Barst
7th March 2009, 18:38
HET LAND VAN AANKOMST (1). Een koffer op de overloop
Drie jaar geleden schreef de Nederlander Paul Scheffer het spraakmakende essay 'Het multiculturele drama', verschenen in NRC Handelsblad. Na de woelige gebeurtenissen van 2002 maakt hij opnieuw de balans op, in een vijfdelig kerstessay voor De Standaard: Het land van Aankomst. In dit eerste deel heeft hij het over de ontwortelende ervaring van de migratie. ,,Slechts een minderheid van de minderheden beweegt zich als een vis in het water van het land van aankomst.''
In de Bottelarij -- een kunstzinnige enclave in de wijk Molenbeek -- hadden zich enkele honderden mensen verzameld om te luisteren naar het zoveelste debat over de multiculturele kwestie. Het werd een merkwaardige avond. Zeker, er was een panel met politici, schrijvers en een woordvoerder die keurig van mening verschilden. Maar eigenlijk werd de gehele avond gedomineerd, zeg maar gerust gegijzeld, door twee afwezigen. De voormannen van het Vlaams Blok en van de Arabisch-Europese Liga waren in geen velden of wegen te bespeuren, maar waren meer aanwezig dan wie ook. De impasse was zo tastbaar die avond, het gebrek aan zelfvertrouwen bij de meer gematigde politici pijnlijk zichtbaar.
De waarnemer van buiten merkt telkens weer hoezeer het debat in Vlaanderen is getekend door woorden als vernedering, discriminatie, racisme en uitsluiting. En wel van beide kanten. De populistische politici weten zeker dat de gemiddelde Vlaming wordt vernederd en willen lucht geven aan opgekropte frustraties die alles te maken hebben met de snelle verkleuring van de grote steden. Daartegenover staat een gezelschap van multiculturele zaakwaarnemers, die zeker weten dat alle problemen rond migratie vooral voortvloeien uit racisme en discriminatie. In zo'n klimaat van krenking, van alom tegenwoordig wantrouwen, kan een open samenleving maar moeilijk gedijen.
Daarbij laat het politieke en maatschappelijke midden, dat naar men mag hopen nog steeds de allochtone en autochtone meerderheden vertegenwoordigt, het lelijk afweten. Het cordon sanitaire dat tegenwoordig tout azimut is geworden heeft tot een denkverbod geleid. In plaats van vrijuit te spreken vermijden de Vlaamse socialisten de conflicten die samenhangen met de komst van zovele migranten en hun kinderen, terwijl vraagstukken van sociale samenhang en emancipatie toch hun natuurlijke omgeving zouden moeten zijn. De multiculturele samenleving is het belangrijkste onderwerp van de komende tien jaar, maar we gaan het er bij de verkiezingen niet over hebben, zegt hun voorzitter. Ook de liberalen leven met een tegenspraak: als voorvechters van een meer evenwichtige benadering van rechten en plichten van de burger, verliezen ze maar al te snel geloofwaardigheid wanneer ze de symbolische stap naar het stemrecht van migranten niet durven te zetten uit angst voor de eigen kiezer. Zonder heldere uitspraak over rechten blijft het beroep op plichten nogal onbestemd.
Waar het midden zwijgt of stuntelt, krijgen degenen die leven van deze impasse alle kans om zich te ontplooien. Want het pleidooi voor segregatie en tegen integratie dat dezer dagen opgeld doet, is de uitkomst van jarenlang zwijgen en de andere kant uitkijken. En waar er zo lang weinig is gezegd, moet nu alles ineens worden gezegd. Dat doet me zeer aan mijn eigen land denken, waar de radicalisering van het afgelopen jaar vermeden had kunnen worden als het gesprek over immigratie veel onbevangener was gevoerd.
