PDA

Bekijk de volledige versie : Het Land Van Aankomst (3)


Barst
7th March 2009, 17:41
HET LAND VAN AANKOMST (3). De zelfrelativering voorbij


Waarin Paul Scheffer het cultuurrelativisme op de korrel neemt. ,,We moeten leren het onderscheid te maken tussen oorsprong en verbreiding.''


Het gebrek aan zelfvertrouwen in de omgang met migratie heeft een diepere achtergrond. De maatschappelijke elites die vroeger over een duidelijke beschavingsmissie beschikten zijn onzeker geworden en hebben eigenlijk geen duidelijke verhouding meer tot de eigen cultuur. De schok van de migratie vraagt om een nieuwe bezinning op de grondslagen van de eigen samenleving. Die zoektocht zien we overal.

In tal van Europese landen zien we in deze jaren de consensus verschuiven van een relativering naar een bevestiging van de eigen cultuur. Nadat lange jaren de lof is gezongen op de diversiteit, zien we nu een kentering in de richting van integratie, die natuurlijk evenzeer kan doorschieten. Die omslag kan een verandering ten goede zijn wanneer er een nieuw evenwicht wordt gevonden tussen het streven naar zelfrelativering, dat terechte vragen oproept en het verlangen naar zelfbevestiging, dat een begrijpelijke reactie vormt in een woelige wereld. De Franse filosoof Alain Finkielkraut weigert terecht om te kiezen tussen de volgende alternatieven: ,,De onthechting of het verband. De openheid of het erfgoed. De tolerantie of de trouw.''

Het blijkt echter steeds moeilijker te zijn om de koestering van het erfgoed en openheid naar een nieuwe wereld te verzoenen. Beide houdingen drijven in het hedendaagse Europa uiteen. Wat we zien is dat een elite die niet meer wilde nadenken over de betekenis van grenzen een reactie heeft opgeroepen onder het motto 'grenzen dicht'. Tegenover degenen die zeiden: ,,het enige dat ons nog verenigt zijn onze verschillen'', zien we bewegingen opkomen die zich vastklampen aan een waardevast 'wij'. De ontspannen gedachte dat we in een global village leven, wordt door velen niet als uitnodigend ervaren. Wegens de woelige wereld die hen omringt hebbe ze het gevoel in een 'belegerde stad' wonen.

De wereld waarin we leven wordt groter en kleiner tegelijk, brengt mensen nader tot elkaar en verder van elkaar af. Door de enorme beweeglijkheid van kapitaal, informatie, goederen en mensen zijn samenlevingen niet alleen op elkaar betrokken geraakt, maar ook van elkaar doortrokken. Tegelijk neemt de weerzin tegen culturele vermenging en integratie toe en sluiten mensen zich af van hun omgeving. De mogelijkheid van het wereldburgerschap is voor het overgrote deel van de mensen heel ver weg.

Er is op zichzelf veel te zeggen voor de pogingen die in onze tijd worden ondernomen om de gemeenschap waarmee men zich kan vereenzelvigen te doen uitdijen. Zolang het maar gaat om een verruiming van de verantwoordelijkheid en niet om een vlucht voor enigerlei vorm van sociaal contract. De nieuwe vrijheid van de globalisering versterkt echter lang niet in alle opzichten de beschaving. Het kan namelijk niemand ontgaan dat het vervagen van de grenzen vooralsnog meer in het teken staat van geld en goederen dan van gemeenschap.

Het is dan ook terecht dat overal in Europa wordt nagedacht over de betekenis van de eigen cultuur tegen de achtergrond van de internationalisering van het economische leven. De Pools-Canadese schrijfster Eva Hoffman legt goed uit dat de voorwaarden van wereldburgerschap zijn veranderd: ,,Terwijl het kosmopolitisme zich vroeger te weer stelde tegen de bekrompenheid van provincialisme en nationalisme, willen we het tegenwoordig laten dienen als tegengif tegen de oppervlakkigheid van het globalisme en het leven als sociale nomade.'' Ze zet zich af tegen intellectuelen die ,,het verlangen naar een betekenisvolle hechting niet willen erkennen''.

Het kosmopolitisme kan gemakkelijk worden geadopteerd als zelfrechtvaardiging van onthechte individuen die zich nergens meer aan gebonden achten. Het schrikbeeld van onze tijd is dat tegenover een bovenlaag van wereldburgers een groeiende massa ontstaat die zich in de steek gelaten voelt en zich wrokkig opsluit in een 'eigen volk eerst'. De manier om aan dit verscheurende conflict, dat tastbare vorm heeft aangenomen in populistische bewegingen, te ontsnappen is niet om zich met een van deze gezichtspunten te vereenzelvigen, maar om na te denken over hoe een zekere trouw aan het erfgoed samen kan gaan met een tolerantie voor anderen, over hoe de hang naar onthechting en de verantwoordelijkheid voor een gemeenschap met elkaar in verband kunnen worden gebracht.

