PDA

Bekijk de volledige versie : Kerstessay: De wankele zuilen van Europa (2)


Barst
31st December 2008, 18:14
KERSTESSAY / DE WANKELE ZUILEN VAN EUROPA (2)

Het adieu van de afwezige burger


Ruim dertig jaar liet de burger de ingenieurs van Europa hun gang gaan. In 1991, met het verdrag van Maastricht, kwam het tot een kortsluiting. Het onvoorwaardelijk vertrouwen van de burger in het Europees project was opgebruikt. Vijftien jaar later is die impasse nog even actueel, schrijft Paul Goossens in zijn vierdelig Europa-essay. 'Begrijpelijk. Ondanks alle kreten van de sociaal-democratie is de Europese Unie een sociale autist.'


Ruim dertig jaar hield de idylle stand, maar in december 1991 was het voorbij. Het onvoorwaardelijk vertrouwen van de burger in het Europees project was opgebruikt en Maastricht was het omslagpunt. Drie decennia lang gaven de volkeren van de Europese lidstaten hun politieke leiders een vrijgeleide. Wat Brussel ook besliste, het volk boog het hoofd en volgde. Notoire uitzondering was de boerenstand. Vlugger dan om het even wie had zij door dat Europa meer dan een verheven en onthecht vredesproject was. Tussen 1945 en 1991 werd de Europese geschiedenis niet door de burger, hooguit door enkele individuen geschreven. Jean Monnet natuurlijk, Robert Schuman, Paul-Henri Spaak en nog enkele verlichte geesten. Als ze zich al moesten verantwoorden was het tegenover de elites, selecte belangengroepen en... Washington. Zonder de Verenigde Staten hadden the founding fathers het waarschijnlijk nooit geklaard.

Amerika woog op de onderhandelingen, de burger niet. Die had andere besognes, ook in België. Hij had hoofd en handen meer dan vol met het verwerken van de traumatische jaren, de wederopbouw, schoolstrijd en koningskwestie, het eigen huis, Expo '58, de eerste vakantie aan de mediterranee… In de Belgische europolitiek was het toen heerlijk en rustig toeven: geen debat en nog minder controverses. Het was één lommerrijke oase waar alles 'onder vrienden' werd afgehandeld. De breedsprakerige non's van Charles De Gaulle en de afgemeten no's van Margaret Thatcher waren wel frontpaginanieuws, maar beroerden alleen de happy few. De burger werd er warm noch koud van. En toen kwam Maastricht. De publieke opinie kantelde en er kwam een nieuwe politieke dynamiek op gang. De Europese integratie begon aan een rumoerig en controversieel hoofdstuk. Een hoofdstuk dat met het verdrag van Lissabon naar een weinig glorieuze terminus stoomt.

De beslissing van de Twaalf om een gemeenschappelijk munt in te voeren, maakte de tongen eindelijk los. De technocraten en de diplomatie die zich een volmacht over het Europees project hadden toegeëigend en als verlichte despoten de lijnen uitzetten, werden plots met tegenspraak geconfronteerd. Voor het eerst - zelfs het verdrag van Rome was daar niet in geslaagd - kwam de Europese integratie in de politieke polemiek terecht. Europa werd een gespreksonderwerp, ook buiten de salons. In Duitsland bloeide een nieuw nationalisme, dat van de Duitse mark, en ook in Nederland werd de gulden met tranen en oranjevlaggen uitgewuifd. Een deel van de Franse linkerzijde zei adieu aan het Europa van hun partij- en landgenoot Jacques Delors. Ze herontdekte de geborgen schoot van de natie - een fictie, maar daarom niet minder populair - en het comfort van de nationale democratie.