Het was om meerdere redenen een vreemde avond in Brussel: want tegelijkertijd werd verderop in Antwerpen over de multiculturele samenleving niet met woorden getwist, maar met intimiderende gebaren. De taferelen in Borgerhout zijn de uitkomst van een verwaarlozing, waarvoor alle betrokkenen verantwoordelijkheid dragen. Dat is geen afstandelijk commentaar, want hoeveel verschillen we ook kunnen vaststellen tussen de politieke cultuur van Vlaanderen en Nederland, het is lang niet zeker dat we in steden als Amsterdam en Rotterdam er beter in zullen slagen de maatschappelijke vrede te waarborgen. De overwegingen die hier volgen zijn dan ook mede ingegeven door de gedachte dat Vlaanderen in menig opzicht ons voorland is.
In beide landen zijn de sociale en culturele afstanden te groot. Ten gevolge van de omvangrijke immigratie in de achter ons liggende jaren maken deze samenlevingen meer de indruk van een eilandenrijk dan van een enigszins samenhangend geheel. Dat werd na de elfde september heel duidelijk zichtbaar. De vragen die kunnen worden gesteld over het samenleven in Nederland en Vlaanderen hebben daardoor meer reliëf gekregen, maar de problemen bestonden al veel langer.
De vermijding kan niet voortduren, want de verandering van onze samenleving door immigratie is onomkeerbaar. Lange tijd leefden de gastarbeiders met een koffer op de overloop: eens zouden ze teruggaan en de regering moedigde dat aan. De laatste jaren begint het echter steeds meer door te dringen tot de betrokkenen dat hun tijdelijke verblijf tot in lengte van dagen zal voortduren, vooral omdat velen in de buurt willen blijven van hun kinderen, die hier zijn geboren. Ook de meerderheid begint langzaam te beseffen dat de samenleving voorgoed is veranderd. Eerst was de komst van migranten nog een probleem van de oude wijken, nu weet ook de middenklasse dat het een vraagstuk is dat alle lagen van samenleving wezenlijk raakt. Vandaar de talloze aanvaringen en botsingen, die men ook kan zien als een teken dat de tijd van de vermijding voorbij is.
Dat de afstanden groot zijn, merk je aan het wederzijdse wantrouwen. Om een klein, maar kenmerkend voorbeeld te noemen: het Nederlandse boekenweek geschenk van vorig jaar werd geschreven door Salman Rushdie. Het was de eerste keer dat een buitenlandse auteur hiervoor werd gevraagd. Dat was zeker bedoeld als een gebaar, want hij is toch bij uitstek de auteur die de ervaring van migratie in zijn oeuvre heeft verwerkt. Maar je zou ook kunnen zeggen, dit is een affront, want nu wordt als thema 'schrijven tussen twee culturen' genomen en dan gaan ze aan de allochtone schrijvers van de Lage Landen voorbij. Zoals velen van hen zeiden: het is wel duidelijk, ze zien ons niet staan. Er is geen andere slotsom mogelijk: het verzoek aan Rushdie was een gebaar en een affront ineen.
De multiculturele samenleving is vol van zulke dubbelzinnigheden, die voortvloeien uit een gebrek aan vertrouwen. Dat is moeilijk te overwinnen en elke bezinning op de ons omringende werkelijkheid moet beginnen bij de ervaringen van hen die kwamen en de ervaringen van hen die er al waren. De schok van de migratie weerspiegelt zich in het gevoel van desoriëntatie van de ontvangende samenleving. Dat is geen uitnodiging tot gelatenheid, maar juist een reden om zich daarin te verdiepen, om zo een nieuwe samenhang te kunnen verwezenlijken.
Wie de literatuur van migranten tot zich laat doordringen, begrijpt dat migratie op zijn minst een verwarrende ervaring is. Kader Abdolah, die als vluchteling uit Iran naar Nederland kwam, beschrijft dat mooi in De reis van de lege flessen: ,,We waren ineens uit een cultuur waarin alles achter gordijnen gebeurde, in een halfnaakte samenleving gevallen. Ik dacht dat ik voorlopig mijn mond zou moeten houden en goed zou moeten kijken, goed luisteren naar mijn omgeving.'' Zijn gezin valt ten prooi aan dezelfde cultuurschok, hij en zijn vrouw groeien uit elkaar: ,,Eigenlijk had ik haar niets aantrekkelijks meer te bieden. In mijn vaderland was ik een man met perspectief. Mijn positie was duidelijk. Maar wie was ik nu? Een zoeker naar kortstondige baantjes.''
