Barst
16th October 2008, 15:51
VERTROUWEN
Wat heeft de kredietcrisis ons geleerd? Wanneer banken elkaar niet langer vertrouwen, en dus elkaar geen krediet meer verlenen, stort het hele financiële systeem ineen en worden wij allemaal arm.
Dat is meteen het einde van een stoere theorie die je in betere tijden wel vaker hoort verkondigen: het algemeen belang bestaat niet. Het is slechts de optelsom van individuele belangen. Klopt dus niet. Om het in de zeperige taal van de zachte sector te zeggen: rijk worden is een relationeel gebeuren. Je hoeft van de medemens niet te houden. Misschien doe je dat zelfs beter niet, want liefde is erg tijdrovend en tijd is geld. Maar er is wel een minimaal vertrouwen nodig. Dat laatste moet echt zijn. Niet alleen maar virtueel. Sterker nog: het geld mag virtueel zijn, maar het vertrouwen niet. Vaak hoor je somber ogende moraalfilosofen vertellen dat volslagen egoïsme geen geluk brengt. Nu blijkt duidelijk dat het ook arm maakt, een argument dat wellicht meer medeburgers zal overtuigen. Wie rijk wil worden, moet dus niet alleen zichzelf, maar ook anderen vertrouwen. Niet grenzeloos. Wel genoeg.
Meer vertrouwen dus. 'Kinderkens, bemint elkander.' Is dat dan de boodschap? Eindigt hier deze beknopte bijdrage voor Kerk&Leven? Neen, want er is ook nog Jean-Marie Dedecker, dat verdoolde schaap waarover de herder in de hemel zich grote zorgen maakt. Pas op, God ziet hem graag. Ik ook, al ben ik God niet. En, zo wijzen peilingen aan, vele andere mensen houden eveneens van Jean-Marie. Ze zouden zelfs voor hem stemmen indien hij aan verkiezingen deelneemt, wat overigens helemaal niet uit te sluiten valt. Voor hem stemmen, dat gaat mij dan weer te ver, ik beperk mij tot een beetje oprechte liefde. En ik zal u zelfs vertellen waarom.
Jean-Marie probeert vertrouwen te winnen. In dat opzicht verschilt hij niet van de grootbanken. Maar, en hier zit het probleem, hij vraagt ons hem te vertrouwen omdat we alle anderen moeten wantrouwen. Dat is in feite het recept van elke populistische politicus. Hij heeft heel veel vertrouwen nodig, en dat krijg je alleen als je de enige bent die je kunt vertrouwen. Dat overweldigende vertrouwen leidt tot een personencultus, eventueel tot vergoddelijking. In het geval van Jean-Marie gaat het daarbij overduidelijk om een God met gebreken, never mind, misschien is dat wel sexy.
Terug naar de essentie: populisme is altijd gebaseerd op een verstoord evenwicht, waarbij sommigen volkomen gewantrouwd worden, anderen volkomen vertrouwd. De ontsporing begint bij het totale wantrouwen: het is niet omdat onze politici niet allemaal nobele idealisten of geniale denkers zijn, dat we hen diep moeten wantrouwen. Integendeel zelfs. Nobele idealisten, die vrees ik. En geniale denkers zijn in Vlaanderen niet uitgestorven omdat ze hier nooit hebben bestaan, wat mij geruststelt. Kortom, vertrouwen gebaseerd op wantrouwen is per definitie onredelijk groot, en is daarom gedoemd om in teleurstellingen uit te monden. Vertrouwen moet niet totaal, niet bodemloos zijn. Wel geruststellend. Maar wat bodemloos is, is nooit geruststellend. Tussen de banken is ook geen bodemloos, haast lyrisch vertrouwen nodig. Het volstaat om zeker te weten dat je elkaar niet belazert. Dat is genoeg, meer is gevaarlijk.
Gevaarlijk? Altijd? Hier aarzel ik. Want vorige week had ik een lang gesprek met Tiny Muskens, de vroegere bisschop van Breda, die beroemd werd toen hij verkondigde dat wie arm is en honger heeft, een brood mag wegnemen. Nu hij oud is en zich voorbereidt op de dood, woont hij in een klooster in Teteringen bij Breda. Hij noemt zich broeder Martinus. Die naam is onvergankelijker dan bisschop Muskens, omdat een broeder minder te verliezen heeft dan een bisschop. Hoewel ik bisschoppen wel vaker onterecht mijn liefde onthoud, maak ik voor Muskens graag een uitzondering. Hij ziet er broos en breekbaar uit, na twee herseninfarcten en een verkeersongeval. Maar zijn blik is scherp, zijn verstand helder. En hij lacht hartelijk. Dat wekt vertrouwen. Als een bisschop lacht, twijfel ik altijd aan zijn ongeloof.
Op een gegeven ogenblik zei hij, toen het gesprek wegdreef van zijn Brabantse jeugd en het over het hiernamaals ging: 'Ik vertrouw op Christus. Volledig.' Stilte. Mooie stilte. Iets te lange stilte. En dan opeens, met licht spottende ogen: 'En dat doe jij ook!' Zijn spot en zijn stelligheid ontroerden mij. Zijn vertrouwen ook, in God en zelfs in mij, ondanks een verlamde arm en veel vergankelijkheid die door zijn wezen waart. Heb ik dat ook, het vertrouwen waar broeder Martinus blijk van geeft? Totaal? Blind? Onvoorwaardelijk?
Misschien is het bij mij allemaal een klein beetje minder. Het is er wel. Maar het is toch minder, hoe zeg je nou zoiets? Ik zeg niets, omdat zijn vertrouwen mij ontroert, en vertrouwen belangrijker is dan waarheid.
Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht
DS, 16-10-2008
Wat heeft de kredietcrisis ons geleerd? Wanneer banken elkaar niet langer vertrouwen, en dus elkaar geen krediet meer verlenen, stort het hele financiële systeem ineen en worden wij allemaal arm.
Dat is meteen het einde van een stoere theorie die je in betere tijden wel vaker hoort verkondigen: het algemeen belang bestaat niet. Het is slechts de optelsom van individuele belangen. Klopt dus niet. Om het in de zeperige taal van de zachte sector te zeggen: rijk worden is een relationeel gebeuren. Je hoeft van de medemens niet te houden. Misschien doe je dat zelfs beter niet, want liefde is erg tijdrovend en tijd is geld. Maar er is wel een minimaal vertrouwen nodig. Dat laatste moet echt zijn. Niet alleen maar virtueel. Sterker nog: het geld mag virtueel zijn, maar het vertrouwen niet. Vaak hoor je somber ogende moraalfilosofen vertellen dat volslagen egoïsme geen geluk brengt. Nu blijkt duidelijk dat het ook arm maakt, een argument dat wellicht meer medeburgers zal overtuigen. Wie rijk wil worden, moet dus niet alleen zichzelf, maar ook anderen vertrouwen. Niet grenzeloos. Wel genoeg.
Meer vertrouwen dus. 'Kinderkens, bemint elkander.' Is dat dan de boodschap? Eindigt hier deze beknopte bijdrage voor Kerk&Leven? Neen, want er is ook nog Jean-Marie Dedecker, dat verdoolde schaap waarover de herder in de hemel zich grote zorgen maakt. Pas op, God ziet hem graag. Ik ook, al ben ik God niet. En, zo wijzen peilingen aan, vele andere mensen houden eveneens van Jean-Marie. Ze zouden zelfs voor hem stemmen indien hij aan verkiezingen deelneemt, wat overigens helemaal niet uit te sluiten valt. Voor hem stemmen, dat gaat mij dan weer te ver, ik beperk mij tot een beetje oprechte liefde. En ik zal u zelfs vertellen waarom.
Jean-Marie probeert vertrouwen te winnen. In dat opzicht verschilt hij niet van de grootbanken. Maar, en hier zit het probleem, hij vraagt ons hem te vertrouwen omdat we alle anderen moeten wantrouwen. Dat is in feite het recept van elke populistische politicus. Hij heeft heel veel vertrouwen nodig, en dat krijg je alleen als je de enige bent die je kunt vertrouwen. Dat overweldigende vertrouwen leidt tot een personencultus, eventueel tot vergoddelijking. In het geval van Jean-Marie gaat het daarbij overduidelijk om een God met gebreken, never mind, misschien is dat wel sexy.
Terug naar de essentie: populisme is altijd gebaseerd op een verstoord evenwicht, waarbij sommigen volkomen gewantrouwd worden, anderen volkomen vertrouwd. De ontsporing begint bij het totale wantrouwen: het is niet omdat onze politici niet allemaal nobele idealisten of geniale denkers zijn, dat we hen diep moeten wantrouwen. Integendeel zelfs. Nobele idealisten, die vrees ik. En geniale denkers zijn in Vlaanderen niet uitgestorven omdat ze hier nooit hebben bestaan, wat mij geruststelt. Kortom, vertrouwen gebaseerd op wantrouwen is per definitie onredelijk groot, en is daarom gedoemd om in teleurstellingen uit te monden. Vertrouwen moet niet totaal, niet bodemloos zijn. Wel geruststellend. Maar wat bodemloos is, is nooit geruststellend. Tussen de banken is ook geen bodemloos, haast lyrisch vertrouwen nodig. Het volstaat om zeker te weten dat je elkaar niet belazert. Dat is genoeg, meer is gevaarlijk.
Gevaarlijk? Altijd? Hier aarzel ik. Want vorige week had ik een lang gesprek met Tiny Muskens, de vroegere bisschop van Breda, die beroemd werd toen hij verkondigde dat wie arm is en honger heeft, een brood mag wegnemen. Nu hij oud is en zich voorbereidt op de dood, woont hij in een klooster in Teteringen bij Breda. Hij noemt zich broeder Martinus. Die naam is onvergankelijker dan bisschop Muskens, omdat een broeder minder te verliezen heeft dan een bisschop. Hoewel ik bisschoppen wel vaker onterecht mijn liefde onthoud, maak ik voor Muskens graag een uitzondering. Hij ziet er broos en breekbaar uit, na twee herseninfarcten en een verkeersongeval. Maar zijn blik is scherp, zijn verstand helder. En hij lacht hartelijk. Dat wekt vertrouwen. Als een bisschop lacht, twijfel ik altijd aan zijn ongeloof.
Op een gegeven ogenblik zei hij, toen het gesprek wegdreef van zijn Brabantse jeugd en het over het hiernamaals ging: 'Ik vertrouw op Christus. Volledig.' Stilte. Mooie stilte. Iets te lange stilte. En dan opeens, met licht spottende ogen: 'En dat doe jij ook!' Zijn spot en zijn stelligheid ontroerden mij. Zijn vertrouwen ook, in God en zelfs in mij, ondanks een verlamde arm en veel vergankelijkheid die door zijn wezen waart. Heb ik dat ook, het vertrouwen waar broeder Martinus blijk van geeft? Totaal? Blind? Onvoorwaardelijk?
Misschien is het bij mij allemaal een klein beetje minder. Het is er wel. Maar het is toch minder, hoe zeg je nou zoiets? Ik zeg niets, omdat zijn vertrouwen mij ontroert, en vertrouwen belangrijker is dan waarheid.
Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht
DS, 16-10-2008