Daarmee is geen pleidooi gehouden voor hoogmoed, in de zin van 'onze beschaving is superieur', maar voor een besef van kwetsbaarheid, die elke open samenleving zou moeten kenmerken. Dat laatste is ernstig onderschat: we dachten min of meer onkwetsbaar te zijn. We hadden veel woorden voor onze verschillen en te weinig woorden om te zeggen wat ons bindt. We dachten dat de vrijheid en de verdraagzaamheid als vanzelf bestendigden. Daarom moeten we iets naders zeggen over die tendens tot zelfrelativering die het tegendeel lijkt te hebben opgeroepen, namelijk een verkrampte zelfbevestiging.

Het merkwaardige is dat de twijfel aan de waarde van de Europese beschaving op een hoogtepunt is geraakt terwijl de verwestersing van de wereld verder dan ooit reikt. De koloniale expansie heeft Europese cultuur tot in alle uithoeken van de wereld gebracht en tegelijk heeft die vaak rampzalige overheersing een slecht geweten opgeleverd. Men kan zeggen dat de culturele schok die de niet-westerse wereld heeft ondergaan door de ongewilde aanraking met de westerse tradities, in een omgekeerde zin weer terug is geslagen op de westerse wereld en daar een grote onzekerheid heeft veroorzaakt.

Dat heeft een productieve kant. De Britse historicus Toynbee merkte al in zijn verzameling essays Civilization on trial (1948) op: ,,De paradox van onze generatie is dat de hele wereld lering heeft getrokken uit de aanraking door het Westen, behalve het Westen zelf. De westerse wereld van vandaag kijkt naar de geschiedenis vanuit het oude op zichzelf betrokken gezichtspunt, dat andere samenlevingen nu door de dwang der omstandigheden achter zich hebben gelaten.''

Het is de historische rol van het Westen geweest om de wereld te verenigen of althans in een netwerk van onderlinge, vaak conflictueuze, relaties aaneen te binden. Vooral door de technologische revolutie dringt onze levenswijze zich op aan de rest van de wereld. Maar terwijl de niet-westerse wereld zich op een vaak hardhandige wijze heeft moeten aanpassen, leeft het Westen nog te zeer met een op zichzelf gericht beeld van de wereld. Vroeg of laat zal dat zelfbeeld worden uitgedaagd door de uitkomst van deze historische omwenteling: ,,De repercussies van deze botsing zullen onvermijdelijk op het Westen terugslaan'', aldus Toynbee.

Het is een overweging waard om in de naoorlogse migratie een verdere schok te zien voor het eurocentrisme. De komst van zovelen uit niet-westerse samenlevingen draagt bij tot een verder voortgezette twijfel over de betekenis en geldigheid van onze eigen beschaving. Het multiculturele debat is daar geheel van doortrokken. In termen van Toynbee slaat nu de impact die het Westen op de wereld heeft gehad terug op het Westen zelf. Wat de Engelsen the empire strikes back hebben genoemd, is in volle gang of zoals Pakistaanse jongeren in Londen het zeiden: ,,We are here because you were there.''

De komende tijd zal gedomineerd worden door de vraag of onze samenlevingen deze schok op een productieve manier weten te verwerken. Wat daarbij niet langer helpt, is het cultuurrelativisme dat zich heeft gevormd als reactie op de koloniale misstanden en vooral op de morele superioriteit waarmee deze gerechtvaardigd werden. Kort gezegd bestaat het relativisme in de erkenning dat alle oordelen cultuurgebonden zijn. Het heeft geen enkele betekenis om rangordening aan te brengen want iedere cultuur zal zichzelf in het middelpunt stellen. Ook het streven naar algemeen gedeelde normen is zinloos, want alle moraal is ingebed in specifieke tradities die niet overdraagbaar zijn buiten de betreffende cultuur.

Deze zelfrelativering had tot doel om het etnocentrisme in Europa en Amerika te overwinnen en wilde zo bijdragen tot het vreedzaam samenleven van verschillende cultuurkringen. Ondanks die nobele intentie moet zeer kritisch over het relativisme worden geoordeeld. Door de erkenning van de fatale macht van de traditie wordt namelijk niet het etnocentrisme overwonnen, maar wordt de onontkoombaarheid ervan bevestigd. Het vooroordeel wordt als het ware gedemocratiseerd: iedereen heeft recht op zijn eigen bevangenheid, op zijn eigen oogkleppen. Niemand hoeft ,,de vuile was buiten te hangen'', iedereen kan op zijn eigen eiland blijven zitten.

