PDA

Bekijk de volledige versie : Het Israëlisch-Palestijns conflict


Barst
21st June 2004, 03:10
Historische Achtergronden: "Gedoemd tot samenleven"


De historie weegt zwaar, veel te zwaar op dat lapje grond in het oosten van het Middellandse-Zeegebied. Alleen al de clichématige benaming ,,Het Heilig Land'' verraadt de passie: heilige grond sta je niet zomaar af. Het gebied is de bakermat van het jodendom en het christendom, en een belangrijk land voor de islam. Het religieuze perspectief speelt nog altijd een belangrijke rol, maar minstens even belangrijk is het basisgegeven dat hier twee volkeren menen recht te hebben op hetzelfde grondgebied.


Om hun aanspraken kracht bij te zetten, slaan ze elkaar met historische en religieuze argumenten rond de oren. Simpel is de oude en de recente geschiedenis van het gebied zeker niet.

Vanaf de negentiende eeuw begonnen steeds meer joden uit de diaspora zich in Palestina te vestigen. Veel joden kwamen tot de conclusie dat alleen een eigen staat hen tegen het oprukkend antisemitisme kon beschermen. Er werd een Joods Nationaal Fonds opgericht met als doel gronden in Palestina op te kopen. Volgens een belangrijk zionist (iemand die streeft naar de oprichting en handhaving van een joodse staat) was Palestina de ideale vestigingsplaats: ,,Een land zonder volk voor een volk zonder land''. Maar dat beeld beantwoordde helemaal niet aan de werkelijkheid. Rond 1914 waren er in Palestina ongeveer 90.000 joodse inwijkelingen op een Arabische bevolking van zowat 750.000 mensen.

De zionistische beweging werd versterkt door de gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog. Het Ottomaanse Rijk vocht mee aan de zijde van Duitsland. Groot-Brittannië zocht bondgenoten in het Midden-Oosten en Londen toonde zich daarom welwillend tegenover het streven naar een joods thuisland in Palestina. Na de geallieerde overwinning werd het Ottomaanse Rijk ontbonden. Het Midden-Oosten werd verdeeld: de geallieerde grootmachten kregen elk een eigen invloedssfeer. Palestina werd een Brits mandaatgebied: dat betekent dat Groot-Brittannië het gebied in opdracht van de Volkerenbond (de voorloper van de Verenigde Naties) moest besturen totdat het rijp werd geacht voor zelfbeschikking.

Onder de Britten nam de joodse immigratie snel toe. Rond 1936 bevonden er zich ongeveer 350.000 joden in het mandaatgebied, tegenover ongeveer 900.000 Arabieren. Het Palestijnse verzet tegen de joodse aanwezigheid nam toe en ontaardde soms in aanvallen op joodse burgers. Die terreur werd door clandestiene joodse organisaties beantwoord. Zij keerden zich ook tegen wat ze als de Britse bezetter beschouwden.

Vanwege het Palestijnse verzet en de dreiging van een oorlog met Duitsland -- waardoor Groot-Brittannië de Arabische wereld niet tegen zich in het harnas wilde jagen -- perkte het Britse bestuur de joods immigratie sterk in.

Maar ondertussen waren in Duitsland de nazi's aan de macht gekomen. De rassenpolitiek van Hitler dreef duizenden mensen op de vlucht, waarvan een groot deel naar Palestina wilde gaan -- en er clandestien ook binnenraakte. Na de Holocaust werd de roep in de joodse milieus om een eigen staat luider dan ooit.

De Britten kondigden in februari 1947 aan dat ze het Palestijnse mandaatgebied op 15 mei 1948 zouden verlaten. Ze vroegen aan de Verenigde Naties, de opvolger van de Volkerenbond, een oplossing uit te werken. Volgens een speciale commissie was een verdeling van het grondgebied de beste oplossing. Het plan werd op 29 november 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties goedgekeurd. De 650.000 joden (30 procent van de bevolking) die zich op dat ogenblik in Palestina bevonden en minder dan tien procent van de grond bezaten, zouden 55 procent van het gebied krijgen.

Hoewel dat voor sommigen niet genoeg was, aanvaardden de joden de regeling. Een scharniermoment in de geschiedenis: na bijna 2.000 jaar herrees een nieuwe staat Israël in het gebied waar ooit David en Salomon heersten. De joden keerden terug naar ,,het Beloofde Land'', dat hen door God was gegeven. Maar dat maakte allemaal weinig indruk op de Palestijnen en de Arabische landen: zij vonden dat de Arabieren niet de prijs moesten betalen voor de Holocaust in Europa.

Na de uitroeping van de onafhankelijkheid van Israël viel op 15 mei 1948 ongeveer de hele omliggende Arabische wereld Israël aan. Maar de slecht georganiseerde aanvallers vormden geen partij voor het joodse leger. Na de wapenstilstand kon de joodse staat haar winst consolideren: ze had meer grondgebied veroverd dan in het verdelingsplan van de VN was bepaald.

Op het Israëlische grondgebied woonden nog ongeveer 160.000 Palestijnen, die het Israëlische staatsburgerschap kregen. Voor de ongeveer 800.000 Palestijnen die op de vlucht geslagen waren, deed Israël de deur dicht. Daarentegen kregen alle joden ter wereld het recht naar Israël te emigreren.

Israël kon rekenen op zijn militaire superioriteit om de Arabische landen in de kleinere en grotere conflicten van zich af te slaan. In 1967 veroverde de joodse staat de Sinaïwoestijn en de Gazastrook op Egypte, de Golanhoogvlakte op Syrië, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem -- met de Klaagmuur -- op Jordanië. Tijdens de Grote Verzoendagoorlog (Jom Kippoer) in oktober 1973 brachten Egypte en Syrië Israël wel even in de problemen, maar uiteindelijk haalde Israël toch de bovenhand.

De Egyptische president Anwar al-Sadat legde zich neer bij de aanwezigheid van de joodse staat in het Midden-Oosten. In 1978 sloot hij een historische vredesverdrag met Israël waardoor Egypte de Sinaï terugkreeg.

