Barst
3rd February 2009, 03:41
Wij zijn allemaal prutsers
Deugden zijn geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je uitblinkt. Vandaag: hoogleraar logica Jean Paul Van Bendegem pleit ervoor ons te bekwamen in fouten maken.
’Het is een deugd fouten te durven maken”, zegt Jean Paul Van Bendegem, hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel. „Maar wanneer ik zeg dat het belangrijk is ons in deze deugd te oefenen, kijken mensen mij vreemd aan: ‘Fouten maken gaat vanzelf, waarom zouden we ons daar in moeten bekwamen?'’’
Vanwege het cliché: van je fouten kun je leren.
„Dat zegt u nu met een ondertoon van minachting in uw stem. Maar dit is een cliché van belang, want in werkelijkheid willen de meesten van ons helemaal geen fouten maken, durven ze ook niet te maken, en denken ook helemaal niet iets van hun fouten te kunnen leren. We leggen zo’n cliché snel op tafel maar leven er niet naar.”
Waarom niet?
„Omdat we dan ons mensbeeld zouden moeten aanpassen. Wij geven allemaal graag hoog op van ons mens-zijn. Het loopt als een rode draad door de westerse wijsbegeerte: de mens onderscheidt zich van de dieren omdat hij de rede weet te gebruiken. Hij kan nadenken over welke handelingen hij dient te stellen en, eenmaal duidelijk wat er gedaan dient te worden, dan zal dat ook gebeuren. Weet je wat het goede is, dan zal je toch niet nalaten om dat te realiseren? Maar als ik kijk naar echte mensen van vlees en bloed, dan zie ik geen hoogrationele wezens. Ik zie mensen die wel proberen hun best te doen, maar toch mislukken, denken dat ze het weten, maar zich pijnlijk vergissen, denken dat ze helpen, maar de zaak volkomen in de war sturen. Als ik aan zo’n wezen een naam zou moeten toekennen, dan zie ik er maar één: een prutser.”
Ik pieker er niet over: als we accepteren dat we prutsen zullen we nooit meer iets goeds presteren.
„Dat betwijfel ik. Waar het om gaat, is niet zozeer dat mensen prutsers zijn, maar dat er ook een besef van is, met andere woorden, de prutser die weet dat hij een prutser is, zal ook accepteren dat hij feilbaar is. Vraagt u natuurlijk: wat schieten we daar mee op?’’
Precies.
„Als we de deugd van het durven fouten maken meer beoefenen, en het mensbeeld dat wij prutsers zijn wijd verspreid raakt, leidt dit ertoe dat uitzonderlijke prestaties beter op waarde geschat worden. Dit is een van de redenen dat ik ’De Nachtwacht’ zo waardeer. Niet alleen vanwege de intrinsieke waarde of schoonheid van het schilderij, maar ook vanwege het besef dat bijna geen mens tot zoiets is in staat is.”
De prutser accentueert de uitschieter.
„Licht accentueert het donker altijd. Maar daar gaat het me nu niet om. Rembrandt was in zijn dagelijks leven ook vaak een prutser. Denk aan al de opdrachten die hij is misgelopen, zijn huwelijksleven dat niet altijd over rozen ging. Maar in zijn werk is hij een aantal keer tot uitzonderlijke hoogte gestegen. Die uitschieters tonen mij dat wij, hoezeer wij allen ook prutsers zijn, enkele keren in ons leven in staat zijn boven onszelf uit te stijgen.
U denkt dat wij nooit meer iets maken dat foutloos is als wij accepteren dat wij prutsers zijn. Naar mijn idee is het precies andersom: wij zijn wij vaker in staat iets bijzonders te produceren als wij accepteren dat wij prutsers zijn.
Ik bedoel hiermee niet dat wij prutsers nu altijd een excuus hebben voor stomme fouten. De deugd is van oudsher het ultieme midden. Dat geldt ook voor durven fouten te maken. Wie een absolute puinhoop maakt van zijn leven, ten nadele van anderen, en dat vervolgens vergoelijkt met de opmerking dat wij maar prutsers zijn, bevindt zich aan het ene uiterste van die lijn.