Een deel van de intelligentsia, zowel aan de linker- als de rechterzijde, kreeg heel warme gevoelens bij dat andere, minder ambitieuze Europese model: het Europa van de naties. De bevolking had er oren naar, begon op haar soevereine strepen te staan, uitleg en inspraak te eisen. De politieke leiders die zich tot 1991 nauwelijks over hun Europese handelingen hoefden te verantwoorden, werden in het defensief gedrongen. Eerst met Maastricht, vervolgens met Amsterdam, dan met Nice en het grondwettelijke verdrag en uiteindelijk met Lissabon. De goodwill en het gunstig vooroordeel waar het Europees beleid sinds het verdrag van Rome op teerde, waren voorbij en elke verdragswijziging werd een pokerspel. Maastricht en Nice werden nog met de hakken over de sloot binnengehaald. Het grondwettelijk verdrag flopte en Lissabon crashte op 12 juni in Ierland. Zelfs als de 27 er toch in slagen om de Ierse hindernis te nemen, wordt Lissabon een eindstation.


De burger ontwaakt

Met Maastricht ontwaakte de burger van de Europese Unie uit een slaap die na de Tweede Wereldoorlog begon. Zonder veel uitleg en discussie had hij het allemaal geslikt: het verdrag van Rome, de suprematie van de Europese op de nationale wet, de eenheidsakte. Al die radicale ingrepen in de werking van de nationale staten en de Europese ordening ontlokten nauwelijks debat of gemor. Ooit vergeleek Joseph Weiler die brave volgzaamheid met de manier waarop het Joodse volk zich blindelings aan founding father Mozes overleverde. Bij gebrek aan alternatief zat er voor het Joodse volk niets anders op dan de tien geboden en het 'boek des verbonds', het eerste grondwettelijk charter, te slikken. Terugkeren naar Egypte was geen optie. De cultus van het gouden kalf evenmin, want synoniem voor collectieve zelfmoord. Begin er maar eens aan om zo'n blinkend beest door het mulle woestijnzand voort te trekken als zoveel mobielere Kanaanieten, Amorieten en Ferezieten op de loer liggen. Toen Mozes van zijn berg kwam en zijn volk vertelde waar het op stond, was de veer gebroken. 'We zullen gehoorzamen, zo staat het in Exodus 24.7, en later zullen we proberen te begrijpen.' 'Een heel intrigerende inversie,' schreef Weiler, 'want zoveel normaler is dat je eerst probeert te begrijpen.'

Ook in het door zelfdestructie en terreur getraumatiseerde Europa kwam het begrijpen pas veel later. De oude Europese orde, die stal van naties die allemaal het edele roofdier uithingen, was onmiddellijk na 1945 al haar krediet kwijt en het besef dat er iets nieuws moest komen, was boven elke twijfel verheven. Zo kregen Monnet, Schuman, Spaak hun moreel mandaat en ging een ingrijpende wijziging van de Europese architectuur van start. Pas met Maastricht ontdekte de burger hoe radicaal het huis vertimmerd was, de spelregels veranderd en hoe grondig de soevereine staatsmacht reeds was uitgehold. Het idee dat het kroonjuweel van de nationale staat, de eigen munt, op haar beurt voor de bijl zou gaan, was voor velen een ondraaglijke gedachte en voor de lagere sociale groepen een bedreigend perspectief.

Tot dan toe was euroscepticisme een puur Brits product. Nauwelijks geschikt voor export, tenzij misschien naar Denemarken. De zes stichtende leden van de Unie - Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux - leken immuun voor een benadering die, zo werd toen voor waar aangenomen, alleen op een eiland dat de nostalgie naar de Falklands en de imperiale tijd koesterde, kon gedijen. Een foute diagnose, zo bewees Maastricht. Niet alleen in Denemarken dat het nieuwe verdrag in eerste instantie afwees, maar ook in Duitsland, Frankrijk en Nederland kregen eurosceptische stellingen groeiende bijval. Met een rist uitzonderingsclausules en na een tweede Deens referendum kon in november 1993, onder Belgisch voorzitterschap, Maastricht toch van start gaan. Vijftien jaar later is de vertrouwensbreuk tussen de bevolking en haar Europese leiders nog niet hersteld en op elk beslissend moment, zeker als er een referendum bij te pas komt, dreigt een nieuwe kortsluiting.

