Pieterjan
1st September 2005, 01:57
Frank Vandenbroucke wil niet betuttelen
,,Onderwijs is van iedereen''
Van onze redacteurs
http://www.standaard.be/assets/images_upload/BROEKC.MM.jpg
Frank Vandenbroucke: ,,Iedereen moet zich verantwoordelijk voelen voor de komende generatie.''
BRUSSEL - Niet iedere school stimuleert de gelijke onderwijskansen even goed. Maar in de plaats van nieuwe regels op te leggen wil de minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke (SP.A), in zijn pact de scholen meer vrijheid geven. ,,In ruil verwacht ik wel resultaten.''
'DE VERSCHILLEN tussen scholen zijn werkelijk ontstellend. Daarom wil ik de scholen responsabiliseren. Ze krijgen meer vrijheid, maar ze moeten wel verantwoording afleggen. Ze moeten aantonen dat ze werkelijk resultaten boeken.''
- En dus moet je ze als minister opnieuw meer regels opleggen?
Nee, helemaal niet. Ik zou op lange termijn steekproeven willen nemen, naar het voorbeeld van de internationale Pisa-studies. Dat betekent dat we de leerlingen testen op wiskunde, taal en andere vakken. We willen testen in hoeverre ze de eindtermen behalen. Dat project moet zich over een periode van 10 tot 15 jaar ontwikkelen.
De bedoeling is niet om een soort klassement van scholen te maken. Het is ook geen examen. Ik wil niet naar het Britse systeem gaan, waar dergelijke resultaten publiek worden gemaakt. Wel willen we de scholen die gegevens beschikbaar stellen, ze ermee confronteren, en daarover spreken.
- Veroorzaakt dat geen bijkomende administratie voor de scholen?
Scholen werken graag mee aan steekproeven. Ze weten dat ze eruit leren. Bovendien organiseren wíj die proeven. Op het vlak van de planlast heb ik al veel gedaan. Zo heb ik bijvoorbeeld al 18.000 formulieren afgeschaft.
- U wilt ook de scholengemeenschappen versterken. Binnen die overkoepelende structuren werken scholen nu al samen. In het basisonderwijs krijgen ze daar extra personeel voor. Wilt u in de middelbare scholen hetzelfde doen?
Het is heel belangrijk dat de scholen hun ervaringen en kennis uitwisselen. Door te horen hoe andere scholen de problemen aanpakken, kun je de eigen kwaliteit verbeteren. Ook zijn de scholengemeenschappen een goed platform om de leerlingen te begeleiden bij hun studiekeuze. Door de samenwerking gebeurt dat op een objectieve manier.
- De minister van Onderwijs neemt wat meer afstand?
De kwaliteit van onderwijs hangt van drie elementen af. Als minister mag je de scholen niet betuttelen. Ten tweede moet je een omgeving creëren waarin veel informatie over andere scholen is. Daar wil ik voor zorgen, en de scholengemeenschappen zijn daar het beste forum voor. Het derde element is de professionaliteit van de leerkracht. Daar werken we via de lerarenopleiding en de ondersteuning van leerkrachten aan.
Tegelijk wil ik de lokale dynamiek laten spelen. De scholen moeten zich verantwoordelijk voelen voor de toekomst van hun jongeren, de toekomst van hun regio, en de hele samenleving moet zich bewust zijn dat onderwijs ook voor hen belangrijk is.
- Wat moet er concreet in de scholen zelf veranderen?
Dat hangt van school tot school af. De verschillen tussen scholen hangen van meer dan één factor af. Eén onderdeel is de structuur van het onderwijs. Een school in Maaseik, bijvoorbeeld, deelt haar studierichtingen niet langer in volgens TSO en ASO. De indeling wordt gemaakt van technisch tot sociaal, ongeacht de onderwijsvorm. Kantoor en mechanica bijvoorbeeld horen niet langer samen.