De Palestijnen hadden al eerder begrepen dat de Arabische landen niet in staat waren ,,hun'' land te heroveren. Zij namen na de Zesdaagse Oorlog van 1967 in toenemende mate zelf de strijd in handen, met guerrilla-aanvallen en terreuraanslagen over de hele wereld. Yasser Arafat, sinds 1969 aan hoofd van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), werd het gezicht van de strijd tegen de Israëlische bezetter. Eerst vanuit Jordanië, later vanuit Libanon bestookte de PLO Israël, dat terugsloeg op de manier die het het beste kende: met militaire overmacht. Na een grootschalige invasie in Libanon, in 1982, werd de PLO daar grotendeels verdreven. Arafat zette de strijd voort vanuit Tunis, maar het besef daagde dat de Palestijnen de oorlog niet konden winnen. Het doel werd gematigd: een staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.

Eind jaren tachtig, begin jaren negentig kwam er toenadering tussen beide partijen, onder meer omdat Israël onder druk kwam te staan van de wereldopinie door de intifada. De Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook kwamen in opstand tegen de bezetter, vooral wegens de uitbreiding van de joodse kolonies in deze gebieden. Daarnaast schudde Golfoorlog de kaarten door elkaar. Na de Iraakse invasie in Koeweit in augustus 1989 smeedden de Verenigde Staten een coalitie die heel wat Arabische landen bevatte. Maar die vroegen ook dat de VS minder eenzijdig Israël zouden steunen en meer aandacht zouden hebben voor het Palestijnse probleem.

Aarzelend kwam een begin van vrede dichterbij. De vredesconferentie van Madrid in oktober 1991 vormde een eerste aanzet. Onverwacht kwam dan in 1993 na geheime onderhandelingen tussen de Israëlische regering en de PLO de principe-akkoorden van Oslo uit de bus. De PLO erkende het bestaansrecht van Israël, het Israëlische leger trok zich gedeeltelijk terug uit de bezette gebieden, die voor een deel onder Palestijns bestuur kwamen.

Oslo was slechts het begin: het was de bedoeling dat de Palestijnen een steeds grotere autonomie zouden verwerven en dat ondertussen de onderhandelingen tot een echte Palestijnse staat zouden leiden. Maar het vredesproces verzandde, onder meer door het onderlinge wantrouwen. De Israëlische premier Ehud Barak en Yasser Arafat, die ondertussen tot Palestijnse president was verkozen, zouden in het Amerikaanse Camp David de impasse in één ultieme onderhandelingsronde oplossen in de zomer van 2000. Maar het overleg mislukte.

En na het uitbreken van de tweede intifada -- de Palestijnse opstand die begon na het mislukken van Camp David en na het provocerende bezoek van toenmalig oppositieleider Ariel Sharon aan de Tempelberg in september 2000 -- leek vrede verder weg dan ooit. Het Israëlische antwoord was hard en militair. Een vicieuze cirkel van aanslagen en represailles kwam op gang.

Toch is bijna iedereen het er in wezen over eens dat Palestijnen en Israëli's gedoemd zijn om naast elkaar samen te leven en dat de Palestijnen nood hebben aan een levensvatbare staat en de Israëli's aan veiligheid. De meeste Arabische landen hebben zich bij de aanwezigheid van Israël neergelegd. Maar zolang de Palestijnse zaak niet is opgelost, behoudt ze haar wervend karakter voor terroristen.


Manu Tassier 03/05/2003
©Copyright De Standaard

Barst
21st June 2004, 04:07
Over de actualiteit van het oriëntalisme: Misleidend eendrachtige vlaggen

Edward Said 21/08/2003 (één maand voor zijn dood, op 25/09/2003)
(Cursivering BS)

Volgens de Amerikaans-Palestijnse essayist Edward Said hebben westerse intellectuelen met hun ideeën over de 'Arabische ziel' mee de oorlog in Irak helpen rechtvaardigen. Vijfentwintig jaar na de publicatie van zijn postkoloniale klassieker Oriëntalisme , meent Said dat er meer dan ooit tevoren nood is aan een humanistische benadering.

Negen jaar geleden schreef ik een nawoord bij Oriëntalisme . Ik probeerde uit te leggen wat ik had gezegd en wat ik niet had gezegd. Ik besprak de vele discussies die na de verschijning in 1978 waren losgebarsten, en ook het gemak waarmee een werk over de voorstelling van ,,het Oosten,, zich leent tot foutieve interpretaties. Dat ik intussen op de hele zaak veeleer met ironie dan met irritatie terugkijk, wijst er vooral op dat ik ouder ben geworden. De recente overlijdens van mijn twee belangrijkste intellectuele, politieke en persoonlijke mentoren, de schrijvers en activisten Eqbal Ahmad en Ibrahim Abu-Lughod, deden me veel verdriet maar brachten ook berusting, en tegelijk betekenden ze voor mij een stimulans om koppig door te gaan.

In mijn memoires Out of Place (1999) beschrijf ik de vreemde en ambivalente werelden waarin ik opgroeide. Ik breng er uitgebreid verslag uit over hoe ik gevormd ben door de omstandigheden in Palestina, Egypte en Libanon. Hoewel het een zeer persoonlijk verhaal is, vertelt het niets over mijn jaren van politiek engagement na de Arabisch-Israëlische oorlog van 1967.

Het boek Oriëntalisme en de tumultueuze gebeurtenissen van de recente geschiedenis zijn nauw met elkaar verbonden. Op de eerste bladzijde van dat boek heb ik het over de Libanese burgeroorlog die in 1990 eindigde. Maar het geweld en het gruwelijke bloedvergieten zijn nooit opgehouden. We hebben de mislukte vredesakkoorden van Oslo gehad, het uitbreken van de tweede intifada en de vreselijke lijdensweg van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. We zagen het begin van de verwoestende zelfmoordaanslagen, met als meest huiveringwekkende en apocalyptische voorbeeld de aanslagen van 11 september en de nasleep daarvan: de oorlogen tegen Afghanistan en Irak. Terwijl ik deze regels schrijf, zetten Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de onwettelijke bezetting van Irak voort.