'Het legitimiteitvraagstuk', aldus Geert Mak in 2006, 'sluimert als een veenbrand, die zo nu en dan de kop opsteekt, door het hele continent.' Twee jaar later was het opnieuw prijs en moest de brandweer nog maar eens uitrukken. Weer in Ierland, de meest geknuffelde lidstaat van de Unie. En opnieuw, zoals in 2005 in Frankrijk en Nederland, waren het de lagere inkomensgroepen en de minder geschoolden die het 'nee' forceerden. 74 procent van de Ierse arbeiders stemden tegen Lissabon en dat is spectaculair meer dan de 40 procent van ondernemers en zelfstandigen. Het zijn taaie percentages, want zeer vergelijkbaar met die van 1993 in Frankrijk, toen François Mitterrand met de volksraadpleging over Maastricht bijna op zijn presidentiële bek ging. Nog verontrustender is dat die percentages heel explosieve cocktails kunnen vormen. Het nationalisme, het mag dan neo zijn, dat in de lagere sociale klassen wortel schiet, is een vies en giftig kruid.


Schuldig politiek verzuim

In de jaren negentig was de sociaal-democratie dominant aanwezig in de Europese Commissie en de Europese Raad, maar toch is het haar niet gelukt om de vertrouwensbreuk tussen de Unie en onderkant van de samenleving te dichten. Dit was meer dan een gemist historisch rendez-vous, dit was flagrant schuldig politiek verzuim. Zo blijft de Unie zich als een sociale autist gedragen en wordt het sociaal deficit steevast weggepraat, geminimaliseerd of toegedekt. Ondertussen worden steeds nieuwe informatietekorten ontdekt. Zo was het na Maastricht, zo was het na het desaster met het grondwettelijk verdrag. Er kwamen miljoenen vrij voor een grootschalige communicatiestrategie en daar bovenop kwam het 'Europa van de resultaten', een vondst van José Manuel Barroso. Hij porde Commissaris Viviane Reding aan om het mes in de gsm-tarieven te zetten en gaf de Nederlandse Jeanne d'Arc van de eerlijke concurrentie en het heilig consumentenbelang een vrijgeleide om tegen Microsoft, Siemens, Otis en Saint-Gobin ten oorlog te trekken. Indrukwekkend, maar de Ieren haalden voor al dat moois hun schouders op. Uitgerekend het volk waarvoor de sociaal-democratie bij elke Europese verkiezing de sociale trommels roffelt, bedankte voor meer Europa.

Hier is meer aan de hand dan nationale nukkigheid die zich zo graag bij referenda over Europa manifesteert. Het is een duidelijk signaal dat er iets fundamenteels aan het sociale draagvlak van de Unie schort en er zich bijgevolg een correctie van het beleid, zeker het sociale beleid, opdringt. Dat komt er echter niet. Bij gebrek aan Europese bevoegdheden en manifeste onwil van vele lidstaten - Groot-Brittannië staat hier echt niet alleen - kun je over het sociale Europa alleen praten. Het is niet omdat de Unie een paar snoepjes toegegooid kreeg en zich met de veiligheid op de werkvloer, de maximale arbeidsuur en het sociaal overleg mag inlaten, dat er ook maar iets wezenlijks veranderde. Het sociaal beleid is en blijft nationale bevoegdheid en elk voorstel om daar aan te sleutelen, botst bij elke verdragswijziging op de hardste veto's. Veel meer dan rommelen in de sociale marge zit er de volgende decennia voor Europa niet in. Ook niet als Lissabon de Ierse hindernis kan nemen.