Zo iemand wordt in economische en ethische literatuur wel omschreven als de vrijbuiter, die zich niets aan anderen gelegen laat liggen, maar er wel op rekent dat uitgerekend die anderen zich netjes en behoorlijk gedragen. Hoeveel schade hij ook berokkent, hij zal nooit de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich nemen. Ik stel wel vast dat zowel in de ethiek als in de sociale wetenschappen het probleem van de vrijbuiter eigenlijk als onoplosbaar wordt beschouwd; het is dus zeker niet zo dat alleen de prutsende mens heeft af te rekenen met de vrijbuiter.”
Wie staat aan de andere kant van de lijn?
„De perfectionist.”
Die levert juist foutloos maatwerk.
„Wanneer hij de deugd van het durven fouten te maken niet beheerst, zal hij steeds minder maatwerk afleveren. De werkelijke perfectionist, die natuurlijk niet gelooft dat wij prutsers zijn, leeft in de illusie dat hij volledige controle heeft over zijn omgeving.
In de laatste bundel van Piet Meeuse, ’Het lied van de ezelin’, staat een ingenieus en grappig verhaal ‘De wereld volgens ing. Schneehammer’, over een ingenieur die de perfectie nastreeft. Getallen zijn hiertoe de sleutel. Zijn leer van de perfectie groeit uit tot een heuse religie, die nood heeft aan een gebouw, het Hoofdkwartier. Nu de perfectie daadwerkelijk moet gerealiseerd worden, faalt Schneehammer natuurlijk jammerlijk, waardoor zijn wereld ineenstort.”
Waar leidt die beheersingsdrang toe?
„Tot faalangst en immobiliteit. Onze tijd kenmerkt zich door onze drang alles te beheersen, zelfs het noodlot. De Rotterdamse filosoof Jos de Mul noemt dit ‘De domesticatie van het noodlot’. Vroeger accepteerden we dat het noodlot op een dag aan de kleur klopte, als een ongeluk, een alles verterende jaloezie, ziekte of oorlogsgeweld. Nu willen we zelfs het noodlot temmen en domesticeren.
Je zou die beheersingsdrang bijna een collectieve neurose kunnen noemen. En die is begrijpelijk: het appelleert aan de diepe menselijke nood een omgeving te beheersen. Stel je voor dat een stoel de volgende dag een tafel wordt, en de tafel een muur. Met zoveel variabelen valt niet te leven. Maar we slaan door, we willen alles beheersen, zelfs de tijd.
Daar zag ik een paar maanden geleden een prachtig illustratief voorbeeld van. Het betrof een hardloopwedstrijd, een honderd meter sprint. Er zou een electronisch startschot worden gegeven, zo zouden valse starts beter kunnen worden opgemerkt. Dat klopte ook, bij de eerste start bleek een van de lopers drieduizendste van een seconde te vroeg vertrokken. Opnieuw.
Bij de volgende start vertrok een ander drieduizendste van een seconde te vroeg. Na vijf valse starts hebben ze het het toestel uitgeschakeld. Waar praat je over? Over drieduizendste van een seconde, een tijdseenheid die zich onttrekt aan de waarnemingssnelheid van de mens. Wij denken dat datgene wat meetbaar is ons meer controle biedt. Dit voorbeeld laat zien dat dit een misvatting is: niet datgene wat meetbaar is is bruikbaar maar wat meetbaar is én interpreteerbaar. Anders blijf je met loze cijfers zitten, die ons verlammen – of een wedstrijd platleggen.”
Hoe ontkomen we aan deze verlamming?
„De deugdethiek biedt daar goede mogelijkheden voor. Naast de deugdethiek bestaat er ook zoiets als de consequentie-ethiek, waarbij de gevolgen doorslaggevend zijn voor het handelen. Maar vaak kunnen we die gevolgen helemaal niet goed inschatten waardoor we ons vergissen. Niet alleen dat, vaak zijn we evenmin in staat om gevolgen te voorzien die te veel denkstappen vragen.