Dit is nu eenmaal de botsing der beschavingen, zegt men. Ze houdt nooit op, is genadeloos en onoplosbaar. Ik ben het daar niet mee eens.

Ik wou dat ik kon zeggen dat in de VS van vandaag het Midden-Oosten, de Arabieren en de islam beter worden begrepen. Helaas. Wat de Amerikaanse bewindvoerders en hun intellectuele lakeien maar niet begrijpen, is dat je de geschiedenis niet zomaar kunt wegvegen als krijtletters van een schoolbord. Alsof ,,wij'' er onze toekomst kunnen opschrijven en onze eigen levenswijzen opdringen aan die arme kneusjes ginder.

Hoogwaardigheidsbekleders in Washington en elders hebben het vaak over de veranderende kaart van het Midden-Oosten, alsof eeuwenoude samenlevingen en miljoenen mensen even kunnen worden opgeschud als pindanoten in een bokaal.

Het is niet de eerste keer dat het ,,Oosten'' dit overkomt. Het ,,Oosten'' is een halfmythische constructie die ontstond toen Napoleon op het einde van de achttiende eeuw Egypte binnenviel. Sindsdien zijn die opvattingen over het Oosten talloze keren hernomen en herschreven. Maar nooit had men oog voor het immense bezinksel van de geschiedenis, de duizelingwekkende verscheidenheid van volkeren, talen, ervaringen en culturen. Alles werd op één hoop gegooid en vermorzeld tot betekenisloze fragmenten, zoals de archeologische brokstukken die men meenam uit Bagdad.

Geschiedenis wordt gemaakt door mannen en vrouwen, maar kan evengoed door anderen worden herschreven of zelfs verdonkeremaand, zodat ,,ons'' Oosten, ,,onze'' Oriënt meteen ,,onze'' eigendom wordt. Ik heb veel respect voor de volkeren van de regio die vechten om zelf hun zelfbeeld te bepalen. De hedendaagse Arabische en islamitische samenlevingen werden al zo vaak aangevallen vanwege hun achterlijkheid, hun gebrek aan democratie en de schending van de vrouwenrechten, dat we dreigen te vergeten dat zaken als moderniteit, verlichting en democratie allesbehalve eenvoudige en algemeen aanvaarde begrippen zijn. Ze liggen niet zomaar voor het rapen als paaseieren in de tuin.

De onwaarschijnlijke zorgeloosheid van dorre publicisten - die het buitenlandse beleid toelichten zonder dat ze ook maar enig benul hebben van de taal die echte mensen in de werkelijkheid spreken -- heeft een voedingsbodem gecreëerd waarop de Amerikaanse machthebbers hun ersatzmodel van de vrijemarkt-,,democratie'' kunnen inzaaien. Maar er is een verschil tussen kennis van andere volkeren en tijden die berust op begrip, mededogen en diepgaand studiewerk, en kennis die past in het kraam van je zelfbevestiging. Het is ongetwijfeld een van de intellectuele catastrofes in de geschiedenis: een klein groepje van niet-verkozen Amerikaanse ambtenaren broedde een imperialistische oorlog uit tegen een geruïneerde derdewerelddictatuur, gedreven door zuiver ideologische motieven, zoals wereldheerschappij, een streven naar veiligheid en een begeerte naar schaarse grondstoffen - motieven die ze allemaal netjes verborgen hielden. Een oorlog die ook nog eens werd bespoedigd en gelegitimeerd door oriëntalisten die hun vak van wetenschapper hebben verraden.

Mannen als Bernard Lewis en Fouad Ajami, specialisten in de Arabische en islamitische wereld, hadden de grootste invloed op het Pentagon en de Nationale Veiligheidsraad. Ze schotelden de Amerikaanse haviken absurde zaken voor als 'de Arabische geest' en de nu al eeuwenlang durende islamitische neergang, die alleen door een Amerikaans ingrijpen kon worden omgebogen.

Vandaag vind je in Amerikaanse boekhandels stapels voddige lectuur met schreeuwende koppen over de islam en terreur, de Arabische dreiging en het moslimgevaar. Deze boeken zijn neergepend door politieke polemisten die beweren hun informatie te halen bij specialisten die zogezegd zijn doorgedrongen tot in het hart van die vreemde oosterse volkeren. CNN en Fox, plus ettelijke evangelische en rechtse radio-omroepen, ontelbare sensatiekranten en zelfs semi-intellectuele kranten hebben die niet-verifieerbare verzinsels en buitenissige veralgemeningen gerecycleerd om zo Amerika tegen de buitenlandse duivel op te hitsen.

Zonder de behendig in de hand gewerkte opvatting dat de mensen ginder niet zijn zoals ,,wij'' en niet ,,onze'' waarden delen -- uitgerekend het centrale idee van het traditionele oriëntalistische dogma -- zou er geen oorlog geweest zijn. De Amerikaanse adviseurs van het Pentagon en het Witte Huis bedienen zich van dezelfde clichés, dezelfde denigrerende stereotypen, dezelfde rechtvaardigingen voor macht en geweld (heet het immers niet dat macht de enige taal is die ze daar begrijpen?) als de geleerden die destijds werden gemobiliseerd door de Hollandse veroveraars van Maleisië en Indonesië, de Britse legers van India, Mesopotamië, Egypte, West-Afrika, de Franse legers van Indochina en Noord-Afrika.

Intussen is er in het kielzog van de Amerikaanse militairen in Irak een heel leger van aannemers en privé-ondernemers neergestreken aan wie alles zal worden toevertrouwd, van het schrijven van handboeken en de grondwet tot het opnieuw opbouwen van het Irakese politieke leven en de olie-industrie.

Elke betrokken grootmacht had hetzelfde officiële praatje: dat ze niet was als alle andere, dat de omstandigheden uitzonderlijk waren, dat ze een missie had. Allemaal wilden ze beschaven, orde en democratie brengen. Geweld gebruikten ze enkel als laatste redmiddel. En, nog triester, altijd was er een bereidwillig koor van intellectuelen te vinden dat geruststellende woorden sprak over vreedzame of altruïstische naties.