Dat verhaal horen we maar al te vaak: gezinnen die onder grote druk komen te staan door de val in status van de vader. In veel Marokkaanse en Turkse families speelt zich zo ongeveer een omgekeerd generatieconflict af: de kinderen zijn niet afhankelijk van de ouders, maar de ouders zijn wel afhankelijk van de kinderen. Het beeld van een oudere man in kaftan die aan de hand van zijn zoontje in de apotheek staat en daar moet worden geholpen door zijn kind, omdat hij de taal van het land van aankomst niet beheerst, heeft iets vernederends, zeker in een cultuur waar gezagsverhoudingen veel eenduidiger zijn dan hier.
Het parlementslid Farah Karimi (Groen Links) schreef: ,,Er is beslist sprake van een multicultureel drama in Nederland. Dat speelt zich vooral af in de huiskamers van de minderhedengezinnen.'' Het gaat om een hardhandig conflict tussen traditionele en moderne opvattingen over de verhouding van mannen en vrouwen, ouders en kinderen. Er is geen gemakkelijk compromis te vinden tussen een cultuur die in het teken staat van lotsbestemming en een cultuur die probeert individuele vrijheid voorrang te geven. De botsingen in een samenleving, waar zovelen met een traditionele plattelandsachtergrond ineens in een moderne stedelijke omgeving terechtkomen, zijn dan ook niet verwonderlijk.
We doen te vaak alsof de wrijvingen en onzekerheden die de migratie begeleiden elders veel minder zijn. Kijk eens naar Istanbul, zou ik willen suggereren. Jaren geleden werden me tijdens een bezoek de oren van de kop geklaagd door verlichte stadsbewoners die schande spraken over de ,,hordes barbaren'' uit Anatolië die de stad hadden overmeesterd. Ze raakten niet uitgepraat over hun landgenoten die in vervoering wegzinken bij een leerstellige islam en de open atmosfeer van hun stad kapot maken. Immigratie als een bedreiging voor het kosmopolitisme, dat was op zijn minst een interessant gezichtspunt, zeker voor degenen die zonder nadenken beweren dat immigratie een culturele verrijking is. En dan hebben we het in Istanbul over binnenlandse immigratie. Kortom, culturele botsingen tussen stad en platteland zijn er ook in de landen van herkomst en het hangt erg van de aard van de immigratie af of deze een samenleving opener maakt of juist meer gesloten.
Velen hebben vastgesteld dat migratie vaak tot een verstening van de cultuur van het land van herkomst leidt. Dat kunnen we zeker niet van Abdolah zeggen, maar te midden van alle onzekerheden haakt ook hij naar houvast: ,,Maar wie zou ik kunnen zijn zonder die herinneringen van mijn geboorteland? Hoe kan ik hier in dit vochtige land naar de betekenis van woorden zoeken zonder dat de kachel van mijn ouderlijk huis in mijn hoofd brandt?'' Daarmee is gezegd dat het lang niet vanzelfsprekend is om te kunnen zeggen, zoals Abdolah later met hartstocht deed: ,,Dit land is nu ook van ons.''
Het motief bij migranten die naar Nederland of België komen is zelden: ik wil staatsburger worden. Al te vaak gaat het om een tijdelijk verblijf dat verzandt in een blijvende aanwezigheid en de laatste jaren is bij deze eerste generatie de onomkeerbaarheid van hun situatie doorgedrongen. Hoevelen hebben niet met grote emotie tegen me gezegd: ,,Ik wil hier begraven worden.'' Op een begraafplaats als Zorgvlied in Amsterdam zie je schuchter een hoekje van islamitische grafstenen opduiken, een aarzelend begin dat de erkenning toont van het 'we gaan hier nooit meer weg', letterlijk en figuurlijk. Dat is geen gemakkelijke keuze: het isolement van veel oudere migranten, die door hun kinderen aan het land van aankomst zijn gebonden, maar met hun hoofd nog in het land van herkomst leven, moet niet onderschat worden.