Als ik de mens een prutser noem, dan zeg ik daarmee dat de mens een wezen is dat grenzen kent: ons gezichtsvermogen is beperkt, ons gehoor, ons loopvermogen, zelfs ons brein kent zijn grenzen. Een van de sterkste kwaliteiten van de mens is zijn vermogen zijn grenzen te leren kennen. Maar daarvoor zal je fouten moeten durven maken. Daar is moed voor nodig. Wie die moed weet op te brengen, zal ontdekken hoe verstandig de houding is, omdat je alleen zo van je fouten kunt leren.
Deze houding is ook een mogelijk startpunt voor rechtvaardigheid. In mij leeft een diepe behoefte mijn medemens te leren kennen. En ik neem ook aan dat mijn medemens mij wil leren kennen. Dat kan door onze daden, en door onze fouten.”
Waar we dan die ander voor straffen.
„Niet per se. Als we beseffen dat we allemaal prutsers zijn, zullen we iemand die een fout maakt niet onmiddellijk vervolgen en bestraffen. We zullen ons terdege afvragen of de ander, die iets vreemds gedaan heeft, iets ongewoons, iets schadelijks, zijn daad had kunnen voorzien. En als het onmogelijk is dat hij de gevolgen van zijn daad had kunnen voorzien, is het onredelijk hem te straffen. En omgekeerd hoop ik ook dat mijn medemens zo naar mij zal kijken als ik een fout maak.”
Beheerst u zelf de deugd van het fouten durven maken?
„Ik probeer het.”
Waarom mislukt het?
„Ik zou wel graag ooit een heldendaad willen verrichten, maar tot nu toe is dat nog steeds niet gebeurd. Toch kan ik vrij goed omgaan met het inzicht dat een poging van mij volkomen op niets is uitgelopen, zonder daarbij de verzuchting te slaken: ik moet mijn pogen maar staken.”
Waardoor u makkelijker fouten gaat maken.
„Ik aarzel om dat toe te juichen. Je moet jezelf hierbij wel in de hand houden, wie klakkeloos, mateloos fouten maakt, wordt snel een vrijbuiter die geen verantwoordelijkheid voor zijn daden accepteert.”
Trouw, 30-08-2008 (Peter Henk Steenhuis)
Deugden zijn geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je uitblinkt. Vandaag: hoogleraar logica Jean Paul Van Bendegem pleit ervoor ons te bekwamen in fouten maken.
’Het is een deugd fouten te durven maken”, zegt Jean Paul Van Bendegem, hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel. „Maar wanneer ik zeg dat het belangrijk is ons in deze deugd te oefenen, kijken mensen mij vreemd aan: ‘Fouten maken gaat vanzelf, waarom zouden we ons daar in moeten bekwamen?'’’
Vanwege het cliché: van je fouten kun je leren.
„Dat zegt u nu met een ondertoon van minachting in uw stem. Maar dit is een cliché van belang, want in werkelijkheid willen de meesten van ons helemaal geen fouten maken, durven ze ook niet te maken, en denken ook helemaal niet iets van hun fouten te kunnen leren. We leggen zo’n cliché snel op tafel maar leven er niet naar.”
Waarom niet?
„Omdat we dan ons mensbeeld zouden moeten aanpassen. Wij geven allemaal graag hoog op van ons mens-zijn. Het loopt als een rode draad door de westerse wijsbegeerte: de mens onderscheidt zich van de dieren omdat hij de rede weet te gebruiken. Hij kan nadenken over welke handelingen hij dient te stellen en, eenmaal duidelijk wat er gedaan dient te worden, dan zal dat ook gebeuren. Weet je wat het goede is, dan zal je toch niet nalaten om dat te realiseren? Maar als ik kijk naar echte mensen van vlees en bloed, dan zie ik geen hoogrationele wezens. Ik zie mensen die wel proberen hun best te doen, maar toch mislukken, denken dat ze het weten, maar zich pijnlijk vergissen, denken dat ze helpen, maar de zaak volkomen in de war sturen. Als ik aan zo’n wezen een naam zou moeten toekennen, dan zie ik er maar één: een prutser.”
Ik pieker er niet over: als we accepteren dat we prutsen zullen we nooit meer iets goeds presteren.