Vijfentwintig jaar na de publicatie van Oriëntalisme is opnieuw de vraag aan de orde of er aan het moderne imperialisme ooit een einde is gekomen, of dat het sinds Napoleons inval in Egypte, twee eeuwen geleden, nooit is opgehouden. Arabieren en moslims wordt steeds voorgehouden dat hun slachtofferdenken en hun doordrammen over de roofzucht van de wereldmachten alleen maar dienen om hun eigen verantwoordelijkheid te verdoezelen. In de literatuur zegt V.S. Naipaul hetzelfde: de slachtoffers van het imperialisme zitten te jammeren terwijl hun land naar de verdoemenis gaat. Dit is een heel lichtzinnige benadering van de imperialistische invasie! Ze houdt er geen rekening mee dat het imperialisme zich jarenlang in de levens nestelt van Palestijnen of Congolezen, Algerijnen of Irakezen.

Denk eraan hoe het is begonnen met Napoleon. Denk aan het ontstaan van de Oosterse Studies. Denk aan de bezetting van Noord-Afrika. Vietnam, Egypte, Palestina. Kijk hoe het in de twintigste eeuw draaide om olie en de strategische controle over de Golf, Irak, Syrië, Palestina en Afghanistan. Herinner je het ontstaan van het antikoloniale nationalisme, met een korte periode van liberale onafhankelijkheid, de periode van de militaire staatsgrepen, van opstanden en burgeroorlogen, religieus fanatisme en nietsontziende brutaliteiten tegen achtergebleven ,,inboorlingen''. Elk van deze fasen produceerde een specifieke, verwrongen kennis over de ander, elke periode creëerde haar eigen selectieve beeldvorming en haar polemieken.

In Oriëntalisme was de humanistische kritiek voor mij een middel om deze strijd te doorbreken. Ik wilde een episode van bezinning en analyse inlassen na de polemische waanzin die ons in de tang hield. Wat ik probeerde te doen, vatte ik samen onder de noemer ,,humanisme''. Hoewel erudiete postmoderne critici vandaag dat woord met een zeker dédain uitspreken, blijf ik het koppig gebruiken.

Met humanisme bedoel ik eerst en vooral dat we ons moeten verlossen van de ,,door de geest gesmede handboeien'', zoals Blake zegt. Het humanisme stelt ons in staat onze geest rationeel en met historisch besef te gebruiken, zodat oordelen gefundeerd en bedachtzaam worden. Bovendien spreekt er uit ,,humanisme'' een gemeenschappelijkheid met de andere gebruikers van dat woord, met andere samenlevingen, met andere periodes. Daarom staat een humanist, strikt genomen, nooit alleen.

Als we over zaken als onrecht en lijden spreken, moeten we dat zien in een ruime historische, culturele en socio-economische context. In de voorbije 35 jaar heb ik heel vaak voor het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen gepleit, maar ik heb altijd geprobeerd rekening te houden met wat het joodse volk al aan vervolgingen en massamoorden heeft meegemaakt. De strijd om gelijkwaardigheid in Palestina/Israël moet in de eerste plaats gaan over coëxistentie, niet over onderdrukking en afwijzing.

Voor mensen van de jonge generatie heeft filologie iets ouderwets en schimmeligs. Maar eigenlijk is de filologie de essentieelste en creatiefste van de interpretatieve kunsten. Het mooiste voorbeeld hiervan vind ik Goethes interesse voor de islam, en voor de veertiende-eeuwse soefi-dichter Hafiz in het bijzonder. Uit zijn brandende passie ontstond zijn West-östlicher Diwan , dat later een weerklank zou vinden zijn ideeën over Weltliteratur . Weltliteratur is de studie van alle literaturen van de wereld en is opgevat als een symfonisch geheel dat de individualiteit van elk werk bewaart zonder het zicht op het geheel te veronachtzamen.

Het is ironisch dat samen met de mondialisering de standaardisering en homogenisering, waar Goethe zo voor waarschuwde, almaar toenemen. Dat is ook het kernthema van een essay van Auerbach van 1959, ,,Philologie der Weltliteratur''. Zijn fantastische boek Mimesis , gepubliceerd in Bern in 1946, maar geschreven terwijl hij als oorlogsbanneling Romaanse talen onderwees in Istanbul, had een eerbetoon moeten zijn aan de verscheidenheid van de westerse literatuur van Homerus tot Virginia Woolf. Maar als je het essay van 1959 leest, voel je dat Auerbach zijn boek opvatte als een elegie over een periode toen mensen teksten nog konden interpreteren: filologisch, inhoudelijk, gevoelsmatig en intuïtief. Het was een tijd toen lezers nog erudiet waren en verschillende talen beheersten, zodat ze tot de inzichten konden komen die Goethe zo noodzakelijk vond om de islamitische literatuur te begrijpen.

Je talen en de geschiedenis kennen was noodzakelijk, maar niet voldoende. Met feitelijke kennis alleen kun je nooit helemaal begrijpen wat een schrijver als Dante bedoelt. Voor Auerbach en zijn voorgangers was het vooral belangrijk dat je bereid was om welwillend een tekst binnen te stappen en hem te lezen vanuit het perspectief van zijn tijd en zijn auteur. In plaats van vijandigheid en geestelijke afstand tegenover een andere tijd en een andere cultuur, vergt filologie, zoals toegepast in Weltliteratur , een heel andere instelling. Zij vergt een diepgaande humanistische houding, een generositeit en, laat mij toe het woord te gebruiken, gastvrijheid. De lezer moet in zijn geest een plaatsje vrijmaken voor die vreemde ,,andere''. De belangrijkste opdracht is om ruimte te geven aan werken die anders vreemd en veraf blijven.

Het Duitse nationaal-socialisme heeft dat allemaal op de helling gezet. Auerbach betreurt dat na de oorlog de grondige onderzoeksfilologie die hij zo'n warm hart toedroeg almaar minder kansen kreeg door de standaardisering van ideeën en de toenemende specialisering van de kennis.

