PDA

Bekijk de volledige versie : Hypocrisie als deugd


Barst
10th April 2009, 02:05
'Samenleven lukt dankzij hypocrisie'


Deugden zijn geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je uitblinkt. Vandaag: hypocrisie. Die wordt over het algemeen beschouwd als een ondeugd en hoort in deze categorie dus niet thuis. Filosoof Ger Groot verzet zich hier tegen. „Deugden en ondeugden zijn graduele begrippen."


We zetten deugden en ondeugden graag pal tegenover elkaar: eerlijkheid en openheid zijn goed en daarom een deugd, oneerlijkheid en hypocrisie zijn slecht en daarom een ondeugd.

De filosoof en publicist Ger Groot verzet zich tegen deze strikte indeling, hij meent dat deugden en ondeugden graduele begrippen zijn. Groot: „Uit het deugdenonderzoek dat de universiteit van Groningen vorig jaar presenteerde, kwam openheid als een van de belangrijkste deugden naar voren. Daaruit blijkt dat Nederlanders nog steeds vasthouden aan een protestants mensbeeld, waarin eerlijkheid, openheid en oprechtheid waarden op zich zijn. Bij het lezen van zo’n onderzoek komt de katholiek in mij onmiddellijk in opstand.”


Die katholiek propageert oneerlijkheid?

„Nee, je moet die twee dingen niet zo lijnrecht tegenover elkaar plaatsen. Een beetje onoprechtheid is niet meteen ’oneerlijkheid’, maar een manier om in het dagelijks leven de scherpe kantjes van onze meningsverschillen af te halen. Wie openheid, eerlijkheid en directheid propageert als absolute deugden, hangt een mensbeeld aan dat verstoken is van elke zin voor praktisch leven.”


Hoe ziet de praktijk er dan uit?

„Laten we een simpel voorbeeld geven: wat doet u als u iemand ontmoet?”


Ik groet.

„Hoe?”


Door iets te vragen als ’Alles goed?’ of ’Gaat het goed?’

„En de ander zegt dan: ’Prima, dank u, met u ook?’ – ook al gaat het in werkelijkheid helemaal niet zo goed met hem. Maar dat zég je op zo’n moment niet. Die vraag is een ontmoetingsritueel, en is helemaal niet gediend bij een eerlijk antwoord. Natuurlijk ken ik ook mensen die op deze vraag omstandig beginnen uit te leggen waarom het ze niet goed gaat. Heel vervelend is dat. Niet alleen omdat dat meestal niet het moment is om diep op ieders private sores in te gaan, maar vooral omdat dat soort mensen laat zien niet meer te weten wat de functie van rituelen is. Een uitwendig automatisme wordt dan opgevat als een inhoudelijke vraag waarop een eerlijk antwoord moet komen.”


Is dat iets nieuws?

„Het heeft te maken met de gedachte dat formaliteit en uitwendigheid iets slechts zijn. Werkelijk belangrijk is het innerlijk. Die gedachte wordt door het protestantisme al vanaf de zestiende eeuw voorbereid, maar je ziet hoe die eind jaren zestig, begin jaren zeventig heel radicaal wordt doorgevoerd. Dat heeft veel te maken met de tegencultuur van die tijd, die zich tegen allerlei bestaande vormen en formaliteiten richtte. Je moest je hart laten spreken, anders was je onoprecht.

Dat ging heel ver. Desnoods moest je anderen beledigen of in de modder trappen: dat was nu eenmaal de prijs die voor die oprechtheid betaald moest worden. Het meest bizarre was wel dat men dat ook nog eens rechtvaardigde met een beroep op het respect voor de ander. Die diende je de waarheid recht in het gezicht te zeggen, want anders nam je hem niet serieus. Kinderen dienden tegen hun ouders glashard te zeggen: ’Ik ga niet meer naar de kerk, want ik geloof niet meer’, ook al trapten ze hen daarbij op hun ziel. De gedachte dat je ’voor de vorm’ nog wel naar de kerk kon gaan, terwijl je ouders eigenlijk ook wel wísten dat je niet meer geloofde, stond haaks op deze bijna jakobijnse deugdzaamheid, die zichzelf boven alles plaatste.

„Fortuyn is een verre nazaat van deze tot in zijn uiterste consequentie doorgevoerde deugd: ’Ik zeg wat ik denk’. Dat wordt dan als een teken van grote zuiverheid ervaren, terwijl het nu juist bij uitstek bij de politiek hoort níet altijd te zeggen wat je denkt. En het is in het gewone leven eigenlijk niet anders.”


Hoe kan het dat wij deze eerlijkheid zo op een voetstuk hebben geplaatst?

„In zijn boek ’Bronnen van het zelf’ beschrijft de Canadese filosoof Charles Taylor de bronnen van onze moderne identiteit. Gaandeweg de geschiedenis zijn wij steeds meer het idee gaan krijgen dat de kern van ons bestaan ons innerlijk is. En dat innerlijk is oorspronkelijk en die oorspronkelijkheid is goed. Het verloochenen van dat innerlijk beschouwen we als slecht.”

„Daaruit volgt dat we onze overtuigingen niet moeten verbloemen, en dus moeten streven naar een absolute eerlijkheid en doorschijnendheid.”


Koste wat het kost.

„Dan wordt de deugd van de eerlijkheid solipsistisch en keert ze zich tegen zichzelf. In naam van de goedheid brengt ze het kwaad in de wereld: het feit dat wij anderen constant schofferen. Want woorden kunnen wonden slaan – die soms nog slechter genezen dan lichamelijke kwetsuren. Bij Geert Wilders vind je dat op een militante manier terug. Helaas heeft de partijleider van de VVD, Mark Rutte, zich daar inmiddels achter geschaard. Iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil, zolang er niet wordt aangezet tot geweld: in die zin wilde hij zelfs de wet veranderen. Maar daarmee gaat men volkomen voorbij aan de werkelijkheid, die van iedereen eist dat men bepaalde vormen in acht neemt en nooit helemaal het achterste van de tong laat zien.”


Waarom?

„Omdat er anders geen samenleving mogelijk is. Die functioneert alleen maar dankzij de smeerolie van de hypocrisie, die ervoor zorgt dat we niet voortdurend hard langs elkaar heen schuren. We schorten als het ware onze meningsverschillen even op, of doen net of we die niet zien, ter wille van een groter belang.


© Trouw, 10-04-2009 (Ger Groot)