„Dat betwijfel ik. Waar het om gaat, is niet zozeer dat mensen prutsers zijn, maar dat er ook een besef van is, met andere woorden, de prutser die weet dat hij een prutser is, zal ook accepteren dat hij feilbaar is. Vraagt u natuurlijk: wat schieten we daar mee op?’’
Precies.
„Als we de deugd van het durven fouten maken meer beoefenen, en het mensbeeld dat wij prutsers zijn wijd verspreid raakt, leidt dit ertoe dat uitzonderlijke prestaties beter op waarde geschat worden. Dit is een van de redenen dat ik ’De Nachtwacht’ zo waardeer. Niet alleen vanwege de intrinsieke waarde of schoonheid van het schilderij, maar ook vanwege het besef dat bijna geen mens tot zoiets is in staat is.”
De prutser accentueert de uitschieter.
„Licht accentueert het donker altijd. Maar daar gaat het me nu niet om. Rembrandt was in zijn dagelijks leven ook vaak een prutser. Denk aan al de opdrachten die hij is misgelopen, zijn huwelijksleven dat niet altijd over rozen ging. Maar in zijn werk is hij een aantal keer tot uitzonderlijke hoogte gestegen. Die uitschieters tonen mij dat wij, hoezeer wij allen ook prutsers zijn, enkele keren in ons leven in staat zijn boven onszelf uit te stijgen.
U denkt dat wij nooit meer iets maken dat foutloos is als wij accepteren dat wij prutsers zijn. Naar mijn idee is het precies andersom: wij zijn wij vaker in staat iets bijzonders te produceren als wij accepteren dat wij prutsers zijn.
Ik bedoel hiermee niet dat wij prutsers nu altijd een excuus hebben voor stomme fouten. De deugd is van oudsher het ultieme midden. Dat geldt ook voor durven fouten te maken. Wie een absolute puinhoop maakt van zijn leven, ten nadele van anderen, en dat vervolgens vergoelijkt met de opmerking dat wij maar prutsers zijn, bevindt zich aan het ene uiterste van die lijn.
Zo iemand wordt in economische en ethische literatuur wel omschreven als de vrijbuiter, die zich niets aan anderen gelegen laat liggen, maar er wel op rekent dat uitgerekend die anderen zich netjes en behoorlijk gedragen. Hoeveel schade hij ook berokkent, hij zal nooit de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich nemen. Ik stel wel vast dat zowel in de ethiek als in de sociale wetenschappen het probleem van de vrijbuiter eigenlijk als onoplosbaar wordt beschouwd; het is dus zeker niet zo dat alleen de prutsende mens heeft af te rekenen met de vrijbuiter.”
Wie staat aan de andere kant van de lijn?
„De perfectionist.”
Die levert juist foutloos maatwerk.
„Wanneer hij de deugd van het durven fouten te maken niet beheerst, zal hij steeds minder maatwerk afleveren. De werkelijke perfectionist, die natuurlijk niet gelooft dat wij prutsers zijn, leeft in de illusie dat hij volledige controle heeft over zijn omgeving.
In de laatste bundel van Piet Meeuse, ’Het lied van de ezelin’, staat een ingenieus en grappig verhaal ‘De wereld volgens ing. Schneehammer’, over een ingenieur die de perfectie nastreeft. Getallen zijn hiertoe de sleutel. Zijn leer van de perfectie groeit uit tot een heuse religie, die nood heeft aan een gebouw, het Hoofdkwartier. Nu de perfectie daadwerkelijk moet gerealiseerd worden, faalt Schneehammer natuurlijk jammerlijk, waardoor zijn wereld ineenstort.”
Waar leidt die beheersingsdrang toe?
„Tot faalangst en immobiliteit. Onze tijd kenmerkt zich door onze drang alles te beheersen, zelfs het noodlot. De Rotterdamse filosoof Jos de Mul noemt dit ‘De domesticatie van het noodlot’. Vroeger accepteerden we dat het noodlot op een dag aan de kleur klopte, als een ongeluk, een alles verterende jaloezie, ziekte of oorlogsgeweld. Nu willen we zelfs het noodlot temmen en domesticeren.