Sinds Auerbachs dood in 1957 is het een droeve vaststelling dat zowel de idee als de praktijk van het humanistisch onderzoek aan belang en bereik hebben ingeboet. In plaats van te lezen in de echte zin van het woord worden onze studenten tegenwoordig vaak afgeleid door de gefragmenteerde kennis die op het Internet en in de massamedia circuleert.

Erger nog, hun ontwikkeling wordt bedreigd door oprispingen van nationalistische en religieuze orthodoxie, die vaak door de media verspreid worden. Hun a-historische en sensationele berichtgeving over verre elektronische oorlogen laat de kijkers onwetend over het vreselijke lijden en de tastbare vernielingen. Om de mensen kwaad te houden, krijgt de onbekende vijand het etiket van ,,terrorist'' opgeplakt. De mediabeelden zuigen alle aandacht aan en dat kan in tijden van crisis en onveiligheid geëxploiteerd worden, zoals in de periode na 11 september.

Als Amerikaan en als Arabier vraag ik mijn lezers om de kracht niet te onderschatten van het versimpelde beeld dat een handvol hoge ambtenaren van het Pentagon bedacht heeft om de Amerikaanse politiek in de Arabische wereld te onderstutten. Dat beeld is opgehangen aan de begrippen terreur, preventieve oorlog en eenzijdig opgelegde regimewissel -- geruggensteund door het grootste defensiebudget aller tijden. En de media hebben deze ideeën tot in den treuren herkauwd. Ze vonden dat het hun rol was de zogenaamde ,,specialisten'' aan het woord te laten die de politiek van de regering rechtvaardigden. Bezinning, debat, rationele argumenten en morele principes die gebaseerd zijn op de opvatting dat mensen hun eigen geschiedenis moeten maken, raakten in het verdomhoekje. Ze hebben plaats geruimd voor vage ideeën die de lof zingen van de uitzonderlijke positie van Amerika of het Westen, of die het belang van de context geringschatten en andere culturen met minachting bejegenen.

Misschien vindt u mijn sprongen van de humanistische interpretatie naar de buitenlandse politiek te abrupt. Misschien vindt u dat een moderne, technologische maatschappij die met Internet werkt en F-16-straaljagers laat vliegen, uiteindelijk moet worden bestuurd door ongure technocraten als Donald Rumsfeld en Richard Perle. Maar er is iets verloren gegaan: een gevoeligheid voor de reële levens, voor de onderlinge afhankelijkheid van mensen, een gevoeligheid die niet in een formule te vatten is, maar die je niet zomaar aan de kant kunt schuiven als onbelangrijk.

Dit is één kant van het wereldwijde debat dat nu woedt. In de Arabische en islamitische landen is de situatie nauwelijks beter. Roula Khalaf heeft er al op gewezen dat de regio is afgegleden naar een makkelijk anti-Amerikanisme dat weinig begrip toont voor hoe de Amerikaanse maatschappij werkelijk in elkaar zit. Omdat al die regeringen nauwelijks de buitenlandse politiek van de VS kunnen beïnvloeden, stoppen ze hun energie in het onderdrukken van hun bevolking. Dat genereert haat, woede en een gevoel van machteloosheid. Daardoor breken die samenlevingen nooit uit hun schaal en blijven seculiere ideeën over geschiedenis en ontwikkeling er overschaduwd door een sfeer van mislukking en frustratie, en door een Islamisme dat gestoeld is op het opdreunen van teksten en het ontkennen van andere, concurrerende vormen van kennis. De geleidelijke verdwijning van de prachtige traditie van de islamitische ijtihad -- de uitvoering van islamitische regels met verwijzing naar de koran -- is een van de grote rampen van deze tijd. Het gevolg is dat het kritische denken en de persoonlijke worsteling met de problemen van de moderne wereld in de verdrukking zijn geraakt.

Dat wil niet zeggen dat het cultuurleven is afgegleden naar een oorlogszuchtig neo-oriëntalisme aan de ene kant en een algeheel afwijzende houding aan de andere. Op de wereldtop van de Verenigde Naties, vorig jaar in Johannesburg, bleek er, ondanks alle obstakels, toch heel wat bezorgdheid te zijn over de toestand van de wereld. Het maakte eens te meer duidelijk dat de vaak wat gemakzuchtig gebruikte term ,,één wereld'' een nieuwe elan moet krijgen. Niettemin moeten we durven toegeven dat het onmogelijk is de buitengewone complexiteit van onze gemondialiseerde wereld ten volle te vatten.

Er moet een einde komen aan de vreselijke conflicten die mensen bijeendrijven onder misleidend eendrachtige vlaggen als ,,Amerika,'' ,,het Westen'' of ,,de islam''. Het moet uit zijn met het verzinnen van collectieve identiteiten voor miljoenen individuen die eigenlijk heel verschillend zijn. We moeten daar tegenin gaan. De rationele, interpretatieve vaardigheden van een humanistische opvoeding komen daarbij goed van pas. Ik beschouw zo een opvoeding niet in de zin van een nostalgische terugkeer naar traditionele waarden of naar de klassieken, maar als een actieve praktijk: het humanisme als een wereldlijk en rationeel discours. De seculiere wereld is de wereld van de geschiedenis die gemaakt wordt door de mensen zelf. Het kritische denken laat zich niet zomaar mobiliseren tegen de een of andere vijand die wordt aangewezen. In plaats van ons bezig te houden met de zogenaamde botsing van beschavingen, moeten we ons concentreren op het trage samengaan van culturen die elkaar geleidelijk overlappen. We moeten van elkaar lenen en met elkaar samenleven. Maar dat vergt veel tijd, en de durf om geduldig en sceptisch na te denken.

In het humanisme draait alles rond het menselijk individu en de subjectieve intuïtie, niet rond gemeenplaatsen en gezagsargumenten. Niet dat macht er niet toe doet. Integendeel. Ik heb al herhaaldelijk proberen aan te tonen dat macht zelfs werkzaam is in de meest ondoorgrondelijke disciplines, hoe subtiel ook. En om met het allerbelangrijkste te eindigen: het humanisme is het enige, en ik zou zelfs zeggen, het allerlaatste verzet tegen de onmenselijke praktijken en onrechtvaardigheden die de geschiedenis van de mens besmeuren.