Het sociale Europa is voor de sociaal-democratie core business. Bij elke Europese verkiezing verschijnt wel een manifest waar weidse sociale horizonten worden geschetst en de verwachting gewekt dat het sociaal Europa binnen handbereik ligt. Mooie en niet zelden hypocriete woorden. Toen de sociaal-democratie in 1997 met Tony Blair in Groot-Brittannië en Gerhard Schröder in Duitsland aan de macht kwam, kreeg ze de kans om het sociale Europa uit de woordenbrij te tillen en de Unie een duidelijke sociale smoel te geven. De heren keken echter de andere kant uit. Niet één keer, maar zeven jaar aan een stuk. Zowel in Nice als tijdens de Conventie over het grondwettelijk verdrag bleven alle veto's tegen om het een welke sociale bevoegdheidstransfer overeind. Sociaal-democratische politici beschikken over een niet te evenaren talent om, zodra ze regeringsleider zijn, hun Europese partijprogramma's voor het nationaal belang in te ruilen. Niet alleen regeringsleiders trouwens. Al meer dan tien jaar beheert de sociaal-democratie het Duits en het Brits ministerie van Financiën, maar aan de fiscale veto's wordt niet geraakt.


My money back

De bedenking van Michael Ignatieff uit 1998 is nog steeds actueel. 'Gedurende het grootste deel van de geschiedenis', schrijft hij in Etnische conflicten en het moderne geweten 'vielen de grenzen van onze morele wereld met die van de stam, de taal, de religie en de natie samen. De gedachte dat we verantwoordelijkheid zouden dragen voor mensen die buiten onze grenzen wonen, gewoon omdat ze mensen zijn, is een moderne gedachte.' Ook in het Europa van de 21ste eeuw slaagt het sociale geweten, a fortiori het beleid, er nauwelijks in om de nationale reflexen af te leggen en de staatsgrenzen te overstijgen. Ondanks recente humanitaire oprispingen blijft solidariteit een nationaal begrip, een voorrecht van gelijke burgers van dezelfde staat. Ze stopt meestal aan de staatsgrenzen. Zo sterk het sociaal deficit in eigen land wordt uitvergroot, zo klein is de focus als het over het buitenland gaat. Die blindheid is de legitimatie bij uitstek voor het puur lokale sociaal beleid en de nationale verankering van de welvaartsstaat. 'Ik ben niet gek en politieke zelfmoordneigingen zijn me totaal vreemd', zei Nicolas Sarkozy begin juli op de Franse televisie. 'Er kan geen sprake van zijn dat Berlijn over onze pensioenen en uitkeringen zijn zeg krijgt.' Daarmee was de deur van het sociale Europa opnieuw op slot en niemand in Frankrijk die protesteerde. Ook (vooral) de linkerzijde niet.

Europa mag dan al aan sociaal autisme lijden, het is nog altijd een formidabele, transnationale solidariteitsmachine. Dank zij de cohesiefondsen - na de landbouw de belangrijkste uitgavenpost op het Europees budget - waardoor de armere regio's van de Unie een leuk en voedzaam slaatje kunnen binnenhalen. Overigens kan de hele Europese begroting als een solidariteitshefboom geïnterpreteerd worden. De 'juste retour', een absoluut axioma in zowat alle internationale organisaties, staat in geen enkel Europees verdrag en het is geen toeval dat uitgerekend Margaret Thatcher daar keet rond schopte. Destijds stond de Britse dame erg geïsoleerd, vandaag wordt haar I want my money back door steeds meer lidstaten beleden. Er zit inderdaad sleet op de Europese solidariteit en ook dat is een aanduiding dat de nationale staten het solidaire en sociale Europa nog strenger willen rantsoeneren. Daarmee dreigt de impasse binnen de Unie alleen maar groter te worden en het sociaal draagvlak van Europa verder weg te smelten. Ondertussen worden de duimschroeven van de nationale regeringen voortdurend aangedraaid. Met de eenheidsmarkt, de euro, het Europees rentebeleid, de begrotingsnormen, de fiscale concurrentie wordt de manoeuvreerruimte om een sterk sociaal beleid te voeren almaar kleiner. Uiteindelijk dreigen de pijlers waarop de nationale welvaartsstaat rust, het te begeven. De gevolgen laten zich raden: een hernationalisatie van veel Europees beleid. Dat het een reële optie is, werd tijdens de recente bank- en financiële crisis aangetoond.

Paul Goossens is Europajournalist.


DS, Vrijdag 26 december 2008