PDA

Bekijk de volledige versie : Kerstessay: de wankele zuilen van Europa (4)


Barst
31st December 2008, 18:19
KERSTESSAY / DE WANKELE ZUILEN VAN EUROPA (4)

Terug van weggeweest: het Europese imperium


Wie van de EU een gestroomlijnde eensgezinde staat wil maken, is verder van zijn doel verwijderd dan ooit, schrijft PAUL GOOSSENS . We weten niet eens waar Europa ophoudt en met elke nieuwe lidstaat die erbij komt, verdwijnt het perspectief op institutionele helderheid en diepgang verder achter oosterse horizonten. Niet de natiestaat, maar het imperium is het nieuwe model voor de Unie.


De sfeer aan boord van de Embraer van de Belgische luchtmacht was onwezenlijk. Er werd nog wel gepraat, maar op fluistertoon. Niemand die goed besefte wat er precies was gebeurd en wat de gevolgen zouden zijn. Voor iedereen was het improviseren, dit was zonder voorgaande. Hals over kop waren Commissievoorzitter Romano Prodi, de Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana en EU-voorzitter Guy Verhofstadt uit Yalta vertrokken. In de datsja van de president van Oekraïne Leonid Koetsjma hadden ze de aanslag op de Twin Towers in New York vernomen. Drieënhalf uur duurde de vlucht naar Brussel, drieënhalf uur dat de chefs van Europa tot nagelbijten, oude kranten lezen en een hazenslaapje waren veroordeeld. Aan boord was slechts één telefoon en hoe zeer Solana ook zijn best deed, bellen lukte nauwelijks. Pas in Melsbroek, toen enkele honderden journalisten hen stonden op te wachten, drong het tot Verhofstadt, Solana en Prodi door dat de wereld er de volgende jaren heel anders zou uit zien. Enkele ogenblikken later, in een loods van de luchtmacht, verklaarden ze in koor dat Europa volledig solidair was met de Verenigde Staten. 11 september 2001, toen sprak Europa met één stem. Een half jaar later was de fictie van het eensgezinde Europa al lang voorbij. Op de Europese Raad van Barcelona was de verdeeldheid over de Amerikaanse Irak-strategie zo groot dat Tony Blair en José-Maria Aznar elk gesprek over Irak - ook achter gesloten deuren - van tafel blaften.

Met één stem spreken. Al decennialang is het de simpele mantra waarmee de Europese Unie de duivels van de interne verdeeldheid bezweert en op wereldvlak respect, invloed en macht hoopt binnen te halen. Het continent dat diversiteit als het meest waardevolle in zijn DNA aanstipt, is gebiologeerd door eenheid. Het is des te opmerkelijker omdat de Europese Unie slechts blijft bestaan, omdat ze op de vele wezensvragen van haar project geen antwoord kan geven. Meer zelfs: het continent dat eeuwenlang definitieve antwoorden over de hele wereld exporteerde, kon zich de laatste halve eeuw slechts handhaven en groeien, omdat zowat alle essentiële vragen onbeantwoord blijven. Het onvermogen van de Unie om de eigen identiteit, het einddoel, het Europees sociaal model en de definitieve buitengrenzen te definiëren, was de beste garantie dat het Europese integratieproces niet onherroepelijk stremde. Dit project leefde en ontwikkelde zich bij de gratie van de onbeslistheid, zoniet dubbelzinnigheid. Onwrikbare antwoorden zijn misschien wel de grootste bedreiging voor de Europese Unie. De dag dat Europa met één stem spreekt en vooral denkt, legt het zichzelf het zwijgen op.