Maar scholen krijgen de vrijheid om zelf in te schatten hoe ze de kwaliteit kunnen verbeteren. Belangrijk is dat ze de lat hoog genoeg leggen. In scholen die in moeilijke omstandigheden werken, is het aspiratieniveau voor de leerlingen vaak te laag. Men ziet probleemkinderen, en legt voor hen de lat lager.
De scholen moeten op zoek gaan naar de talenten van hun leerlingen en ze aanmoedigen.
- Dan hebt u het vooral over de kinderen uit sociaal achtergestelde gezinnen.
De invloed van de gezinssituatie blijft in Vlaanderen te bepalend voor de studieresultaten. Meer dan elders. Daar moeten we hard aan werken. Daarvoor gaan we onder meer het financieringssysteem hervormen.
- U richt zich in uw beleid niet tot allochtonen. Is dat bewust?
De problemen van allochtonen houden me enorm bezig. Ze hebben niet alleen taalachterstand. Ze komen bovendien meestal uit kansarme gezinnen. Ze hebben het moeilijker in het onderwijs, ze verlaten de school vaker zonder diploma, ze zijn vaker werkloos. Dat hangt allemaal samen. Ik vind dat deze generatie politici de verpletterende verantwoordelijkheid heeft om die tweedeling te stoppen.
Maar dat betekent niet dat ik mijn beleid daarop uitsluitend toespits. Het is wel de bedoeling ze mee te nemen, maar het onderwijsbeleid is niet alleen voor hen bedoeld. Als we iets willen doen aan de kinderen uit een gezin waarin geen Nederlands wordt gesproken, dan gaat dat ook over de leerlingen die thuis alleen dialect horen.
- Daarvoor wilt u taaltoetsen invoeren.
Ja. Het kan niet zijn dat leerlingen het secundair onderwijs verlaten zonder voldoende Nederlands te kennen om aan het hoger onderwijs te beginnen. Daarbovenop komt de kloof in het taalgebruik. De conceptuele onderwijstaal strookt niet altijd met de taal die ze om zich heen horen.
Bladzijde 1: Scholen presteren zeer ongelijk.
01/09/2005
Pieter Lesaffer Guy Tegenbos
©Copyright De Standaard
,,Onderwijs is van iedereen''
Van onze redacteurs
http://www.standaard.be/assets/images_upload/BROEKC.MM.jpg
Frank Vandenbroucke: ,,Iedereen moet zich verantwoordelijk voelen voor de komende generatie.''
BRUSSEL - Niet iedere school stimuleert de gelijke onderwijskansen even goed. Maar in de plaats van nieuwe regels op te leggen wil de minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke (SP.A), in zijn pact de scholen meer vrijheid geven. ,,In ruil verwacht ik wel resultaten.''
'DE VERSCHILLEN tussen scholen zijn werkelijk ontstellend. Daarom wil ik de scholen responsabiliseren. Ze krijgen meer vrijheid, maar ze moeten wel verantwoording afleggen. Ze moeten aantonen dat ze werkelijk resultaten boeken.''
- En dus moet je ze als minister opnieuw meer regels opleggen?
Nee, helemaal niet. Ik zou op lange termijn steekproeven willen nemen, naar het voorbeeld van de internationale Pisa-studies. Dat betekent dat we de leerlingen testen op wiskunde, taal en andere vakken. We willen testen in hoeverre ze de eindtermen behalen. Dat project moet zich over een periode van 10 tot 15 jaar ontwikkelen.
De bedoeling is niet om een soort klassement van scholen te maken. Het is ook geen examen. Ik wil niet naar het Britse systeem gaan, waar dergelijke resultaten publiek worden gemaakt. Wel willen we de scholen die gegevens beschikbaar stellen, ze ermee confronteren, en daarover spreken.
- Veroorzaakt dat geen bijkomende administratie voor de scholen?
Scholen werken graag mee aan steekproeven. Ze weten dat ze eruit leren. Bovendien organiseren wíj die proeven. Op het vlak van de planlast heb ik al veel gedaan. Zo heb ik bijvoorbeeld al 18.000 formulieren afgeschaft.
