PDA

Bekijk de volledige versie : 'Veel ngo's kiezen voor makkelijke weg'


Barst
7th February 2009, 14:53
'Veel ngo's kiezen voor makkelijke weg'


BRUSSEL - 'Ontwikkelingsorganisaties laten zich bij hun keuze voor de landen waarin ze actief zijn, te veel sturen door de overheid', zegt de Nederlandse doctorandus Dirk Jan Koch.


Internationale niet-gouvernementele organisaties (ngo's) spitsen hun hulp vaak niet toe op de armste en de moeilijkste ontwikkelingslanden, en vertonen uitgesproken kuddegedrag. Dat stelt de Nederlandse ontwikkelingsdeskundige Dirk Jan Koch, die deze maand met zijn onderzoek naar de geografische spreiding van ontwikkelingsprojecten promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Koch onderscheidt de 'donor darlings' - landen als Kenia, Uganda en Ethiopië die uitermate geliefd zijn bij de westerse donorlanden - van de 'donor orphans', die vaak verstoken blijven van ontwikkelingshulp. Voorbeelden daarvan zijn Jemen, Ivoorkust of de Centraal-Afrikaanse Republiek, landen met extreme noden die niettemin weinig of geen projecten van ngo's aantrekken.

'De veiligheid speelt een rol, maar is zeker niet allesbepalend', zegt Dirk Jan Koch. 'Ngo's hangen in grote mate af van overheidsfinanciering. Daarom lijken de keuzes voor de landen waarin ze actief zijn, sterk op die van hun overheid. Het is verbazend hoe gouvernementeel de landenkeuze van niet-gouvernementele organisaties is.'

Koch onderzocht wereldwijd 61 ontwikkelingsorganisaties, die samen jaarlijks 27 miljard dollar verdelen. Twee derde van die organisaties werkt in landen uit de groep 'donor darlings'. 'Ngo's redeneren zoals bedrijven', stelt Koch. 'Ze voeren vaak projecten uit in landen waar het lokale personeel goed is opgeleid en de regelgeving in orde is. Als een andere ngo er al goed heeft samengewerkt met een lokale organisatie, en er goede accountants en evaluatoren beschikbaar zijn, dan is bij veel ngo's de neiging groot om in hetzelfde land een nieuw project te openen. Veel ngo's kiezen voor de makkelijke weg, al zijn er uitzonderingen.'

Zo nam Oxfam Novib, de Nederlandse tak van Oxfam, zes jaar geleden de landen waarin de organisatie actief is, kritisch onder de loep. 'De landenkeuze is vaak historisch bepaald. Daarom zijn de landen waar projecten lopenvaak nog dezelfde als twintig jaar geleden. Oxfam Novib toetste zijn landenlijst aan een aantal harde criteria. Daarna stelde de organisatie vast dat ze in bepaalde landen weinig toegevoegde waarde bood, en in nieuwe landen meer het verschil zou kunnen maken. Oxfam Novib heeft daarom de projecten in Brazilië teruggeschroefd, en nieuwe projecten opgestart in Niger en in Nigeria.'

Toch gebeurt dat in de praktijk weinig: 'Acht van de 13 Oxfams zijn actief in Mozambique, maar in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) is er niemand. De analyse wordt wel gemaakt, maar een team uit Mozambique laten vertrekken om naar de CAR te gaan, ligt dan weer moeilijk. Ik zeg niet dat er geen enkele organisatie naar Tanzania of naar Uganda mag gaan, maar de projecthulp kan beter worden gespreid.'

In de door Koch onderzochte groep ngo's zitten drie Belgische organisaties. 'De landenkeuze van Vredeseilanden, Oxfam België en Broederlijk Delen is ook historisch te verklaren', zegt Koch. 'De ontwikkelingsorganisaties trekken vaak naar voormalige kolonies, zoals Congo. Hoe begrijpelijk ook, binnen Congo zelf zijn de projecten dan weer erg ongelijk verdeeld. In Oost-Congo zitten een hoop organisaties. In West-Congo dan weer bijna niemand.'

De onderzoeker raadt de overheden aan de ngo's financieel te stimuleren om ook voor landen te kiezen waar geen ambassade is, en niet via regelgeving de ngo's uit sommige landen weg te drijven. Maar ook de ngo's zelf zijn verantwoordelijk: 'In de VS laten ngo's zich veel minder sturen door hun overheid dan in België. Om onafhankelijker te opereren, zouden ngo's naar meer eigen middelen kunnen zoeken.'


DS, 07-02-2009 (Ine Roox)