Hoe noodzakelijk de ontsnappingsroute van de vragen-zonder-antwoord is, blijkt bij elke crisis. Op dat punt was 2008 een leerrijk jaar. Pas toen hij Georgië als Europees territorium had erkend en de Europese Raad die toezegging met zoveel woorden op papier zette, slaagde Nicolas Sarkozy erin Polen en de Baltische staten zijn deal met Rusland te doen slikken. Om erger - een Oost-Europees schisma - te voorkomen, aanvaardde de hardste pleitbezorger van vaste Europese buitengrenzen dat een land uit de zuidelijke Kaukasus zich Europees mag noemen. Daarmee is Georgië nog geen lid van de Unie, maar de allerbelangrijkste hypotheek is wel gelicht. Nu het als Europees land erkend is, komt Georgië, aldus het verdrag van Rome, in aanmerking voor het EU-lidmaatschap. Na nauwelijks twee maanden voorzitterschap had Sarkozy al begrepen dat de realisatie van zijn verkiezingsslogan - definitieve Europese grenzen - een bom onder het Europese project zou leggen. De Unie kan veel hebben, behalve duidelijkheid over de buitengrenzen. Zelfs de discussie is taboe. Ook dat leerde Sarkozy. De werkgroep van Felipe Gonzalez, die er op Franse vraag kwam om de knoop van de grenzen te ontwarren, mag over zowat alles praten, behalve over grenzen…

Terwijl het principe van de flexibele Europese buitengrenzen in de oude lidstaten steeds meer debat en controverse oproept, bleef het tijdens de Georgië-crisis pal overeind. Meer zelfs, onder druk van de nieuwe lidstaten werd het spectaculair geactiveerd. Met alle geopolitieke gevolgen van dien. De Europese frontlijn ligt nu ten oosten van Moskou en Ankara en Europa schurkt zich nu tegen de Kaukasus, de Kaspische zee en de zuidelijke flank van Rusland aan. Voor de 'friends of a European state' is het slecht nieuws. De diversiteit neemt fors toe, terwijl het perspectief van een gestroomlijnd bestuur, institutionele helderheid en diepgang achter verre oosterse horizonten verdwijnt. Ook de manier waarop de Unie de andere crisissen van 2008, de financiële en de Ierse afwijzing van het verdrag van Lissabon, aanpakte, is een reden tot zorg. Weer werd bedenkelijk institutioneel en bestuurlijk patchwork geserveerd. Om Ierland te lijmen, gaat de Commissie de 'extra large'-toer op en is ze nu definitief op weg om zich tot een intergouvernementeel sanhedrin om te vormen. Voor overtuigde eurofederalisten is dat een zonde waarvoor geen vergeving bestaat. Tijdens de meltdown van de banken onderscheidde Europa zich vooral met verklaringen en vergaderingen. De maatregelen daarentegen werden nationaal beslist en gefinancierd. Veel meer dan een bescheiden coördinatierol was er voor de Unie niet bij. Van de lidstaten mocht Commissievoorzitter José Manuel Barroso in Washington, Parijs en Brussel nog wel prominent op de foto's, maar dan als veredelde secretaris van Sarkozy. Erger is dat enkele van de krachtigste Europese beleidsinstrumenten in die bewogen september- en oktoberdagen door de lidstaten lelijk werden geschoffeerd en grondig uitgehold. Zonder de minste compensatie bovendien. De balans die Guy Verhofstadt enkele dagen terug in zijn essay voor de Bertelsmann Stiftung opmaakte, loog er niet om. 'Wat', aldus de voormalige premier, 'rest er nog van het Europese mededingingsrecht? Wat met het Groei- en Stabiliteitspact? Het spreekt voor zich dat uitzonderlijke situaties om uitzonderlijke maatregelen vragen, maar kan elke lidstaat daarbij zomaar in zijn eentje het “acquis, overboord gooien? Met andere woorden waar zat Europa de voorbije weken?'

Goede vraag. Zeker voor iemand die als een koele Europese minnaar de Europese Raad binnenkwam, er bijna acht jaar later als gepassioneerd Europeaan buitenkwam en daar gebroken dromen en een bevlogen manifest aan overhield. De Unie, die in de crisissen van 2008 werd geboetseerd, drijft steeds verder van zijn manifest 'De Verenigde Staten van Europa' weg. Ze wordt er de antithese van. Of Verhofstadt dan wel de geschiedenis zich vergiste, is momenteel minder relevant dan de vaststelling dat de voormalige premier in zijn laatste essay niet één keer verwijst naar een kern-Europa, de blikvanger van 'De Verenigde Staten van Europa'. Daarentegen wordt een terugkeer van de imperia - 'a new age of empires' - aangekondigd. 'Dit is geen nostalgie naar een herrijzenis van de oude Europese wereldrijken, aldus Verhofstadt, maar de geboorte van nieuwsoortige politieke organisaties, opgebouwd door open en vrije samenlevingen.' Als de werkelijkheid de visionair niet volgt, moet de visionair eieren voor zijn geld kiezen. Ofwel verzuurt hij in het eigen gelijk, ofwel maakt hij zich klaar voor een bocht, zodat hij opnieuw aansluiting met de werkelijkheid krijgt. Daarom een nieuw concept: het Europese imperium.

