Barst
8th January 2009, 16:48
Gesloten gelederen
Martine Aubry won in november nipt de strijd om het voorzitterschap van de Franse Parti Socialiste. Luttele stemmen scheidden haar van Ségolène Royal. Natuurlijk reikte de nieuwe voorzitster haar rivale de hand. 'Samen gaan we winnen voor de Fransen', waren de grensverleggende woorden van Martine bij het omhelzen van Ségolène, die wellicht een doodgewone wurging eerlijker en prettiger had gevonden. Maar niets aan te doen. Na interne verkiezingen, binnen eenzelfde partij, moet je dulden dat je door je vijanden wordt doodgeknuffeld. Je vijanden zijn immers je vrienden. En het is de hoogste tijd dat de rangen worden gesloten. Waarom? Dat heb ik nooit begrepen. Gesloten rangen. Het klinkt militaristisch. En het bulkt van de claustrofobie. Alsof het meningsverschil een curiosum is dat alleen in de verkiezingstijd bestaansrecht heeft. Daarna weer business as usual: één voor allen, en allen voor één.
De jongste weken probeerde Martine Aubry deze verheffende gedachte in de praktijk om te zetten. Meer interne discipline is nodig, wist ze. Voortaan mogen mandatarissen, ook topfiguren, geen uitspraken meer doen die zich buiten de grenzen van hun specialisatie bevinden. Geen wanklanken meer. Lijkt leuk. Maar ik zie drie nadelen.
Vooreerst is er een technisch probleem. Waar bevinden zich de grenzen van een specialisatie? Neem nu een doorsnee optreden van Pieter De Crem in New York. Gaat het daarbij om defensie? Om cultuur? Om mensenrechten? Je drinkt een glaasje in een bar en je bent meteen al multidisciplinair bezig. Maar de vraag gaat dieper: wat doe je met iemand die werkelijk ideeën heeft, wat je ook in de politiek niet a priori mag uitsluiten? Martin Luther King: I have a dream. Wanneer mag hij spreken, wanneer moet hij zwijgen? Of hebben de Franse socialisten ook experts die zich uitsluitend met de technische ontwikkeling van dromen bezighouden? Functionarissen die daarvoor speciaal zijn opgeleid? Anders uitgedrukt: wie vindt dat iedereen netjes binnen de grenzen van de eigen specialisatie moet blijven, sluit per definitie de droom en de bredere visie uit. Net wat we in de politiek zo hard nodig hebben. Socialisten zonder visie halen weinig stemmen. Socialisten met een visie ook, maar dat is voer voor specialisten.
Vervolgens springt de mateloze tristesse van de gesloten gelederen in het oog. Er is één mening. En die krijgen we te horen via een spreekbuis. Wie wordt daar in godsnaam wild van? Wie vindt er blijvende bezieling in die zijn leven kleurt? Ook al kunnen meningen dezelfden zijn, mensen die dezelfde mening hebben, verschillen van elkaar. Dat maakt die mensen aantrekkelijk, en krikt ook de door hen vertolkte mening op. De kracht van een mening hangt deels af van wie haar vertolkt. En hoe hij dat doet. Dat is nu precies eigen aan een mening, die in deze verschilt van een wetenschappelijk onderzoeksresultaat. Martine Aubry lijkt dat gegeven te ontkennen. Ten onrechte. In zijn nieuwste boek De l'universel, de l'uniforme, du commun et du dialogue entre les cultures verwerpt de Franse filosoof François Jullien het uniforme als een product van de commercie waar erg weinig inhoud in zit. Terecht. Een basisgedachte kan door velen worden gedeeld zonder dat ze uniform wordt vertolkt.
Ten slotte leidt het opgeven van elke interne discussie niet tot vertrouwen, maar juist tot wantrouwen bij het brede publiek. Als over ideeën geen discussie meer bestaat, wordt het hardnekkige vooroordeel bevestigd dat het in de politiek alleen maar om de postjes of de poppetjes zou gaan. Het is een kritiek die ik overigens niet deel. Er is in onze samenleving terecht veel eerbied voor jobs en arbeidsplaatsen. Behalve in de politiek. Daar heten die dingen opeens postjes. Alsof er iets smerigs aan kleeft. Het postje van premier. Bah.
Martine Aubry en de vrijheid van meningsuiting. Het is een rare combinatie. Wie op een bepaald terrein competent is, moet over alle andere onderwerpen zwijgen. Beter is het dus in niets competent te zijn, want dan mag je altijd je mening verkondigen. Op zich is dat schattig. De vrijheid van meningsuiting is er ook, en misschien wel vooral, voor mensen die eigenlijk geen mening hebben, maar die gewoon boos zijn. Op hun vrouw, hun baas, hun kinderen, de hele wereld die hun genie niet onderkent. Van sommige blogs en fora op het internet spat de bitterheid af. Bitterheid als een mening vermomd. Niettemin: goed dat die uitlaatklep bestaat. Wie zijn gal spuwt op het internet kan niet tegelijkertijd zijn partner vermoorden. En verder zijn er de lieflijke grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Iedereen zegt wat hij wil, maar niemand is verplicht om te luisteren. De vrijheid van meningsuiting is een metafoor voor het leven. Ze deelt in eenzelfde tragiek.
Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht.
DS, 08-01-2009
Martine Aubry won in november nipt de strijd om het voorzitterschap van de Franse Parti Socialiste. Luttele stemmen scheidden haar van Ségolène Royal. Natuurlijk reikte de nieuwe voorzitster haar rivale de hand. 'Samen gaan we winnen voor de Fransen', waren de grensverleggende woorden van Martine bij het omhelzen van Ségolène, die wellicht een doodgewone wurging eerlijker en prettiger had gevonden. Maar niets aan te doen. Na interne verkiezingen, binnen eenzelfde partij, moet je dulden dat je door je vijanden wordt doodgeknuffeld. Je vijanden zijn immers je vrienden. En het is de hoogste tijd dat de rangen worden gesloten. Waarom? Dat heb ik nooit begrepen. Gesloten rangen. Het klinkt militaristisch. En het bulkt van de claustrofobie. Alsof het meningsverschil een curiosum is dat alleen in de verkiezingstijd bestaansrecht heeft. Daarna weer business as usual: één voor allen, en allen voor één.
De jongste weken probeerde Martine Aubry deze verheffende gedachte in de praktijk om te zetten. Meer interne discipline is nodig, wist ze. Voortaan mogen mandatarissen, ook topfiguren, geen uitspraken meer doen die zich buiten de grenzen van hun specialisatie bevinden. Geen wanklanken meer. Lijkt leuk. Maar ik zie drie nadelen.
Vooreerst is er een technisch probleem. Waar bevinden zich de grenzen van een specialisatie? Neem nu een doorsnee optreden van Pieter De Crem in New York. Gaat het daarbij om defensie? Om cultuur? Om mensenrechten? Je drinkt een glaasje in een bar en je bent meteen al multidisciplinair bezig. Maar de vraag gaat dieper: wat doe je met iemand die werkelijk ideeën heeft, wat je ook in de politiek niet a priori mag uitsluiten? Martin Luther King: I have a dream. Wanneer mag hij spreken, wanneer moet hij zwijgen? Of hebben de Franse socialisten ook experts die zich uitsluitend met de technische ontwikkeling van dromen bezighouden? Functionarissen die daarvoor speciaal zijn opgeleid? Anders uitgedrukt: wie vindt dat iedereen netjes binnen de grenzen van de eigen specialisatie moet blijven, sluit per definitie de droom en de bredere visie uit. Net wat we in de politiek zo hard nodig hebben. Socialisten zonder visie halen weinig stemmen. Socialisten met een visie ook, maar dat is voer voor specialisten.
Vervolgens springt de mateloze tristesse van de gesloten gelederen in het oog. Er is één mening. En die krijgen we te horen via een spreekbuis. Wie wordt daar in godsnaam wild van? Wie vindt er blijvende bezieling in die zijn leven kleurt? Ook al kunnen meningen dezelfden zijn, mensen die dezelfde mening hebben, verschillen van elkaar. Dat maakt die mensen aantrekkelijk, en krikt ook de door hen vertolkte mening op. De kracht van een mening hangt deels af van wie haar vertolkt. En hoe hij dat doet. Dat is nu precies eigen aan een mening, die in deze verschilt van een wetenschappelijk onderzoeksresultaat. Martine Aubry lijkt dat gegeven te ontkennen. Ten onrechte. In zijn nieuwste boek De l'universel, de l'uniforme, du commun et du dialogue entre les cultures verwerpt de Franse filosoof François Jullien het uniforme als een product van de commercie waar erg weinig inhoud in zit. Terecht. Een basisgedachte kan door velen worden gedeeld zonder dat ze uniform wordt vertolkt.
Ten slotte leidt het opgeven van elke interne discussie niet tot vertrouwen, maar juist tot wantrouwen bij het brede publiek. Als over ideeën geen discussie meer bestaat, wordt het hardnekkige vooroordeel bevestigd dat het in de politiek alleen maar om de postjes of de poppetjes zou gaan. Het is een kritiek die ik overigens niet deel. Er is in onze samenleving terecht veel eerbied voor jobs en arbeidsplaatsen. Behalve in de politiek. Daar heten die dingen opeens postjes. Alsof er iets smerigs aan kleeft. Het postje van premier. Bah.
Martine Aubry en de vrijheid van meningsuiting. Het is een rare combinatie. Wie op een bepaald terrein competent is, moet over alle andere onderwerpen zwijgen. Beter is het dus in niets competent te zijn, want dan mag je altijd je mening verkondigen. Op zich is dat schattig. De vrijheid van meningsuiting is er ook, en misschien wel vooral, voor mensen die eigenlijk geen mening hebben, maar die gewoon boos zijn. Op hun vrouw, hun baas, hun kinderen, de hele wereld die hun genie niet onderkent. Van sommige blogs en fora op het internet spat de bitterheid af. Bitterheid als een mening vermomd. Niettemin: goed dat die uitlaatklep bestaat. Wie zijn gal spuwt op het internet kan niet tegelijkertijd zijn partner vermoorden. En verder zijn er de lieflijke grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Iedereen zegt wat hij wil, maar niemand is verplicht om te luisteren. De vrijheid van meningsuiting is een metafoor voor het leven. Ze deelt in eenzelfde tragiek.
Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht.
DS, 08-01-2009