Natuurlijk is migratie niet alleen een verhaal van problemen. Iemand als de in Marokko geboren schrijver Hafid Bouazza slaagt erin om uit deze ontworteling een meerwaarde te peuren. In Een beer in bontjas noteert hij: ,,Niet elke immigratie breekt het hart in twee. Zij verruimt ook de velden van de geest.'' Geleden is verleden, althans voor Bouazza. ,,Er is geen strijd tussen twee talen, geen verscheurdheid tussen twee culturen. Niet boos worden. Alles is welkom en alles wordt zonder gedrang binnengehaald in de vereniging van zijn geest.'' Dat wil ik graag geloven en er zijn zeker vele migranten die van de nood een deugd hebben gemaakt.
En toch is het vooralsnog een minderheid van de minderheden die zich als een vis in het water van het land van aankomst beweegt. De meesten, ook in de tweede generatie, hebben het moeilijker om zich een plaats te verwerven. Ze zijn maar al te vaak gevangen in een loyaliteitsconflict tussen de normen van hun ouders en die van de omringende samenleving. En daarbij moet worden aangetekend dat de eerste generatie, die veel verder van de samenleving afstaat, ook over vijftien jaar nog steeds getalsmatig de tweede zal blijven overtreffen. Dat wordt verzwegen in de politiek, die almaar nadruk legt op de tweede of de derde generatie. De Nederlandse schattingen spreken over een eerste generatie niet-westerse migranten van ongeveer 1,3 miljoen versus een tweede generatie van om en bij de één miljoen in 2015.
Immigratie is een ontwortelende ervaring en dat heeft gevolgen. Er zijn in de discussie tal van nuanceringen aangebracht op mijn eerdere betoog over het multiculturele drama, maar de stelling dat sociale ongelijkheid en culturele segregatie hardnekkige gevolgen zijn van recente immigratie is niet weersproken. Daarover zal het moeten gaan, waarbij de schuldvraag eigenlijk betekenisloos is. De uitkomsten van vier decennia ongestuurde en onnadenkende immigratie zijn voor eenieder zichtbaar. De maatschappelijke spanningen die daaruit voortvloeien evenzeer.
Paul Scheffer is publicist.
DS, 24-12-2002
Drie jaar geleden schreef de Nederlander Paul Scheffer het spraakmakende essay 'Het multiculturele drama', verschenen in NRC Handelsblad. Na de woelige gebeurtenissen van 2002 maakt hij opnieuw de balans op, in een vijfdelig kerstessay voor De Standaard: Het land van Aankomst. In dit eerste deel heeft hij het over de ontwortelende ervaring van de migratie. ,,Slechts een minderheid van de minderheden beweegt zich als een vis in het water van het land van aankomst.''
In de Bottelarij -- een kunstzinnige enclave in de wijk Molenbeek -- hadden zich enkele honderden mensen verzameld om te luisteren naar het zoveelste debat over de multiculturele kwestie. Het werd een merkwaardige avond. Zeker, er was een panel met politici, schrijvers en een woordvoerder die keurig van mening verschilden. Maar eigenlijk werd de gehele avond gedomineerd, zeg maar gerust gegijzeld, door twee afwezigen. De voormannen van het Vlaams Blok en van de Arabisch-Europese Liga waren in geen velden of wegen te bespeuren, maar waren meer aanwezig dan wie ook. De impasse was zo tastbaar die avond, het gebrek aan zelfvertrouwen bij de meer gematigde politici pijnlijk zichtbaar.
De waarnemer van buiten merkt telkens weer hoezeer het debat in Vlaanderen is getekend door woorden als vernedering, discriminatie, racisme en uitsluiting. En wel van beide kanten. De populistische politici weten zeker dat de gemiddelde Vlaming wordt vernederd en willen lucht geven aan opgekropte frustraties die alles te maken hebben met de snelle verkleuring van de grote steden. Daartegenover staat een gezelschap van multiculturele zaakwaarnemers, die zeker weten dat alle problemen rond migratie vooral voortvloeien uit racisme en discriminatie. In zo'n klimaat van krenking, van alom tegenwoordig wantrouwen, kan een open samenleving maar moeilijk gedijen.