Door de macht der gewoonte tot uitgangspunt te nemen wordt culturele vernieuwing moeilijk denkbaar. Een kritische moraal wil uit naam van universele waarden een culturele traditie open kunnen breken. Wanneer men die mogelijkheid verwerpt, uit naam waarvan zou men nog iets kunnen of willen veroordelen? Vrouwenbesnijdenis, weduweverbranding, erewraak, kannibalisme, slavernij, uithuwelijking: het zijn allemaal cultuureigen uitingen waarvan men toch onmiddellijk ziet dat ze geen algemene gelding hebben of zouden moeten hebben. Het kan niemand verbazen dat autoritaire regimes of autoritaire vaders zich overal ter wereld graag op het relativisme beroepen teneinde bemoeienis -- meestal omschreven als inmenging in binnenlandse aangelegenheden -- tegen te gaan. Het zwijgen van de cultuurrelativisten is niet onschuldig, maar kan al te gemakkelijk ontaarden in medeplichtigheid aan dwingelandij of erger.

De uit Somalië gevluchte Ayaan Hirsi Ali schrijft in De zoontjesfabriek over de traditionele familiecultuur: ,,Het individu is volledig ondergeschikt aan het collectief. Elk kind wordt gesocialiseerd in de schaamtecultuur, waarin de begrippen eer en schande centraal staan. Waarden als vrijheid en individuele verantwoordelijkheid spelen in deze denkwereld geen enkele rol.'' De houding van de relativisten is volgens haar zoiets als de uitspraak dat ,,iedereen recht heeft op zijn eigen achterlijkheid''. Wat we toch op zijn minst willen verdedigen, is dat een cultuur die in het teken staat van zelfbeschikking van het individu een morele vooruitgang vertegenwoordigt ten opzichte van een cultuur waarbij de geboorte in een klasse of een kaste en de huidkleur of het geslacht de gehele levensloop min of meer dwingend bepalen.

Het relativisme houdt geen stand in een vervlochten wereld. Het zou een passende leer zijn voor het geval dat culturen geïsoleerd naast en los van elkaar zouden leven. Maar in een wereld die door de modernisering diepgaand is beïnvloed kan die gesloten voorstelling van culturen niet meer opgaan. Het voorbeeld bij uitstek is natuurlijk het proces van dekolonisering. De opstand tegen de overheersing van Engeland, Frankrijk, België of Nederland werd geleid door elites die in het Westen waren opgeleid en zich bedienden van het moderne vocabulaire van zelfbeschikking en mensenrechten. Aan die double bind valt niet te ontkomen.

Wat betekent dat voor de rest van de wereld? De Europese oorsprong van de humanistische idealen zou ze nog niet in diskrediet moeten brengen bij niet-Europeanen. Bij het opstellen van de Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens is bewust afgezien van een filosofische fundering. Ook al is de conceptie ervan gekleurd door de Europese traditie van individuele rechten, dan nog kan worden volgehouden dat deze verklaring een algemeen gedeeld cultuurgoed is geworden, althans een wijdverbreide norm is waaraan geen enkele cultuurkring zich zomaar kan onttrekken.

We moeten leren het onderscheid te maken tussen oorsprong en verbreiding. Net zoals de klassieken van de muziek, de literatuur of de bouwkunst weerklank vonden ver buiten het land waar ze ontstonden, zo kunnen de democratische revoluties van Amerika en Frankrijk worden gezien als een universeel erfgoed dat zich heeft losgezogen van zijn oorsprong. De geldigheid van de mensenrechten wordt niet beperkt door deze westerse context. Hoezeer er gesproken wordt over Aziatische waarden - voorrang van collectieve plichten boven individuele rechten - er is geen waarachtig alternatief voor de codex van mensenrechten. De zelfrelativering heeft een duidelijke grens bereikt in onze tijd, het gaat er nu om een nieuw evenwicht te vinden.

De culturele omslag die momenteel gaande is, kan tot zo'n balans tussen openheid en erfgoed leiden, maar ook tot een verstoring van een democratische samenleving. Er zit een verkrampte en wantrouwige kant aan het politieke klimaat in het hedendaagse Europa. Want het volk dat door de populistische politici wordt aangesproken, verdraagt zich moeilijk met een pluralistische samenleving. Er maakt zich een claustrofobisch gevoel breed en dat stemt niet gerust. Maar we moeten begrijpen dat die beklemming mede voortkomt uit een al te gemakkelijk beleden openheid.

Waar het nu om gaat is een stabieler antwoord te geven op de vraag of landen als Nederland en België werkelijk immigratielanden zouden willen worden en om een verplichtender omgang met het burgerschap. Beide kwesties raken ten diepste de samenleving als geheel, want de komst van immigranten houdt de ontvangende samenlevingen een spiegel voor. Waarom doen we eigenlijk een beroep op arbeidsmigranten en welke humanitaire verplichtingen gaan we aan voor vluchtelingen? Tegelijkertijd slaat de roep om integratie terug op wie erom vraagt: wat zijn de grondslagen van de samenleving die men zou willen overdragen?


DS, 27-12-2002 (Paul Scheffer)