Dit is een bewerkte versie van het voorwoord van een nieuwe uitgave van Orientalism , die op 28 augustus verschijnt bij Penguin.
Vertaling: Home Office


©Copyright The Guardian

Barst
12th July 2004, 01:58
Israëlische soldaten / 'We werden mensen zonder geweten'

door Inez Polak, Trouw 09-06-2004


Israëlische soldaten doen een boekje open over hoe zij optreden tegen de Palestijnen. Foto's moeten landgenoten wakker schudden.


TEL AVIV - Aan de muur hangen tussen de foto's drie rekjes met sleutels, autosleutels. ,,Afgepakt van Palestijnen'', legt Joeda uit. ,,Dat deden de soldaten als een soort straf, of uit balorigheid.''

De tentoonstelling, onder de titel 'We doorbreken het zwijgen', is opgezet in een achterafzaaltje in Tel Aviv door zojuist afgezwaaide soldaten. De meesten hebben maanden achtereen in Hebron gediend. Ze beschrijven het nu als een hel. ,,Het ergste'', zegt een van hen, ,,is dat onze diensttijd daar ons tot mensen zonder geweten heeft gemaakt. Toen ik eruit was besefte ik hoe onmenselijk we ons gedragen, hoe gemakkelijk het is om erin mee te gaan.''

De foto's zijn niet eens echt schokkend. Een beetje fotoredactie op een krant krijgt dit soort platen dagelijks binnen. Het enige verschil is dat deze 'kiekjes' zijn gemaakt door de soldaten zelf, gewoon om iets van de sfeer thuis te kunnen laten zien. Zoals de groepsfoto met de lachende soldaten en de graffiti, veel graffiti op de muren. 'Arabs to the Gas chambers', luidt er een, en 'wraak' naast een davidsster, aangebracht door de Joodse kolonisten op het ijzeren luik van een Palestijnse winkel. Er is het beeld van het Palestijnse kind vanuit het vizier van een geweer. En de foto van de Palestijnse man, geblinddoekt achter in een auto.

Het idee van de fototentoonstelling kwam van Joeda. ,,Na de dienst kreeg ik in de gaten dat we allemaal nog de gebeurtenissen van daar met ons meeslepen, dat we in die uniformen niet de mensen waren die we dachten te zijn. Ik heb toen een paar mensen gepolst of ze er wat voor voelden onze foto's tentoon te stellen. Binnen een dag was het rond.''

Ze hebben onderling afgesproken dat ze geen interviews aan de buitenlandse pers geven, dat hun boodschap voor binnenlands gebruik is. Joeda: ,,We willen Hebron naar Tel Aviv brengen, we willen dat de mensen hier weten wat wij daar doen, dat ze beseffen dat die situatie onhoudbaar is.'' Maar in de loop van het gesprek blijkt de drang te vertellen te groot. Stuk voor stuk zitten ze met hun herinneringen.

,,Deze foto's'', zegt Jona, ,,laten zien waar ik niet van houd in mijzelf.'' Twee keer heeft hij maanden lang in Hebron gediend. ,,De eerste keer stoorde ik me nog aan een bepaald soort gedrag. De tweede keer was ik al afgestompt. Het enige waar ik aan kon denken was 'hoe kom ik hier weer levend uit'. Nu wil ik al te graag denken dat ik al die dingen niet heb gedaan, maar ik heb ze gedaan, omdat ik die agressie in me heb.''

De tentoonstelling heeft in Israël de nodige publiciteit gekregen. De kranten brachten de foto's met het verhaal. De televisie wijdde er een achtergrondprogramma aan, waarin de soldaten soms hakkelend vertellen. Zoals over die keer dat ze uit pure verveling een traangasgranaat naar een schoolplein wierpen. Of de keren dat ze opdracht hadden een huis binnen te vallen op zoek naar een verdachte en na afloop bleek dat ze zich in het huis vergist hadden. Er was de oneindige verveling tijdens de wacht en dat schemeruurtje waarin ze maar raak schoten: 'Zie je die auto daar, kan je hem een lekke band bezorgen?' 'Zie je dat raam daar, haal je dat? Oeps, raak.'

De legerwoordvoerder deed onmiddellijk een verklaring uitgaan dat de militaire politie een onderzoek zal instellen naar het vermeende geweld tegen Palestijnen en het vernielen van eigendom. ,,De Israëlische strijdkrachten'', aldus de verklaring, ,,voeden hun soldaten op volgens hoge morele normen .''

Net dezelfde week verschenen er ook berichten over arrestaties van soldaten die zich hadden misdragen en nu vervolgd worden. Leden van de beruchte grenspolitie hadden Palestijnen geslagen, gedwongen hun schoenen te kussen en grind te eten.

,,Wij zijn geen uitzonderingen, het zijn geen excessen, het is een routine die zich herhaalt'', benadrukt Joeda.

,,De jongens hier zijn heel gewone goede jongens'', zegt Jossi, vader van een van de afgezwaaide soldaten. Hij is er trots op dat zijn zoon meedoet aan de tentoonstelling, de zaak naar buiten brengt. ,,Ik ken de situaties, ,,ik heb zelf ook gediend. Misschien dat vroeger de verhoudingen iets minder scherp waren. Maar ik weet ook dat een soldaat niet echt de middelen heeft om de situatie op het moment zelf te kunnen beoordelen of meteen kan handelen. Ik weet dat mijn zoon in het leger alles doet om excessen te voorkomen. Maar de situatie is gewoon onhoudbaar.''

Bij de ingang gaat een vrouw de discussie aan. ,,Waarom weigeren jullie geen dienst?'' ,,We willen geen dienst weigeren'', luidt het antwoord, ,,We willen ons land dienen. We willen alleen dat we niet in een situatie worden geplaatst, zonder toezicht, waarin wij de wet zijn, wij de macht vertegenwoordigen.''