Daarbij laat het politieke en maatschappelijke midden, dat naar men mag hopen nog steeds de allochtone en autochtone meerderheden vertegenwoordigt, het lelijk afweten. Het cordon sanitaire dat tegenwoordig tout azimut is geworden heeft tot een denkverbod geleid. In plaats van vrijuit te spreken vermijden de Vlaamse socialisten de conflicten die samenhangen met de komst van zovele migranten en hun kinderen, terwijl vraagstukken van sociale samenhang en emancipatie toch hun natuurlijke omgeving zouden moeten zijn. De multiculturele samenleving is het belangrijkste onderwerp van de komende tien jaar, maar we gaan het er bij de verkiezingen niet over hebben, zegt hun voorzitter. Ook de liberalen leven met een tegenspraak: als voorvechters van een meer evenwichtige benadering van rechten en plichten van de burger, verliezen ze maar al te snel geloofwaardigheid wanneer ze de symbolische stap naar het stemrecht van migranten niet durven te zetten uit angst voor de eigen kiezer. Zonder heldere uitspraak over rechten blijft het beroep op plichten nogal onbestemd.
Waar het midden zwijgt of stuntelt, krijgen degenen die leven van deze impasse alle kans om zich te ontplooien. Want het pleidooi voor segregatie en tegen integratie dat dezer dagen opgeld doet, is de uitkomst van jarenlang zwijgen en de andere kant uitkijken. En waar er zo lang weinig is gezegd, moet nu alles ineens worden gezegd. Dat doet me zeer aan mijn eigen land denken, waar de radicalisering van het afgelopen jaar vermeden had kunnen worden als het gesprek over immigratie veel onbevangener was gevoerd.
Het was om meerdere redenen een vreemde avond in Brussel: want tegelijkertijd werd verderop in Antwerpen over de multiculturele samenleving niet met woorden getwist, maar met intimiderende gebaren. De taferelen in Borgerhout zijn de uitkomst van een verwaarlozing, waarvoor alle betrokkenen verantwoordelijkheid dragen. Dat is geen afstandelijk commentaar, want hoeveel verschillen we ook kunnen vaststellen tussen de politieke cultuur van Vlaanderen en Nederland, het is lang niet zeker dat we in steden als Amsterdam en Rotterdam er beter in zullen slagen de maatschappelijke vrede te waarborgen. De overwegingen die hier volgen zijn dan ook mede ingegeven door de gedachte dat Vlaanderen in menig opzicht ons voorland is.
In beide landen zijn de sociale en culturele afstanden te groot. Ten gevolge van de omvangrijke immigratie in de achter ons liggende jaren maken deze samenlevingen meer de indruk van een eilandenrijk dan van een enigszins samenhangend geheel. Dat werd na de elfde september heel duidelijk zichtbaar. De vragen die kunnen worden gesteld over het samenleven in Nederland en Vlaanderen hebben daardoor meer reliëf gekregen, maar de problemen bestonden al veel langer.
De vermijding kan niet voortduren, want de verandering van onze samenleving door immigratie is onomkeerbaar. Lange tijd leefden de gastarbeiders met een koffer op de overloop: eens zouden ze teruggaan en de regering moedigde dat aan. De laatste jaren begint het echter steeds meer door te dringen tot de betrokkenen dat hun tijdelijke verblijf tot in lengte van dagen zal voortduren, vooral omdat velen in de buurt willen blijven van hun kinderen, die hier zijn geboren. Ook de meerderheid begint langzaam te beseffen dat de samenleving voorgoed is veranderd. Eerst was de komst van migranten nog een probleem van de oude wijken, nu weet ook de middenklasse dat het een vraagstuk is dat alle lagen van samenleving wezenlijk raakt. Vandaar de talloze aanvaringen en botsingen, die men ook kan zien als een teken dat de tijd van de vermijding voorbij is.
