Ze was geschokt toen een collega van de bovenbouw te horen kreeg dat hij geen lessen over de holocaust meer mocht geven. De ouders vonden dit 'haram' en lieten de leerkracht weten dat je met joden niet moet omgaan. De schoolleiding steunde deze ouders, waarna de leerkracht de school verlaat.

Nog een voorbeeld. Op een mooie lentedag plakten Brinkmans leerlingen de fraaiste bloemen in elkaar. Omdat sommigen nog niet zo behendig zijn met de schaar, plakten ze twee verticaal geplaatste blaadjes aan de horizontale steeltjes. Een bestuurslid herkende hier een kruis in - een christelijk symbool, dus haram - en verscheurde, voor de ogen van de leerlingen alle werkjes.

Brinkmans boek bestaat uit vijftig korte hoofdstukjes waarin zulke schrijnende voorvallen met humor worden beschreven. Voor de lezer wordt het beeld steeds beklemmender, omdat duidelijk wordt dat zowel leerlingen als leerkrachten geen moment aan alle ge- en verboden kunnen ontsnappen. "Het is een leven vol beperkingen", verzucht Brinkman. "Als Sinterklaas komt, worden de ramen afgeplakt met zwart papier, een vrouwelijke schooltandarts mag geen jongens uit de hogere klassen behandelen. Zelfs de notulen van een gewone teamvergadering moesten worden voorgelegd aan het bestuur. Leerlingen en docenten worden voortdurend, in alles, gecontroleerd." In de eerste jaren, blikt Brinkman terug, viel het allemaal nog mee. Ze gaf les in een dependance waar vooral de jongste kinderen les kregen, ver weg van het hoofdgebouw, met vooral vrouwelijke collega's. Vijf jaar later kwam iedereen in een nieuw gebouw vlak bij elkaar en voelde ook Brinkman de dreiging van het strenge schoolbestuur.

"De meeste bestuursleden waren tevens medewerker, bijvoorbeeld onderwijsassistent, op de school. Op welke school zie je dat? Bovendien werden die bestuursleden steeds extremer. Zo werden de kledingvoorschriften almaar strenger: in het begin mocht mijn pony onder het hoofddoekje nog wel zichtbaar zijn, later moest elk haarsprietje zijn bedekt. Ik droeg vaak een lange rok over een spijkerbroek - en natuurlijk geen parfum, lippenstift, lange nagels."

Na krap zes jaar besloot Brinkman bij een andere school te solliciteren. Waarom niet eerder? Die vraag heeft ze zichzelf menigmaal gesteld. "Het is net als bij een slechte relatie waarin je gevangenzit", mijmert ze. "Je weet dat het niet klopt, maar je komt er niet toe om de situatie te doorbreken." Er was ook niet één moment waarop ze dacht 'nu houd ik ermee op'. Eerder was het de optelsom van alle 'absurde regels' die haar deden inzien dat ze haar idealen op deze school nooit zou kunnen realiseren. "Ik heb te lang gedacht dat ik alles wat er gebeurde uit cultuurverschillen moest verklaren. Ik ben een vrouw van de dialoog, maar deze school kent alleen monologen."

Neem de godsdienstmoeders, illustreert Brinkman. Dit zijn moeders die, naast de bevoegde godsdienstdocenten, één keer per week lesgeven over de Koran. Ook de leerkrachten waren verplicht aan naschoolse godsdienstlessen van deze moeders deel te nemen.

"Dit zijn allemaal Nederlandse vrouwen die met een moslim zijn getrouwd. Die lessen waren monologen. Op het laatst zei niemand meer wat terug, wetend dat elk woord zinloos is. Uiteindelijk zijn de lessen afgeschaft, zogenaamd wegens desinteresse van het team."

Inmiddels werkt Brinkman op een oecumenische zwarte school. Een verademing, zegt ze. "Op deze scholen worden alle feesten, van elke religie gevierd. Niet-moslimouders zitten met moslimouders bij elkaar, het is een school die voor integratie kiest."