In twee hoeken van de zaal staan video's met schermen waarop de afgezwaaide soldaten hun verhalen vertellen, soms is de stem vervormd en het gezicht onherkenbaar. Zoals bij die ene soldaat die vertelt hoe ze tijdens hun dienst ineens een ijzeren staaf zagen en vreesden dat het om een bom ging. ,,We hebben toen een Palestijn erop afgestuurd om de staaf te checken.'' En een ander, ook al incognito, vertelt dat hij vreest voor zijn reservistendienst naar Hebron terug te keren: ,,Ik heb ontdekt wat macht met me doet, hoe ik ervan geniet.''

Barst
25th July 2004, 03:15
Naar verluidt is de grootste handelspartner van Israël... de E.U. Waarop wachten we dan eigenlijk nog? Of moeten we ons vanaf vandaag ook 'officieel' beschouwen als vazallen van een economisch en politiek uitgesproken imperialistische Joods-Amerikaanse kliek? En dat men dergelijke kritiek vooral niet gaat gelijk stellen met vormen van antisemitisme: het hooghartige spuwen op V.N.-resoluties is pas échte grafschennis van de slachtoffers van de holocaust...


Israël verwerpt VN-resolutie muur

NEW YORK/JERUZALEM (reuters, ap) - Israël vraagt zich af of de EU nog iets constructiefs kan bijdragen tot het diplomatiek proces in het Midden-Oosten nu de Unie zich achter een (niet bindende) resolutie van de Algemene Vergadering van de VN heeft geschaard. Daarin wordt Israël opgeroepen gehoor te geven aan de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof en de ,,veiligheidsmuur'' af te breken. Israël is dat niet van plan.


DE resolutie werd dinsdagavond aangenomen met 150 stemmen tegen zes, bij tien onthoudingen. Tegenstemmers waren de Verenigde Staten, Israël zelf, Australië, de Marshall Eilanden, Micronesië en Palau. Volgens de Amerikaanse vice-ambassadeur bij de VN, James Cunningham, was de resolutie onevenwichtig.

Alle 25 landen van de Europese Unie stemden voor, nadat de Arabische sponsors van de resolutie de tekst op vraag van EU-voorzitter Nederland hadden aangepast. Zo veroordeelt de resolutie alle daden van terrorisme en roept ze Israël én de Palestijnen op hun verplichtingen van het zogenaamde routeplan naar vrede na te komen. Nog op vraag van de EU vermeldt de tekst dat staten het recht hebben zich te verdedigen tegen aanslagen tegen hun bevolking.

Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken liet gisteren weten ,,vooral ontgoocheld te zijn door de Europese houding''. Samen met de VS, Rusland en de VN steunt de EU de zogenaamde ,,road map'' voor vrede in het Midden-Oosten. Maar Israël stelt zich de vraag of de EU nog wel een diplomatieke rol kan spelen. Volgens de Israëlische VN-ambassadeur Dan Gillerman was de ,,schandelijke steun'' van de EU voor de resolutie geïnspireerd door Frankrijk. De relaties tussen Israël en Frankrijk zijn gespannen na een oproep van premier Ariël Sharon aan de Franse joden naar Israël te emigreren om te ontkomen aan het ,,losgeslagen antisemitisme in het land''. ,,We moeten God danken dat over het lot van Israël en van het joodse volk niet in deze ruimte wordt beslist'', zei Gillerman. ,,Het is gewoon wraakroepend dat zo krachtig wordt gereageerd tegen een maatregel die levens redt en zo onverschillig en apathisch op een Palestijnse campagne die levens eist.''

Raanan Gissin, een nauwe medewerker van premier Sharon, zei gisterenmorgen dat de bouw van de veiligheidsmuur op de Westelijke Jordaanoever gewoon doorgaat. ,,Israël zal niet afzien van zijn onvervreemdbaar recht op zelfverdediging'', aldus Gissin.

In zijn advies van 9 juli stelde het Internationaal Gerechtshof in Den Haag niet dat Israël geen muur mag bouwen om zichzelf te verdedigen tegen terreuraanslagen. Het bepaalde wel dat de 600 kilometer lange muur illegaal is omdat ze grotendeels gebouwd wordt op de Westelijke Jordaanoever. Het Hof merkte op dat de geplande constructie diverse nederzettingen beschermt die Israël bouwde op Palestijns grondgebied dat bij de oorlog van 1967 veroverd werd. Het Hof droeg Israël op de muur te slopen waar hij op Palestijns gebied staat en de Palestijnen voor geleden schade te compenseren.

Mogelijk komt het dossier binnen afzienbare tijd op de tafel van de VN-Veiligheidsraad, die wel de bevoegdheid heeft om bijvoorbeeld economische sancties af te kondigen. Maar in dat geval zullen de VS hun vetorecht gebruiken.


©Copyright De Standaard, 22/07/2004


:mad:

Barst
19th August 2004, 19:44
Tussen hoop, geloof en wanhoop
De lange leerjaren van Sus van Elzen


De journalist Sus van Elzen volgt het conflict tussen zionisten en Palestijnen al dertig jaar op de voet. In zijn boek Zand erover schetst hij een genuanceerd en helder beeld van de problematiek. 'Het probleem is niet dat de Palestijnen Israël bezetten. Het probleem is dat Israël Palestina bezet houdt.'


ZAND erover van de vroegere redacteur buitenland van Knack, Sus van Elzen, wil een correct en helder beeld geven van het conflict tussen de zionisten en de Palestijnen. Van Elzen houdt zich al sinds 1976 met de problematiek bezig. Hij is talloze keren ter plaatse geweesten heeft tientallen sleutelfiguren uit beide kampen geïnterviewd. Hij is dus uitstekend geïnformeerd en benadert het conflict genuanceerd. Daarbij is hij niet bang zijn twijfels mee te delen. Bovendien weet hij zijn voortdurend veranderende inzichten op een bijzonder leesbare manier te verwoorden.