Dat de afstanden groot zijn, merk je aan het wederzijdse wantrouwen. Om een klein, maar kenmerkend voorbeeld te noemen: het Nederlandse boekenweek geschenk van vorig jaar werd geschreven door Salman Rushdie. Het was de eerste keer dat een buitenlandse auteur hiervoor werd gevraagd. Dat was zeker bedoeld als een gebaar, want hij is toch bij uitstek de auteur die de ervaring van migratie in zijn oeuvre heeft verwerkt. Maar je zou ook kunnen zeggen, dit is een affront, want nu wordt als thema 'schrijven tussen twee culturen' genomen en dan gaan ze aan de allochtone schrijvers van de Lage Landen voorbij. Zoals velen van hen zeiden: het is wel duidelijk, ze zien ons niet staan. Er is geen andere slotsom mogelijk: het verzoek aan Rushdie was een gebaar en een affront ineen.
De multiculturele samenleving is vol van zulke dubbelzinnigheden, die voortvloeien uit een gebrek aan vertrouwen. Dat is moeilijk te overwinnen en elke bezinning op de ons omringende werkelijkheid moet beginnen bij de ervaringen van hen die kwamen en de ervaringen van hen die er al waren. De schok van de migratie weerspiegelt zich in het gevoel van desoriëntatie van de ontvangende samenleving. Dat is geen uitnodiging tot gelatenheid, maar juist een reden om zich daarin te verdiepen, om zo een nieuwe samenhang te kunnen verwezenlijken.
Wie de literatuur van migranten tot zich laat doordringen, begrijpt dat migratie op zijn minst een verwarrende ervaring is. Kader Abdolah, die als vluchteling uit Iran naar Nederland kwam, beschrijft dat mooi in De reis van de lege flessen: ,,We waren ineens uit een cultuur waarin alles achter gordijnen gebeurde, in een halfnaakte samenleving gevallen. Ik dacht dat ik voorlopig mijn mond zou moeten houden en goed zou moeten kijken, goed luisteren naar mijn omgeving.'' Zijn gezin valt ten prooi aan dezelfde cultuurschok, hij en zijn vrouw groeien uit elkaar: ,,Eigenlijk had ik haar niets aantrekkelijks meer te bieden. In mijn vaderland was ik een man met perspectief. Mijn positie was duidelijk. Maar wie was ik nu? Een zoeker naar kortstondige baantjes.''
Dat verhaal horen we maar al te vaak: gezinnen die onder grote druk komen te staan door de val in status van de vader. In veel Marokkaanse en Turkse families speelt zich zo ongeveer een omgekeerd generatieconflict af: de kinderen zijn niet afhankelijk van de ouders, maar de ouders zijn wel afhankelijk van de kinderen. Het beeld van een oudere man in kaftan die aan de hand van zijn zoontje in de apotheek staat en daar moet worden geholpen door zijn kind, omdat hij de taal van het land van aankomst niet beheerst, heeft iets vernederends, zeker in een cultuur waar gezagsverhoudingen veel eenduidiger zijn dan hier.
Het parlementslid Farah Karimi (Groen Links) schreef: ,,Er is beslist sprake van een multicultureel drama in Nederland. Dat speelt zich vooral af in de huiskamers van de minderhedengezinnen.'' Het gaat om een hardhandig conflict tussen traditionele en moderne opvattingen over de verhouding van mannen en vrouwen, ouders en kinderen. Er is geen gemakkelijk compromis te vinden tussen een cultuur die in het teken staat van lotsbestemming en een cultuur die probeert individuele vrijheid voorrang te geven. De botsingen in een samenleving, waar zovelen met een traditionele plattelandsachtergrond ineens in een moderne stedelijke omgeving terechtkomen, zijn dan ook niet verwonderlijk.
We doen te vaak alsof de wrijvingen en onzekerheden die de migratie begeleiden elders veel minder zijn. Kijk eens naar Istanbul, zou ik willen suggereren. Jaren geleden werden me tijdens een bezoek de oren van de kop geklaagd door verlichte stadsbewoners die schande spraken over de ,,hordes barbaren'' uit Anatolië die de stad hadden overmeesterd. Ze raakten niet uitgepraat over hun landgenoten die in vervoering wegzinken bij een leerstellige islam en de open atmosfeer van hun stad kapot maken. Immigratie als een bedreiging voor het kosmopolitisme, dat was op zijn minst een interessant gezichtspunt, zeker voor degenen die zonder nadenken beweren dat immigratie een culturele verrijking is. En dan hebben we het in Istanbul over binnenlandse immigratie. Kortom, culturele botsingen tussen stad en platteland zijn er ook in de landen van herkomst en het hangt erg van de aard van de immigratie af of deze een samenleving opener maakt of juist meer gesloten.