- U wilt ook de scholengemeenschappen versterken. Binnen die overkoepelende structuren werken scholen nu al samen. In het basisonderwijs krijgen ze daar extra personeel voor. Wilt u in de middelbare scholen hetzelfde doen?
Het is heel belangrijk dat de scholen hun ervaringen en kennis uitwisselen. Door te horen hoe andere scholen de problemen aanpakken, kun je de eigen kwaliteit verbeteren. Ook zijn de scholengemeenschappen een goed platform om de leerlingen te begeleiden bij hun studiekeuze. Door de samenwerking gebeurt dat op een objectieve manier.
- De minister van Onderwijs neemt wat meer afstand?
De kwaliteit van onderwijs hangt van drie elementen af. Als minister mag je de scholen niet betuttelen. Ten tweede moet je een omgeving creëren waarin veel informatie over andere scholen is. Daar wil ik voor zorgen, en de scholengemeenschappen zijn daar het beste forum voor. Het derde element is de professionaliteit van de leerkracht. Daar werken we via de lerarenopleiding en de ondersteuning van leerkrachten aan.
Tegelijk wil ik de lokale dynamiek laten spelen. De scholen moeten zich verantwoordelijk voelen voor de toekomst van hun jongeren, de toekomst van hun regio, en de hele samenleving moet zich bewust zijn dat onderwijs ook voor hen belangrijk is.
- Wat moet er concreet in de scholen zelf veranderen?
Dat hangt van school tot school af. De verschillen tussen scholen hangen van meer dan één factor af. Eén onderdeel is de structuur van het onderwijs. Een school in Maaseik, bijvoorbeeld, deelt haar studierichtingen niet langer in volgens TSO en ASO. De indeling wordt gemaakt van technisch tot sociaal, ongeacht de onderwijsvorm. Kantoor en mechanica bijvoorbeeld horen niet langer samen.
Maar scholen krijgen de vrijheid om zelf in te schatten hoe ze de kwaliteit kunnen verbeteren. Belangrijk is dat ze de lat hoog genoeg leggen. In scholen die in moeilijke omstandigheden werken, is het aspiratieniveau voor de leerlingen vaak te laag. Men ziet probleemkinderen, en legt voor hen de lat lager.
De scholen moeten op zoek gaan naar de talenten van hun leerlingen en ze aanmoedigen.
- Dan hebt u het vooral over de kinderen uit sociaal achtergestelde gezinnen.
De invloed van de gezinssituatie blijft in Vlaanderen te bepalend voor de studieresultaten. Meer dan elders. Daar moeten we hard aan werken. Daarvoor gaan we onder meer het financieringssysteem hervormen.
- U richt zich in uw beleid niet tot allochtonen. Is dat bewust?
De problemen van allochtonen houden me enorm bezig. Ze hebben niet alleen taalachterstand. Ze komen bovendien meestal uit kansarme gezinnen. Ze hebben het moeilijker in het onderwijs, ze verlaten de school vaker zonder diploma, ze zijn vaker werkloos. Dat hangt allemaal samen. Ik vind dat deze generatie politici de verpletterende verantwoordelijkheid heeft om die tweedeling te stoppen.
Maar dat betekent niet dat ik mijn beleid daarop uitsluitend toespits. Het is wel de bedoeling ze mee te nemen, maar het onderwijsbeleid is niet alleen voor hen bedoeld. Als we iets willen doen aan de kinderen uit een gezin waarin geen Nederlands wordt gesproken, dan gaat dat ook over de leerlingen die thuis alleen dialect horen.
- Daarvoor wilt u taaltoetsen invoeren.
Ja. Het kan niet zijn dat leerlingen het secundair onderwijs verlaten zonder voldoende Nederlands te kennen om aan het hoger onderwijs te beginnen. Daarbovenop komt de kloof in het taalgebruik. De conceptuele onderwijstaal strookt niet altijd met de taal die ze om zich heen horen.
Bladzijde 1: Scholen presteren zeer ongelijk.
01/09/2005
Pieter Lesaffer Guy Tegenbos
©Copyright De Standaard