Je zou die beheersingsdrang bijna een collectieve neurose kunnen noemen. En die is begrijpelijk: het appelleert aan de diepe menselijke nood een omgeving te beheersen. Stel je voor dat een stoel de volgende dag een tafel wordt, en de tafel een muur. Met zoveel variabelen valt niet te leven. Maar we slaan door, we willen alles beheersen, zelfs de tijd.
Daar zag ik een paar maanden geleden een prachtig illustratief voorbeeld van. Het betrof een hardloopwedstrijd, een honderd meter sprint. Er zou een electronisch startschot worden gegeven, zo zouden valse starts beter kunnen worden opgemerkt. Dat klopte ook, bij de eerste start bleek een van de lopers drieduizendste van een seconde te vroeg vertrokken. Opnieuw.
Bij de volgende start vertrok een ander drieduizendste van een seconde te vroeg. Na vijf valse starts hebben ze het het toestel uitgeschakeld. Waar praat je over? Over drieduizendste van een seconde, een tijdseenheid die zich onttrekt aan de waarnemingssnelheid van de mens. Wij denken dat datgene wat meetbaar is ons meer controle biedt. Dit voorbeeld laat zien dat dit een misvatting is: niet datgene wat meetbaar is is bruikbaar maar wat meetbaar is én interpreteerbaar. Anders blijf je met loze cijfers zitten, die ons verlammen – of een wedstrijd platleggen.”
Hoe ontkomen we aan deze verlamming?
„De deugdethiek biedt daar goede mogelijkheden voor. Naast de deugdethiek bestaat er ook zoiets als de consequentie-ethiek, waarbij de gevolgen doorslaggevend zijn voor het handelen. Maar vaak kunnen we die gevolgen helemaal niet goed inschatten waardoor we ons vergissen. Niet alleen dat, vaak zijn we evenmin in staat om gevolgen te voorzien die te veel denkstappen vragen.
Als ik de mens een prutser noem, dan zeg ik daarmee dat de mens een wezen is dat grenzen kent: ons gezichtsvermogen is beperkt, ons gehoor, ons loopvermogen, zelfs ons brein kent zijn grenzen. Een van de sterkste kwaliteiten van de mens is zijn vermogen zijn grenzen te leren kennen. Maar daarvoor zal je fouten moeten durven maken. Daar is moed voor nodig. Wie die moed weet op te brengen, zal ontdekken hoe verstandig de houding is, omdat je alleen zo van je fouten kunt leren.
Deze houding is ook een mogelijk startpunt voor rechtvaardigheid. In mij leeft een diepe behoefte mijn medemens te leren kennen. En ik neem ook aan dat mijn medemens mij wil leren kennen. Dat kan door onze daden, en door onze fouten.”
Waar we dan die ander voor straffen.
„Niet per se. Als we beseffen dat we allemaal prutsers zijn, zullen we iemand die een fout maakt niet onmiddellijk vervolgen en bestraffen. We zullen ons terdege afvragen of de ander, die iets vreemds gedaan heeft, iets ongewoons, iets schadelijks, zijn daad had kunnen voorzien. En als het onmogelijk is dat hij de gevolgen van zijn daad had kunnen voorzien, is het onredelijk hem te straffen. En omgekeerd hoop ik ook dat mijn medemens zo naar mij zal kijken als ik een fout maak.”
Beheerst u zelf de deugd van het fouten durven maken?
„Ik probeer het.”
Waarom mislukt het?
„Ik zou wel graag ooit een heldendaad willen verrichten, maar tot nu toe is dat nog steeds niet gebeurd. Toch kan ik vrij goed omgaan met het inzicht dat een poging van mij volkomen op niets is uitgelopen, zonder daarbij de verzuchting te slaken: ik moet mijn pogen maar staken.”
Waardoor u makkelijker fouten gaat maken.
„Ik aarzel om dat toe te juichen. Je moet jezelf hierbij wel in de hand houden, wie klakkeloos, mateloos fouten maakt, wordt snel een vrijbuiter die geen verantwoordelijkheid voor zijn daden accepteert.”
Trouw, 30-08-2008 (Peter Henk Steenhuis)