Velen hebben vastgesteld dat migratie vaak tot een verstening van de cultuur van het land van herkomst leidt. Dat kunnen we zeker niet van Abdolah zeggen, maar te midden van alle onzekerheden haakt ook hij naar houvast: ,,Maar wie zou ik kunnen zijn zonder die herinneringen van mijn geboorteland? Hoe kan ik hier in dit vochtige land naar de betekenis van woorden zoeken zonder dat de kachel van mijn ouderlijk huis in mijn hoofd brandt?'' Daarmee is gezegd dat het lang niet vanzelfsprekend is om te kunnen zeggen, zoals Abdolah later met hartstocht deed: ,,Dit land is nu ook van ons.''
Het motief bij migranten die naar Nederland of België komen is zelden: ik wil staatsburger worden. Al te vaak gaat het om een tijdelijk verblijf dat verzandt in een blijvende aanwezigheid en de laatste jaren is bij deze eerste generatie de onomkeerbaarheid van hun situatie doorgedrongen. Hoevelen hebben niet met grote emotie tegen me gezegd: ,,Ik wil hier begraven worden.'' Op een begraafplaats als Zorgvlied in Amsterdam zie je schuchter een hoekje van islamitische grafstenen opduiken, een aarzelend begin dat de erkenning toont van het 'we gaan hier nooit meer weg', letterlijk en figuurlijk. Dat is geen gemakkelijke keuze: het isolement van veel oudere migranten, die door hun kinderen aan het land van aankomst zijn gebonden, maar met hun hoofd nog in het land van herkomst leven, moet niet onderschat worden.
Natuurlijk is migratie niet alleen een verhaal van problemen. Iemand als de in Marokko geboren schrijver Hafid Bouazza slaagt erin om uit deze ontworteling een meerwaarde te peuren. In Een beer in bontjas noteert hij: ,,Niet elke immigratie breekt het hart in twee. Zij verruimt ook de velden van de geest.'' Geleden is verleden, althans voor Bouazza. ,,Er is geen strijd tussen twee talen, geen verscheurdheid tussen twee culturen. Niet boos worden. Alles is welkom en alles wordt zonder gedrang binnengehaald in de vereniging van zijn geest.'' Dat wil ik graag geloven en er zijn zeker vele migranten die van de nood een deugd hebben gemaakt.
En toch is het vooralsnog een minderheid van de minderheden die zich als een vis in het water van het land van aankomst beweegt. De meesten, ook in de tweede generatie, hebben het moeilijker om zich een plaats te verwerven. Ze zijn maar al te vaak gevangen in een loyaliteitsconflict tussen de normen van hun ouders en die van de omringende samenleving. En daarbij moet worden aangetekend dat de eerste generatie, die veel verder van de samenleving afstaat, ook over vijftien jaar nog steeds getalsmatig de tweede zal blijven overtreffen. Dat wordt verzwegen in de politiek, die almaar nadruk legt op de tweede of de derde generatie. De Nederlandse schattingen spreken over een eerste generatie niet-westerse migranten van ongeveer 1,3 miljoen versus een tweede generatie van om en bij de één miljoen in 2015.
Immigratie is een ontwortelende ervaring en dat heeft gevolgen. Er zijn in de discussie tal van nuanceringen aangebracht op mijn eerdere betoog over het multiculturele drama, maar de stelling dat sociale ongelijkheid en culturele segregatie hardnekkige gevolgen zijn van recente immigratie is niet weersproken. Daarover zal het moeten gaan, waarbij de schuldvraag eigenlijk betekenisloos is. De uitkomsten van vier decennia ongestuurde en onnadenkende immigratie zijn voor eenieder zichtbaar. De maatschappelijke spanningen die daaruit voortvloeien evenzeer.
Paul Scheffer is publicist.
DS, 24-12-2002