Nieuw? Imperia zijn eeuwen ouder dan de natiestaten en al tweeduizend jaar worden op de Europees scène steeds nieuwe imperiale ensceneringen neergezet. Misschien is het zelfs de krachtigste inspiratiebron van de Europese politieke verbeelding. Steeds opnieuw probeerden de toonaangevende Europese machten een rijk na te bootsen dat in hun politieke fantasie als een onuitwisbaar paradigma opgeborgen lag. Nieuw is wel dat een politicus met enig aanzien het beladen en omstreden concept vanonder het stof haalt en het pad effent voor een zoveelste 'translatio imperii'. Het hing al een tijdje in de lucht, want het jarenlang verketterde I-woord dat definitief uit het politiek spectrum verbannen leek, is al enige tijd aan een opgemerkte comeback bezig. In Europa, maar evengoed in de VS. 'Imperialisme', zo schreef Matthew Connelly in 2006, 'is in Amerika een fashionable begrip geworden. Voor het eerst in een eeuw wordt een Amerikaans imperium als een interessant en zelfs waardevol idee beschouwd.' Niet zo lang geleden was Amerikaans imperialisme synoniem voor onwettelijk interventionisme, vandaag wordt het imperium veeleer als een na te streven model gebruikt. Daar kwam poetswerk aan te pas. De willekeur en arrogante uitoefening van macht, die alle imperiale rijken kenmerkten, verdween en in de plaats kwam een propere versie. Imperium werd synoniem voor een welwillende, tolerante, ietwat paternalistische autoriteit. Een variant die alleen in laboratoria en academische geschriften, maar niet in de werkelijkheid bestaat. Ook Verhofstadt zit hier met een probleem. Hij geeft wel een korte opsomming van de slechte imperia, maar niet van de goede. Dat is geen vergetelheid. Hoe diep men ook in de akker van de geschiedenis woelt, er is niet één welwillend en tolerant imperium op te spitten.

Het verbaast dat er zo veel tijd overging vooraleer een politicus het imperium als Europees model oppikte. Sinds het midden van de jaren negentig is het in academische kringen nochtans bijzonder hot en ook het grote publiek wordt er door geboeid. Er trok dit jaar heel veel volk naar het British Museum om er 'Empire and Conflict' te bekijken, een overrompelende tentoonstelling over de Romeinse keizer Hadrianus. Als de imperator uit de tweede eeuw vandaag nog een erg bekende Romein is, heeft hij dat mede aan Marguerite Yourcenar te danken. Enkele decennia geleden maakte ze van de krijgsheer en megalomane bouwheer een innemend en gecultiveerd mens met verheven gedachten. Zo werd Hadrianus een romanfiguur. Onder de koepel van de Londense British Library, gemodelleerd naar het Romeinse Pantheon van Hadrianus, werd op de politicus gefocust. De keizer werd immers met een erg actueel dilemma geconfronteerd: expansie of consolidatie. In het hedendaags EU-jargon: uitbreiding of verdieping. Hadrianus koos voor het laatste. Omdat zijn onoverzichtelijk rijk - van Schotland tot over de Eufraat - oncontroleerbaar werd, brak hij met de politiek van zijn voorgangers. Hij gaf Mesopotamië, het huidige Irak, op, samen met de landen ten noorden van de Donau en begon aan vaste grenzen te bouwen. Letterlijk: in het noorden van Britannia liet hij een muur van meer dan honderd kilometer optrekken. Hadrianus was een atypische keizer. Omdat hij tijdig het gevaar van de 'imperial overstretch' onderkende, werd hij de intelligente architect van de strategische terugtocht. Zo kon Rome de essentie van het rijk redden. Iets waar Michael Gorbatsjov, nog zo'n atypische imperator, niet meer in slaagde.