Het is alweer zeven jaar geleden dat Brinkman de islamitische school verliet. Na haar ontslag vertelde ze haar ervaringen aan twee onderwijs-inspecteurs, maar daar heeft ze nooit meer wat van gehoord. "Niemand durft iets te doen. De angst om voor racist te worden uitgemaakt is groot." Omdat ze nog regelmatig collega's spreekt die op deze islamitische school werken, heeft ze de indruk dat er in al die jaren niets veranderd is. Stiekem hoopt Brinkman dat ook deze collega's, als ze haar boek gelezen hebben, met hun verhaal naar buiten komen. "Zelf heb ik ook lang gewacht, omdat het zulke gevoelige materie is. Ik voelde dat de tijd er nog niet rijp voor was - een paar jaar geleden zouden velen mij niet hebben geloofd."


Trouw, 16-09-2005

didpro
30th September 2005, 00:00
kheb weer een woord bijgeleerd voor in de les MAVO ...
Serieus nu ... Zulke verhalen zijn gewoon schrijnend. Ben blij dat er over geschreven wordt en kan maar al te goed begrijpen dat je gevaar loopt als je dergelijke lectuur naar buiten brengt. Maar toch goed dat ze het doet. Het laat nog maar eens zien dat datgene wat wij zien niet de waarheid is. Het is het topje dat wij alleen zien. We moesten eens weten wat er allemaal daar onder zit. De integratieproblematiek kent geen grenzen in dit land.

bram willems
18th October 2005, 14:37
ik weet niet of het in België ook zo erg zal zijn... Ik denk(hoop) echter van niet.
Volgens mij is dit echter wel niet het tipje van een ijsberg zoals didpro zegt, omdat ik toch denk dat dit eerder een uitzondering is. Er zullen ongetwijfeld nog wel gelijkaardige gevallen zijn, en dit is uiteraard een probleem waarmee het ministerie van onderwijs rekening moet houden, MAAR ik denk dat er per uitzondering ook wel enkele scholen zullen zijn die volop voor integratie kiezen.
Misschien is het ook wel nuttig om deze scholen ook eens in de verf te zetten

Barst
18th October 2005, 22:23
Geen baan voor moslima zonder hoofddoek - De eerste zaak van een moslima die weigert een hoofddoek te dragen, kwam gisteren voor.


Mag een islamitische school eisen dat islamitische docentes een hoofddoek dragen? Dat was de inzet van een zitting bij de Commissie Gelijke Behandeling gisterochtend. Tot nu toe kreeg de commissie alleen met hoofddoeken te maken als een moslima er een wilde dragen en een werkgever dat verbood. Voor het eerst doet zich nu de omgekeerde situatie voor.


In juni dit jaar solliciteerde Samira Haddad (32) als docente Arabisch op het Islamitisch College Amsterdam (ICA). Ze werd afgewezen omdat de school eist dat islamitische docentes een hoofddoek dragen. Haddad weigert. Ze is weliswaar moslim, maar een hoofddoek ,,past niet bij haar'' en is in haar land van herkomst, Tunesië, zelfs verboden.

De afgewezen docente stapte naar de Commissie Gelijke Behandeling. Volgens Haddad is er sprake van discriminatie, omdat de hoofddoek op het ICA alleen verplicht is voor moslimdocentes. De school heeft ook niet-islamitische docentes, voor hen geldt de eis niet. Bovendien, stelt Haddad, is de hoofddoek niet noodzakelijk voor het uitoefenen van haar beroep.

Voor de commissie is de ,,noodzakelijkheidseis'' een van de twee criteria waarop de zaak wordt getoetst, bleek gisteren. Daarnaast kijken de juristen of de verplichte hoofddoek voortkomt uit consistent beleid van de school, beleid dat gericht is op het realiseren van de doelstelling. Dat zijn de twee uitzonderingen die het voor een bijzondere school mogelijk maken om een onderscheid te maken.

Voor de school is de zaak duidelijk. Het bestuur eist een hoofddoek omdat de koran het voorschrijft. In de statuten en het personeelsreglement is vastgelegd dat medewerkers de voorschriften uit koran en soenna dienen te respecteren. Niet-islamitische docenten kunnen ontheffing vragen, die automatisch wordt verleend. Dus, vroeg voorzitter A.C. Hendriks van de commissie, als Haddad zich geen moslim meer noemt, kan ze alsnog worden aangenomen? Klopt, zei bestuurder E. De Jong van de school.

,,Wij volgen de grammaticale interpretatie van de koran, en die is helder'', zegt De Jong. Haddad trekt deze interpretatie in twijfel. Volgens haar kan zij moslima zijn zonder hoofddoek.

Omdat het ICA zich zo duidelijk beroept op een voorschrift uit de koran, zal de commissie zich niet helemaal kunnen onttrekken aan een debat over de positie van de hoofddoek in de islam. De commissie oordeelt uiterlijk 12 december.