Van Elzen herwerkte voor dit boek de belangrijkste artikels die hij over het onderwerp geschreven heeft, maar hij blijft dicht genoeg bij de teneur van de oorspronkelijke teksten om een inkijkje te bieden in de evolutie van zijn inzichten. Zo word je stap voor stap ingewijd in de toenemende complexiteit van het probleem en leer je de onzekerheden, twijfels, misrekeningen en vergissingen van de hoofdacteurs in dit drama van binnenuit te begrijpen.

Dat geldt zowel voor de zionisten die de stichting, uitbreiding en versterking van hun staat bijna uitsluitend vanuit de tragische geschiedenis van de joodse diaspora of het perspectief van de joodse bijbel interpreteerden, als voor de Palestijnen die onverwacht geconfronteerd werden met een nieuwe, onstuitbare Europese invasie.

Daarom werd het Palestijnse verzet door de zionisten en hun achterban vertaald als een variant van de eeuwenoude jodenhaat, en zagen de Palestijnen in het zionisme de voortzetting van de kruistochten en de westerse kolonisering. De zionisten wilden in Palestina, voor hen het bijbelse Israël, een etnische natiestaat opbouwen naar negentiende-eeuws Europees model en moesten in die logica streven naar de verovering van zoveel mogelijk land met zo weinig mogelijk Palestijnen. Die konden het best worden opgevangen in Jordanië, waar toch al een Palestijnse meerderheid woonde, of moesten anders hun status als tweederangsburgers in de joodse staat aanvaarden.

Van Elzen schetst in detail de vele plannen en voorstellen om, met of zonder de hulp van buitenlandse grootmachten als Groot-Brittannië en later de VS, tot een oplossing van het conflict te komen. Hij haalt voorbeelden aan van goede wil en wederzijds onbegrip. Hij schetst de hoop van veel Israëli's en Palestijnen tijdens het ,,vredesproces'' van Oslo en het wantrouwen van evenveel anderen. Voor de sceptische Israëli's waren de toegevingen van de PLO (de erkenning van het bestaansrecht van Israël, de veroordeling van het terrorisme en het aanvaarden van een Palestijnse ministaat op 22 percent van het vroegere grondgebied van Palestina) louter manoeuvres om later de herovering van de hele regio na te streven.

De Palestijnse critici van het vredesproces geloofden niet dat de zionisten hun droom van een Groot-Israël, van de zee tot de Jordaan, hadden opgegeven. De nederzettingen in de Bezette Gebieden waren in hun ogen strategische bruggenhoofden naar dat einddoel, terwijl zowel rechtse als linkse zionisten er vooral een verzekering in zagen dat er nooit een militair gevaarlijke Palestijnse staat zou ontstaan die het bestaan van Israël zou bedreigen. Van Elzen schetst niet alleen de verdeeldheid tussen de voor- en tegenstanders van het vredesproces in beide kampen, met hun extremistische en gewelddadige vleugels - de kolonisten en de ultra-orthodoxe expansionisten tegenover islamistische groepen als Hamas en Jihad - maar toont ook de toenemende ontevredenheid van de Palestijnse bevolking over haar ondemocratische en vaak corrupte leiders. Zijn informatie is zodanig genuanceerd en objectief dat zowel zionisten als pro-Palestijnen het moeilijk zullen hebben met dit boek.

DIE genuanceerdheid geeft hem het recht zich op een verantwoorde manier te engageren. Tegen de corruptie en ambiguïteit van de Palestijnse Autoriteit, maar eveneens tegen de onmenselijkheid van de bezetting en de arrogantie van de kolonisten. Tegen de diplomatieke blunders van Arafat, maar ook tegen de meedogenloze strategie van Sharon: ,,Toch is het probleem niet dat de Palestijnen Israël bezetten. Het probleem is dat Israël Palestina bezet houdt.'' Zolang die bezetting duurt en voortkankert, zolang Israël de oprichting van een leefbare en echt autonome Palestijnse staat tegenhoudt en tegelijk vasthoudt aan het joodse karakter van Israël, zal de situatie alleen maar verergeren. Als men Israël joods wil houden, moet men, rekening houdend met de demografische ,,tijdbom'' (in 2020 of vroeger zullen er in het gebied meer Palestijnen dan joden wonen), kiezen voor een echte twee-statenoplossing. Als men het hele gebied wil annexeren, moet Israël zijn zionistisch karakter opgeven en een moderne democratische en seculiere staat worden voor al zijn bewoners, zonder onderscheid (de zogenaamde binationale oplossing). Israëlische strategen die blijven geloven dat men de Palestijnen op termijn uit hun ommuurde enclaves kan wegpesten, onderschatten de overlevingswil van de Palestijnen: ,,Dus ofwel gaat het om één democratische staat en one man, one vote [], maar daar zullen de Israëli's dan weer niet klaar voor zijn en dat zal de internationale gemeenschap dan weer begrijpen. Ofwel wordt het de oude, wederzijds onaanvaardbare regeling van de twee staten. Israël in de grenzen van 1967 en in de rest een Palestijnse staat met hoofdstad in Oost-Jeruzalem, en geen kolonies daarin, plus een fatsoenlijke regeling voor de vluchtelingen. En ook dan zal nog altijd iemand naar mijn vriend Mohammed moeten gaan, en hem excuus vragen voor de etnische zuivering en de vernietiging van zijn cultuur, voor het vergiftigen van zijn kinderen met een overdosis van angst en wraakzucht, en voor het ontwortelen van zijn olijfbomen en het kapotmaken van zijn land. Tussen dit en dat tijdstip zullen alle doden die vallen, voor niets gevallen zijn.''

SUS VAN ELZEN. Zand erover. De ongrijpbare vrede van Israël en de Palestijnen. Atlas, Amsterdam, 398 blz., 24,90 euro.

DE AUTEUR. Sus van Elzen (1945) werkte als journalist voor Knack van 1973 tot 2003. Hij begon als literatuurrecensent, maar schreef vanaf 1974 over internationale politiek. Hij publiceerde ook enkele romans (Rina, Spookrijders) en de verhalenbundel Hoog boven de blauwe stad.

19/08/2004 Ludo Abicht

©Copyright De Standaard