De fascinatie van Europa voor het imperium heeft vooralsnog niets met enige terugtocht of consolidatie te maken. Veeleer gaat het om nieuwe poging om die ondefinieerbare en uitdijende Europese Unie te begrijpen, te systematiseren en te sturen. Zo beviel Jan Zielonka in 2006 van 'Europe as Empire'. Een intrigerend boek, ook al omdat Zielonka die nochtans professor in Oxford is, op zijn beurt toegeeft dat er geen historisch voorbeeld bestaat van een vriendelijk imperium, dat respectvol met minderheden en andere culturen omging. Zielonka vindt dan maar een model uit. Eén dat had kunnen bestaan, ergens in de duisterste middeleeuwen. Een imperium met vele, overlappende beslissingscentra, loyauteiten en culturele identiteiten. Een bedaard imperium ook, één dat niet van militaire macht en veroveringstochten houdt. Een imperium, ten slotte, met onduidelijke grenzen, waar de metropool slechts een beperkte controle heeft over de periferie. Het blijft kunst- en vliegwerk, maar alles is beter dan voort de illusie voeden dat de Europese Unie uiteindelijk tot een soort, federale staat of federatie van staten kan uitgroeien. Die deur werd in 2004 met de 'big bang' dichtgeklapt. In één klap kwamen er toen tien nieuwe lidstaten bij en bijna evenveel talen en culturen. Dat was het kantelmoment, toen veranderde de Unie van koers en misschien wel natuur. Sindsdien wordt het uitbreidingsbeleid vooral door strategische en geopolitieke, dus imperiale, overwegingen geïnspireerd.

Hoe verder imperia uitdijen, hoe moeilijker, zoniet onmogelijker hun identiteitsverhaal wordt.

Als steeds nieuwe staten, naties, talen en religies zich in het rijk vestigen, wordt culturele homogeniteit - de droom van alle nationalisten - een subversief waanbeeld, want bedreigend voor de cohesie van het imperium. Hoe zwakker de metropool, hoe groter het respect voor de heterogeniteit en diversiteit van de periferie moet zijn. Nog een punt waarop het imperium wezenlijk van de natiestaat verschilt en waarom het imperiale denken in Europa een renaissance beleeft. Het imperium dat per definitie een veelheid van naties en staten omvat, zou een garantie zijn voor diversiteit. 'Pas als Europa de vormen van de staat aflegt, zo luidt de imperiale geloofsbelijdenis van Ulrich Beck en Edgar Grande, en zich als een Europees imperium gedraagt, kan een kosmopolitisch Europa vorm krijgen.' Om die reden bepleiten ze een totaal nieuwe redactie van het Europees identiteitsverhaal. Een verhaal dat de waanbeelden en fantomen, de mythes en relikwieën van het verleden laat rusten en voluit op de toekomst focust.

De imperiale logica en dynamiek zitten haaks op de nationale. Als het om veiligheid en welzijn gaat, focussen nationale staten exclusief op het eigen, definitieve territorium. Imperia daarentegen verschuiven de grenzen en zijn met expansie en geopolitiek bezig. Op dat punt is het Europese imperium zeer gelijkend op alle vroegere, kwaadaardige en agressieve imperia. Europa pakt het wel anders aan. Er komen geen of weinig legers aan te pas. De Europese dominantie werkt met wetten en normen. 'Soft power' dus, maar daarom niet minder dwingend. De Unie, zo werd een paar dagen geleden in de Congo-kwestie nog eens dik in verf gezet, heeft niet eens een leger. Als ze in het buitenland iets gekruids wil serveren, moet ze troepen gaan schooien bij de lidstaten. Zoveel onthechting ontroert, maar duurzaam is het niet. Vlugger dan het sociale Europa zal de Europese defensie er staan, want een imperium zonder vuurkracht bestaat niet, zelfs niet in sprookjes. Tenzij Europa de wereld nog eens met iets radicaal nieuws verrast, iets wat momenteel alleen in de verbeelding bestaat. Niet door nog eens de Romein uit te hangen, maar door een imperium te bedenken en neer te zetten dat op wezenlijke punten een negatie van alle imperia uit de geschiedenis is. Het is hoog gegrepen, misschien ongerijmd en alleszins pretentieus. Kortom, Europeser kan het nauwelijks.

Paul Goossens is Europajournalist.


DS, 31-12-2008