PDA

Bekijk de volledige versie : Waar is de onschuldige Vrouwe Justitia?


Barst
24th December 2008, 13:12
Waar is de onschuldige Vrouwe Justitia?


Na de nota-Londers is het beeld van de onschuldige Vrouwe Justitia is ver weg, vindt HENDRIK VUYE. 'Na Dutroux werden de politionele diensten grondig herdacht. Laten we verhopen dat na Fortis de rechtsbedeling wordt herschreven.'


Dat ons land een veelvoud aan politieke instellingen kent, is genoegzaam bekend. Daarnaast kent België nog drie hoogste rechtscolleges: het Grondwettelijk Hof (voorheen het Arbitragehof), het Hof van Cassatie en de Raad van State. Het zijn drie haantjes, deze hoogste rechtscolleges.

Dit bleek al in de Total-zaak waar de rekbaarheid van de genodicewet op de proef werd gesteld. De saga begint in 2002 met vier Birmanen die zich burgerlijke partij stellen tegen Total wegens misdaden tegen de mensheid. In 2003 wordt de genocidewet echter gewijzigd. De aanhangige rechtsgedingen blijven slechts gehandhaafd indien er ten minste één Belgische klager is, zoniet wordt de vordering onttrokken aan de Belgische rechtscolleges. Omdat geen van de vier Birmanen de Belgische nationaliteit bezat, leek de strijd gestreden. In een arrest stelt Cassatie echter een prejudiciële vraag aan het toenmalige Arbitragehof: is deze wetswijziging in overeenstemming met de Grondwet?

Het Arbitragehof oordeelt dat de wetswijziging de Grondwet schendt: de hoedanigheid van politiek vluchteling moet volstaan om de zaak niet te onttrekken aan de Belgische rechtscolleges. Het toeval wil dat één klager het statuut heeft van politiek vluchteling. En toch zal het Hof van Cassatie in 2005 de zaak onttrekken aan de Belgische rechtscolleges. Roma locuta, causa finita, luidt het spreekwoord. Maar niet in dit geval. Eén van de vier klagers had namelijk een verzoek tot vernietiging aanhangig gemaakt bij het Arbitragehof. In 2006 vernietigt het Arbitragehof de omstreden wetsbepalingen. Het lijkt erop dat het Hof van Cassatie voor schut staat.

De bevoegde minister maakt gebruik van zijn injunctierecht en draagt de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie op de intrekking te vorderen van het cassatiearrest van 2005. Het Hof van Cassatie verwerpt dit verzoek. Vervolgens treedt de minister opnieuw in actie en Cassatie oordeelt in 2008 dat de vervolging onontvankelijk is. Zo wordt Total niet vervolgd en dit op grond van een wet waarvan het Grondwettelijk Hof tot tweemaal toe heeft vastgesteld dat hij in strijd is met de Grondwet.

Vorige week mochten we een nog sterker staaltje aanschouwen. Ghislain Londers, de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, richt een vertrouwelijke en persoonlijke brief aan de voorzitter van de Kamer. Binnen de kortste keren haalt deze vertrouwelijke brief de nationale media. Later volgt een nota van dezelfde eerste voorzitter aan de Kamervoorzitter. De vermelding 'vertrouwelijk' blijft deze keer achterwege. De ervaring heeft immers al geleerd hoe relatief deze vermelding is. In deze nota staat dat een magistraat in de Fortis-zaak het geheim van het beraad heeft geschonden. Er zijn bovendien aanwijzingen dat deze gelekte informatie werd gebruikt om het verloop van het geding te beïnvloeden. Vervolgens zou de procureur-generaal bij het hof van beroep mogelijk druk hebben uitgeoefend op de twee andere raadsheren die zetelen in de Fortis-zaak. Het plaatje is niet echt fraai: één raadsheer klapt uit de biecht, twee anderen ervaren een ongeoorloofde druk. Het beeld van de onschuldige geblinddoekte Vrouwe Justitia is ver weg.

Bovendien schrijft Londers dat het optreden van de procureur-generaal 'de zaken sterk heeft bemoeilijkt met alle gevolgen van dien'. De procureur- generaal repliceert in een brief aan de eerste voorzitter. Deze in het Frans opgestelde brief bevat de vermelding 'personnelle - par porteur', maar ook deze brief vindt snel zijn weg binnen de media.

Menig jurist heeft zich ongetwijfeld de vraag gesteld naar de rechtsgrond van dit gebeuren. De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie steunt zich op artikel 398 van het Gerechtelijk Wetboek dat hem een recht van toezicht geeft op de hoven van beroep. Houdt dit recht van toezicht echter ook in dat hij verslag uitbrengt bij de Kamervoorzitter? Dit is alvast nog nooit vertoond.

Het onmiddellijk gevolg van deze nota was de val van de regering-Leterme. Naar de gevolgen op lange termijn blijft het gissen. Kan het eigenlijk dat de eerste voorzitter in zijn nota onomwonden stelt dat één van de magistraten klaarblijkelijk het geheim van het beraad heeft geschonden? Tegen deze magistraat werd een tuchtonderzoek gestart en een strafklacht ingediend. Hoe moet het nu, in het licht van de nota van Londers, met het recht op een eerlijk (tucht-)proces van deze rechter?

Minister van Justitie Vandeurzen en de procureur bij het hof van beroep baseren hun interventie op artikel 140 van het Gerechtelijk wetboek. Dit wetsartikel bepaalt dat het openbaar ministerie waakt voor de regelmatigheid van de dienst van de hoven en rechtbanken. Londers stelt dat het gebruik, door minister Vandeurzen, van deze wetsbepaling in een zaak die in beraad is, hoogst uitzonderlijk is en naar zijn weten nooit is voorgekomen. Dit gebeurt echter wel meer. De eerste voorzitter maakt immers zelf een nooit geziene toepassing van artikel 398 van het Gerechtelijk Wetboek.

Alsof het nog niet ingewikkeld genoeg is, wordt nog een parlementair onderzoek geënt op dit alles. Dergelijke samenloop tussen een parlementair onderzoek en onderzoeken van de rechterlijke macht kan naar Belgisch recht. Maar is meervoud in deze wel een deugd? Dit veelvoud aan rechtsbedelingen en toezichthouders staat een goede rechtsbedeling in de weg. Na Dutroux werden de politionele diensten grondig herdacht. Laten we verhopen dat na Fortis de rechtsbedeling wordt herschreven.

Hendrik Vuye is hoogleraar Staatsrecht Universiteit Hasselt.


DS, 24-12-2008