DS, 17-10-2005

Barst
22nd October 2005, 00:41
Hoofddoek / In de Koran staat het dus niet


Voorstanders van de hoofddoek beroepen zich op de Koran. Maar zij halen eruit wat er níet instaat: kijk zelf maar, zegt theoloog Mohamed Ajouaou.
Het Islamitische College Amsterdam weigert Samira Haddadeen vrouw te benoemen omdat ze niet gehoofddoekt voor de klas wil staan. Het is treurig dat islamitisch talent om aar de islamitische gemeenschap, vooral in het onderwijs, dringend behoefte aan heeft om zo'n reden wordt geweerd. Van dit gebaar gaat slechts één boodschap uit: in het islamonderwijs is er alleen plaats voor één soort moslims: aanhangers van de strenge variant van de islamitische leer.


De school verweert zich bij de Commissie Gelijke Behandeling met twee argumenten. De hoofddoek zou een koranvoorschrift zijn en het personeel dient zich naar de letter van de statuten te schikken. Daarin staat dat de ’voorschriften van de Koran en Soenna’ nageleefd moeten worden. Beide argumenten snijden geen hout en dienen opnieuw ontzenuwd te worden.

De uitdrukking ’naleven van voorschriften van de Koran en Soenna’ is een vage mantra die vaak voorkomt in de statuten van islamitische organisaties. Kamers van Koophandel waarbij deze statuten worden gedeponeerd, dienen om specificering te vragen. Om welke voorschriften gaat het precies? Wat is Soenna? Zijn dat de overleveringen van de profeet of de door schriftgeleerden uitgewerkte wetten (fiqh en sjaria)? Om welke overleveringen gaat het en zijn ze getoetst op betrouwbaarheid? En kan men met overtuiging stellen dat elke profetische uitspraak een wet of voorschrift is?

Dat de Koran de hoofddoek voorschrijft kan niet langer volgehouden worden. Er zijn slechts twee verzen die ernaar verwijzen. In geen van twee komt de hoofddoek voor. Het eerste luidt: ’en zegt tot de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerslaan (?) en dat zij hun schoonheid niet openlijk tonen, behalve wat gewoon zichtbaar is’ (Koran 24, 30).

Schriftgeleerden hebben uit de woorden ’behalve wat gewoon zichtbaar is’ opgemaakt dat slechts het gezicht en de handen ongedekt kunnen blijven. De rest zou behoren tot de ’schoonheid’ die gedekt moet worden. Met ’schoonheid’ wordt specifiek bedoeld de lichaamsonderdelen die vertoon in het openbaar, seksuele gevoelens opwekken, in het islamitische jargon de Awra. Nu is de vraag: behoort het hoofdhaar van de vrouw hedendaags tot de awra die seksuele lustgevoelens opwekt? Vele theologische antwoorden luiden neen. Zoals de letterlijke interpretatie van ’ogen neerslaan’ in communicatief opzicht ook niet opgaat voor een moderne moslimdocente, die assertief moet optreden en zich staande moet houden tussen scholieren.

De andere soera luidt: ’O profeet! Zeg tot jouw echtgenotes, jouw dochters en vrouwen van de gelovigen iets van hun overkleding over zich heen naar beneden te laten hangen. Dat bevordert het best dat men haar niet herkent en niet lastig valt’ (Koran 33, 59). Dit vers heeft het over de hijaab, een verhullende kledingstijl waar, gelet op de geest van de eerste soera, een hoofddoek geen deel van hoeft uit te maken.

Bovendien laat dit vers duidelijk zien dat de hijaab, met of zonder een hoofddoek, geconditioneerd is door de angst lastig te worden gevallen oftewel seksueel geïntimideerd te worden. In onze moderne samenleving is deze angst bij optreden in het openbaar niet gegrond, omdat we daar passende sancties voor hebben bedacht. Denk aan het lot van Lubbers met zijn vriendelijk gebaar ’tik op de billen van zijn VN-medewerkster’.

Het Islamitische College Amsterdam dient in zijn cliënten en personeelsbestand een afspiegeling te zijn voor de diversiteit binnen de moslims. Met of zonder hoofddoek, zowel de precieze als de rekkelijke moslims moeten ruimte krijgen.

Mohamed Ajouaou is theoloog


Trouw, 22/10/2005